Soldatenprotest 1966 - 1984

door Henk Spaan




Hoofdstuk VII. Verval


- Klassenstrijdlinkervleugels
- Routine
- De opheffing van de BVD
- De revolutie


De klassenstrijdlinkervleugel

De discussies binnen de BVD gingen voort. In februari 1977 vond het achtste congres plaats in Bunnik. Dit keer stelden stelden de "soldatisten" een koerswijziging voor, en verzette de andere stroming zich daartegen. De "soldatisten" vonden dat de BVD in de voorafgaande periode teveel de hoop had gevestigd op het onderdeelswerk en op het spontane verzet aan de basis, dat het werken in de VVDM teveel was blijven liggen en dat de BVD te weinig had gedaan om invloed uit te oefenen op de strategie van de VVDM. Daarbij bekritiseerden zij ook hun eigen aandeel:

Enerzijds de soldaten en enkele burgerafdelingen, zoals Nijmegen, die bang waren allerlei landelijke punten te propageren als ze toch niet bleken aan te sluiten bij wat er op de kazerne gebeurde. Zij zagen de verdere ontwikkeling van de strijd op enkele onderdelen als het belangrijkste uitgangspunt voor de BVD; als er maar goed gewerkt werd en een onderdeel een zelfstandige macht zou gaan vormen, dan kwam de verbreding van de strijd wel vanzelf. Dit werd in 1975 zelfs min of meer de politieke lijn van de BVD, zie ons verzet op de ALV's om de IHV als landelijk actiepunt te gaan propageren. 1

Zij stelden nu voor zich aan te sluiten bij de keuze van de VVDM om zich te richten op de IHV en om daaraan een kritische invulling te geven.

De kastinspecties, het controleren of de bedden goed zijn opgemaakt, de appèls voor de bedden, het verbieden of terugdringen van vrijere kamerinrichting, het verwijderen van posters, de avondappèls, enzovoorts, moeten naast de beperkingen op het verspreiden van pamfletten en kranten en het houden van vergaderingen op de kazerne, worden gesteld in het kader van een controle over en aantasting van de vrijheden en rechten van de soldaten.

BVD-soldaten moesten zich niet meer in de eerste plaats richten op het werk op het onderdeel, maar op het werk in de kontaktmatenvergadering, in de VVDM dus. De soldatenkrant zou meer dan tot dan toe ook moeten ingaan op discussies binnen de VVDM.

De Soldatenkrant moet hiervoor in de toekomst een vaste rubriek krijgen, bijvoorbeeld op de achterpagina. Deze rubriek moet vooral gericht zijn op de kontaktmaten, aangezien voor de soldaten op de kazernes het intern functioneren van de VVDM niet het grootste probleem is. 2


De IKB had zich op het congres niet goed voorbereid. Gedeeltelijk was dat een bewuste keuze, omdat optreden als blok in het verleden tot wrevel had geleid. Maar dit maal kreeg de IKB steun van Marcel Olierook, die een aantal IKB standpunten onderschreef, met wat minder hooggespannen revolutionaire verwachtingen en zonder het gebruik van de typische IKB-begrippen die zoveel weerstand opriepen. De IKB-ers sloten zich daarbij aan.
Hij vond de vooruitzichten minder gunstig en dat nieuwe ontwikkelingen buiten het leger moeten worden afgewacht.

Wij zullen echter -meer dan voorheen- gericht moeten werken in de burgersector. Deze oriëntatie beoogt op langere termijn de verbinding soldatenstrijd - arbeidersstrijd te leggen en er een permanent en continu karakter aan te geven. 3

Het BVD-werk in het leger moest een deel worden van een bredere radicaalsocialistische beweging en misschien waren VVDM-(afdelings)bestuurders wel het minst toegankelijk voor dergelijke propaganda:

Het is belangrijk dat wij ons richten op de massa van soldaten en niet op de kaders. Onze hoofdactiviteit zal moeten liggen op de afdeling en niet op de ALV's. Uit het feit dat wij voornamelijk uit de KMV nieuwe kaders recruteren, en dat de Soldatenkrant voornamelijk in de KMV's verkocht wordt, mogen we niet afleiden dat onze uitleg en agitatie dan alleen maar op die groep gericht mag zijn. 4

Volgens Olierook moest de BVD niet een radicale linkervleugel van de VVDM zijn maar een revolutionaire anti-militaristische organisatie, of het 'legerdeel' van een toekomstige radicaal-linkse organisatie. Maar het bleef vaag wat dat zou inhouden of hoe er een verbinding moest komen met de arbeidersbeweging. De IKB had daarop natuurlijk wel een eigen antwoord.
Het was een keuze tussen nuances: moet de BVD het accent leggen op de burgersector (omdat daar de toekomstige BVD-soldaten vandaan komen) of op het werk in het leger (omdat zonder dat de BVD geen nut heeft); en moet de BVD de aandacht richten op alle soldaten (omdat politieke kwesties voor alle soldaten van belang zijn), of meer op de aktievelingen in de VVDM (omdat de BVD op hen het meest invloed kan uitoefenen).
Het congres maakte geen keuze. Belangrijke stemmingen eindigden in een gelijk spel, dertig tegen dertig.

KK: Er is dus geen uitspraak gedaan. De vraag is nu óf overbodig geweest, óf we moeten ermee doorgaan na het congres, óf we moeten per geval bekijken wat we moeten doen.
JD stelt voor, de vergadering te schorsen op dit punt. (Aangenomen). De vraag is nu (onbeantwoord), welke gevolgen de stemming heeft voor de prioriteitsstelling. 5

In de praktijk nam iedereen genoegen met de situatie, vooral ook omdat de sfeer op het congres kameraadschappelijk was geweest.

Voor de IKB was het congres een groot (en onverwacht) succes.

We hebben in de hele voorbereidingsperiode voor het achtste congres nauwelijks een rol gespeeld als IKB, maar nu we in discussie waren met hen, die een einde eraan wilden maken, dat de BVD-politiek beperkt werd tot de belangenstrijd en linkervleugelpolitiek, veranderde onze rol naar het achtste congres. Wij besloten om geen eigen teksten te schrijven, maar samen met andere linkse BVD-ers stukken voor het congres te schrijven, al hadden we wel een en ander geschreven in de commissie, maar dat werd via een BVD-afdeling in de BVD gedropt. Dit had wel het gevolg dat we ons als IKB nauwelijks konden presenteren, dat we weinig zelfstandig optraden. Maar dat is de prijs die we bereid waren te betalen. (..) Het congres zelf stond in het teken van de algehele solidariteit. De sfeer was eensgezind en goedgemoed. De wil om te komen tot eenheid was in alle uithoeken van de BVD aanwezig. 6

Toch was dit congres niet het einde van de controversen binnen de BVD tussen de IKB-ers en de niet-IKB-ers. Het bleek slechts een staakt-het-vuren. Vanaf 1977 kreeg de IKB een grotere invloed in de BVD doordat de IKB soldaten begon te leveren, terwijl de toevoer van BVD-soldaten uit andere linkse kringen minder werd. Met de nieuwe mensen stak ook weer een soort superioriteitsgevoel de kop op bij IKB-leden die zich een deel wisten van een bredere organisatie en die voor zichzelf grote taken zagen.
In het Intern Bulletin van de IKB lezen we:

De revolutionairen moeten onophoudelijk strijd voeren tegen de bureaucratie in de VVDM, die vervreemd is van de massa en een rem vormt voor de strijd van de soldaten. 7

De IKB moest de VVDM behoeden voor bureaucratie en moest zorgen dat de rest van de BVD daarin niet mee ging:

De dynamiek van 1976 had hun zich doen richten op de VVDM, maar ook hier kenden zij hun grenzen niet. Het sloeg door naar het gedeeltelijke opgaan in de VVDM-bureaucratie, dat nu overheerst.

De IKB was hierin succesvol geweest met als resultaat de stemmenverhouding van dertig tegen dertig op het congres.

De transformering van de revolutionair-socialisten naar een volwassen deel van de BVD, haar isolement doorbroken, en in toenemende mate in staat naar de praktijk van de BVD op te treden, heeft de BVD niet doen wegzakken in het moeras, waarin de brede voorhoede is weggezakt. En die andere BVD-kameraden (het andere schrijversverbond), die weggezakt zouden zijn, zijn niet weggezakt, integendeel zij zijn naar links opgeschoven, zij leven, nemen deel aan het politieke leven.


Nieuwe spanningen binnen de BVD lieten dan ook niet lang op zich wachten. Gijzelingsacties van Molukse jongeren waren daarvoor de aanleiding. Op 23 mei 1977 gijzelden Molukkers in Bovensmilde een lagere school met ruim 100 scholieren, en bij de Punt kaapten zij een trein met 54 reizigers. Legeronderdelen moesten de omgeving van de trein bewaken en het was de vraag of BVD-soldaten daaraan mee moesten doen.
Toevallig had de LSV in mei gesproken over de opstelling van de BVD tegenover het inzetten van het leger in verschillende situaties. De IKB wilde inzet van het leger in alle gevallen bestrijden, omdat inzet van het leger nooit in het belang van de arbeidersklasse kon zijn en omdat het militaristische tendenzen in de maatschappij versterkte. Maar de meerderheid in de BVD was niet per definitie tegen inzet van het leger, bijvoorbeeld niet tegen het inzetten van dienstplichtigen bij de aardappeloogst in het natte najaar van 1974. De LSV in juni besloot zich niet uit te spreken tegen het inzetten van dienstplichtigen. De gijzelingen waren toen nog gaande.

Het is noodzakelijk dat aan deze actie zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt, en dat verdere escalatie (vergelding, vechtpartijen tussen Molukkers en Nederlanders, provocaties van rechts, de roep om versterking van het politieapparaat) wordt voorkomen. Dit betekent dat de BVD zich niet keert tegen een beperkte inzet van legeronderdelen. Dat wil niet zeggen dat we staan te juichen als het leger wordt ingezet (het is inmiddels al ingezet).

BVD-soldaten moesten fanatisme onder soldaten proberen weg te nemen, reageren op rechtse uitvallen van het kader en eventuele weigeraars ondersteunen, maar:

BVD-soldaten weigeren niet, en propageren het ook niet. Het is belangrijk dat als BVD-ers meegaan, zij zoveel mogelijk informatie verzamelen en dit waar mogelijk doorgeven aan het A.S.. 8

In de week na de LSV meldde een IKB-soldaat zich ziek thuis toen zijn onderdeel naar De Punt moest. Hij weigerde niet omdat hij tevens moeilijkheden met de BVD wilde vermijden. De afdelingen Rotterdam en Leiden ondersteunden de soldaat met een brief aan het polkom waarin zij onder andere de vraag stelden:

We moeten ons wel afvragen of de BVD soldaten kan voorschrijven zich in te laten zetten, met andere woorden, kan de BVD soldaten verbieden te weigeren? Volgens ons kan dat niet. De soldaten hebben zelfbeschikkingsrecht in deze zaak, zij kunnen zelf uitmaken of zij weigeren. Wij ondersteunen dan ook het beroep van onze BVD-kameraad op het zelfbeschikkingsrecht. 9

Het polkom was het hiermee niet eens en dreigde de betrokkene te royeren als hij bij zijn standpunt bleef. Deze reageerde met te zeggen dat dan waarschijnlijk ook anderen de BVD zouden verlaten.

Het polkom kan dit niet anders opvatten dan als een poging haar klem te zetten. Het riekt ook naar "scheurmakerij". Het polkom komt tot de conclusie dat er door enkele kameraden zeer ernstige fouten zijn gemaakt. Het polkom vraagt hierbij de LSV, deze houding scherp af te keuren en dringt er bij de betrokken kameraden op aan, hun houding te veranderen. Zo er kameraden zijn die in hun houding volharden, wenst het polkom een discussie over hun lidmaatschap van de BVD. Het polkom vraagt hierbij tevens aan de LSV, de opvatting over "zelfbeschikkingsrecht van BVD-soldaten", die volgens ons in scherpe tegenspraak is met de principes van het democratisch-centralisme, scherp te veroordelen. 10

Het pleidooi voor zelfbeschikkingsrecht was merkwaardig, omdat erkenning daarvan strijdig was met welke interpretatie van het democratisch-centralisme dan ook. Althans in deze situatie, waarin de LSV uitdrukkelijk en bewust had besloten dat soldaten wél moesten meegaan. Het gaf een chaotische discussie.

VW: Een voorbeeld: Sneevliet maakte bekend dat Trotski vermoord zou worden. Hij werd geroyeerd. Later werd Trotski werkelijk vermoord.
KK: Een ander voorbeeld: Maart 1921, de Duitse Communistische partij bereidt een putsch voor. Een van de partijleiders zit in gevangenschap en heeft een brochure gepubliceerd over het feit dat dit een echte putsch was. Hij is hierom geroyeerd. Later heeft Lenin dit royement goedgekeurd hoewel hij het eens was met de inhoud van de brochure. VW is het hiermee niet eens: Hij had gelijk, dus hij had niet geroyeerd mogen worden. (..) In het verleden is dit veel meer voorgekomen. Zo heeft het polkom de strategie tegen het vrijwilligersleger veranderd, hetgeen pas later door de LSV is goedgekeurd.
KK: De politieke leiding is nog iets anders dan een individueel lid.
VW: Het is in het verleden nog wel meer gebeurd.
JT: Maar toen is het in ieder geval niet van de daken geschreeuwd en verdedigd. 11

De LSV keurde de houding van de soldaat af, en was van mening "dat alle leden zich aan een genomen LSV-besluit dienen te houden". Al voor de vergadering hadden de afdelingen Rotterdam en Leiden laten weten dat zij hun pleidooi voor zelfbeschikkingsrecht introkken. Zeker de IKB-ers in die afdelingen konden dat pleidooi niet volhouden als lid van een organisatie die nóg hogere eisen aan de leden stelde.
In september zette het polkom zijn standpunt in de kwestie op papier, en daarbij kreeg het polkom formeel meer rechten dan een afdeling. In twijfelgevallen moest het polkom een besluit nemen:

Het politiek komitee is dan verantwoordelijk voor een te nemen beslissing. Het individuele lid, dan wel de afdeling behoort zich aan de dan door het politiek komitee genomen beslissing te houden. Gebeurt dit niet, dan heeft het politiek komitee de mogelijkheid het individuele lid, dan wel de afdeling op dat moment te schorsen. 12

Zo vond een rolverwisseling plaats binnen de BVD. IKB-leden pleitten voor zelfbeschikkingsrecht en de anderen kritiseerden hen in naam van het democratisch-centralisme.

Een jaar later was de invloed van de IKB weer teruggevallen tot ongeveer een derde van de stemmen. De IKB presenteerde op het negende congres de opvolger van de "tendens naar een sterke staat": de "klassenstrijdlinkervleugel".
De IKB had de theorie van de sterke staat gepresenteerd in de verwachting van belangrijke gebeurtenissen met name in Zuid-Europa. Het revolutionaire perspectief verdween en daarmee verdween ook de "tendens naar een sterke staat" geruisloos uit de teksten van de Vierde Internationale. De Vierde Internationale wilde zich versterken door de invloed in de arbeidersbeweging te vergroten. Er moesten "klassenstrijdlinkervleugels" komen, groepen van radicale vakbondsleden, voor wie de klassenstrijd, socialisme en revolutie nog betekenis hadden. Dat moest in West-Europa, dus in Nederland en dus ook in het leger.

Om de volgende redenen zullen wij in de komende periode als centrale taak gaan zien "de bevordering van de ontwikkeling van een klassenstrijdlinkervleugel in de VVDM" (dus niet alleen de kaders, maar de soldaten in de strijd en in zelfstandige acties). (..) De snelheid van de ontwikkeling en de ontwikkeling zelf van zo'n klassenstrijdlinkervleugel zal met name afhangen van de opleving van de arbeidersstrijd en het tot stand komen van een oppositietendens in de vakbeweging waarmee zo'n klassenstrijdlinkervleugel zich zou kunnen verbinden. 13

De IKB hoopte een groep van radicale, klassebewuste werkende jongeren te bereiken, die de BVD niet kon bereiken omdat de BVD teveel was opgesloten in het 'studentenmilieu' waaruit de BVD voortkwam. De Vierde Internationale en de IKB wilden eigenlijk wat de maoïsten in 1970 wilden: de fabrieken in, op zoek naar de radicale arbeidersklasse.
Het IKB-voorstel stuitte op dezelfde weerstand net als eerder de "tendens naar een sterke staat". De meerderheid begreep niet waarom er naast de BVD nog een andere structuur moest komen en vroeg na het congres met een betere argumentatie terug te komen.
Er waren op het congres slechts veertig mensen aanwezig en de discussies waren rommelig.

Het congres was nu een vrij willekeurig samenraapsel van discussies die soms interessant waren maar vaak ook vervelend, en uitdraaiden op haarkloverijen. Kort samengevat was de conclusie van het congres: Het gaat klote met de BVD, dus moeten we weer naar de kazernes. 14


De IKB begon de moed te verliezen. De IKB leverde inmiddels een flink aantal soldaten, soms wel de helft van de BVD-soldaten, maar de IKB-ers stuitten op een hardnekkige weerstand in de BVD. De IKB besefte dat het die weerstand niet kon overwinnen. De 'legergroep', een overleg van IKB-ers in de BVD, concludeerde "dat de BVD niet definitief naar links kan" en "dat we niet zonder meer ons kunnen blijven richten op de BVD".15 De IKB vroeg zich af of het niet nuttiger zou zijn, op de kazerne zelfstandig, als IKB-lid, actief te worden en te werken aan de opbouw van de IKB. De gedachte kwam op bij de IKB, ook wel zonder die eeuwige kritici activiteiten in het leger te kunnen opzetten en op zijn minst kon de IKB de eisen aan de anderen wat scherper stellen.

Daarom zitten we nu midden in de beslissende fase: slechts een politieke verovering van de meerderheid door ons, in wisselwerking met een succesvolle praktijk en perspectieven, kan de BVD er bovenop helpen. In elk ander geval betekent het, dat de BVD uit elkaar zal vallen en wij misschien overblijven, maar hebben we dan nog recht op de organisatie? 16

IKB-ers hadden de neiging zich enigszins sectarisch binnen de BVD op te stellen en dit sectarisme werd soms gecorrigeerd vanuit de rest van de IKB, maar vaker werd dit sectarisme juist aangemoedigd, zeker in deze periode waarin de BVD geleidelijk zwakker werd. Een voorbeeld van de druk vanuit de IKB op IKB-ers in het leger vinden we in het Intern Bulletin van de IKB uit augustus '79. Een rapport van de IKB-legercommissie kreeg de kritiek "onmarxistisch" te zijn. De IKB zou moeten pleiten voor aansluiting van de VVDM bij het FNV om daarmee een klassenstrijdtendens in de VVDM op te bouwen.

Daarmee komen we op de tweede vraag: "Verloopt de opbouw van een klassenstrijdtendens in de VVDM wel noodzakelijkerwijs via de BVD?". Alleen het stellen van de vraag op deze manier zet de BVD op haar juiste plaats. Het kan namelijk niet zo zijn dat een samenraapsel van solda(tis)ten die zich wat linkser voelen dat de VVDM-bureaucraten, voldoende uitgangsbasis is voor een revolutionair anti-militarisme. Het kan niet zo zijn dat de BVD onze politieke ideeën heeft over "arbeiders in uniform", als blijkt dat ze dat in de praktijk niet kan uitwerken naar een correct standpunt over de georganiseerde wijze waarop de VVDM aansluiting moet zoeken bij het FNV.

De schrijver vond dat aan de BVD eisen moesten worden gesteld.

Wanneer wij ertoe zouden besluiten uiteindelijk de BVD te verlaten, zullen delen ervan, waarschijnlijk nu eens de een dan weer de ander, bruikbaar zijn bij de opbouw van een klassenstrijdtendens. Een correcte revolutionaire politiek opent nog altijd meer mogelijkheden naar de massa's dan een identificatie met de centristische houding van de BVD, die dikwijls tot inactiviteit leidt. Dat houdt echter in dat wij als de bliksem moeten komen met de nodige platforms: één getiteld "Revolutionair anti-militarisme en de opbouw van een klassenstrijdtendens in de VVDM", waarmee gewerkt kan worden naar de VVDM-militanten toe; en een tweede getiteld "De BVD en de klassenstrijdtendens in de VVDM", waarmee we een zeer fundamentele politieke discussie met de BVD aangaan. 17

In volgende Interne Bulletins had niemand kritiek hierop en tegen die achtergrond wordt het optreden van de IKB-ers binnen de BVD begrijpelijker.
Hoewel IKB-ers de anderen regelmatig afschilderden als "rechts", was er eigenlijk niets waaruit bleek dat zij minder radicaal of minder links waren dan de IKB-ers. Vrijwel alle BVD-ers waren net als de IKB tegen parlementarisme, voor een revolutionaire omwenteling van de maatschappij, en voor een soort basis- of radendemocratie. Ook BVD-ers hadden sectarische neigingen, maar het 'soldatisme' behoedde hen voor teveel vertrouwen in eigen principes. In plaats van het 'soldatisme' in de BVD te bestrijden, kon de IKB beter iets dergelijks in eigen kring toelaten. Dat kon niet door de centralistische structuur van de IKB, en dat maakte het streven van de IKB om in de BVD een meerderheid te behalen zo onheilspellend.
Het feit dat de tegenstelling tussen beide stromingen in de BVD soms leidde tot felle conflicten, kan overigens niet geheel in de schoenen worden geschoven van de trotskisten, "die de boel verziekten". De soldatisten waren namelijk onvoldoende in staat om de goede argumenten te vinden in de discussie met de trotskisten. Het was niet eenvoudig om duidelijk te maken dat er een verschil is tussen actievoeren tegen onrechtvaardigheid in de bestaande maatschappij en actievoeren voor een rechtvaardige maatschappij in de toekomst, waarop de trotskisten zich met hun revolutie concentreerden.


Routine

De VVDM koos de IHV als prioriteit. Het bestuur wilde de acties voorzichtig opbouwen, omdat het geen grote financiële tegemoetkomingen van het ministerie verwachtte. Het bestuur wilde vooral letten op de "immateriële" IHV-eisen. Dus met name op acties voor vrije kamerinrichting en voor het recht op nachtpermissie.

Om daar naartoe te werken stelt het DB voor, om in december al kazerne-acties te gaan voeren op de "kleinere" baalpunten die samenhangen met de IHV-problemen. 18

De strategie van het VVDM-bestuur lag in het voorjaar van 1977 dicht bij de BVD-voorstellen, zoals blijkt uit de woorden van bestuurslid Gerard van Reekum:

De slagkracht van landelijke acties die er in feite alleen maar uit bestaan, dat de maten een busreisje maken (en vaak nog een klote-eind moeten lopen) om in een of andere rokerige gelegenheid naar een popgroep te luisteren, kan niet tippen aan de invloed van acties op de kazerne zelf, invloed op de verwezenlijking van de actiepunten én invloed op de versterking van je eigen kazerneorganisatie. 19

Maar de kazerneacties kwamen traag van de grond. De door een enkeling gekoesterde hoop dat de IHV-strijd voor een opleving van de soldatenbeweging kon zorgen, was te optimistisch.
De VVDM organiseerde in april werd een "kamerbevrijdingsdag", een dag waarop soldaten overal in het land hun kamers naar eigen inzicht zouden inrichten. Op sommige onderdelen werd dat al toegestaan door commandanten, maar op veel plaatsen nog niet.

Ut Harde en Ermelo zijn uiteindelijk de enige kazernes die op kamerbevrijdingsdag goed voor de dag komen. Respectievelijk een illegale demonstratieve bijeenkomst (200 man) en een legale demonstratie (150 man) worden daar gevolgd door kamerbevrijdingen op een aantal onderdelen. De afdelingspost van 29 april belooft weliswaar dat "volgende week nog vele kazernes aan de bak zullen komen", maar veel meer dan een enkele compagnie op Nunspeet komt er niet van. 20

In juni wilde de VVDM landelijk "buitenmeuracties" organiseren. De bedoeling was dat soldaten zonder toestemming een nacht buiten de kazerne zouden slapen, als protest tegen de verplichting om daarvoor permissie te vragen, en als protest tegen de IHV in het algemeen. In de voorbereiding van de acties kwam men toch in het geijkte patroon terecht, zoals blijkt uit een aankondiging in de afdelingspost.

Vorm: demonstratie / manifestatie, en nog wat, in Arnhem (Stokvishal) met een uitgebreid programma, waaronder een kritische popgroep, films, stripdanseres, cabaretgroep, en misschien wordt dit alles wel gepresenteerd door Sjef van Oekel in uniform met drank en lekkere wijven. De betrokkenheid van de maten zal vergroot worden door creatieve toestanden; affiches laten schilderen, meenemen en in de soldatenkamers ophangen, tenten opzetten binnen en buiten de hal, en nog veel meer. Dit is afhankelijk van wat uit de KMV's zal komen. 21

Het resultaat viel weer tegen.

De omvang van de juni-acties in de vorm van demonstraties / manifestaties is door het VVDM-bestuur vantevoren volkomen overschat. Uit de planning van de bussen blijkt dat men rekende op een mobilisatie van zo'n 4000 man (het aantal van de juni-acties in 1975). In feite kwamen op 14 juni in Tilburg weliswaar 1000 man (van opleidingskazernes), maar in Harderwijk slechts 250 (dus een veel kleiner aantal soldaten dan het aantal dat had deelgenomen aan de kamerbevrijdingsdag alleen al in Ermelo en 't Harde. Zelfs de bijgestelde prognoses voor de acties in Arnhem en Assen (respectievelijk 800 en 400) bleken nog te hoog geschat. In werkelijkheid kwam in Arnhem 450 man en in Assen 250 man. 22

De BVD gaf de voorkeur aan acties op de kazerne omdat de soldaten daarop meer invloed zouden hebben. Maar uit het verloop van een IHV-demonstratie op 3 november '77 in 't Harde, waar op dat moment veel BVD-soldaten zaten, blijkt dat ook op kazernes het actievoeren routine werd.
De VVDM had tevoren voor de demonstratie toestemming gevraagd en gekregen; dat maakte de actie automatisch minder avontuurlijk. Voorafgaand aan de demonstratie was een actievergadering, maar slechts vijf soldaten kwamen erop af. De demonstratie zelf was redelijk succesvol. Driehonderd soldaten liepen mee en boden aan de kazernecommandant het resultaat aan van een enquête onder achthonderd dienstplichtigen over de IHV en over de kwaliteit van het eten op de kazerne. Het afdelingsbestuur wilde na afloop verdere acties bespreken, bijvoorbeeld een eetweigering, maar "de basis" vond dat het genoeg was geweest.

Na de aanbieding is opgeroepen om naar het VVDM-hok te komen om een vergadering te houden. Dit leverde niets op. Ook is uit de demonstratie geen organisatorische winst gehaald. 23

Het was voor de VVDM een onoplosbaar dilemma: ook in 't Harde volstonden de soldaten ermee, de enquête in te vullen en aanwezig te zijn op de demonstratie. Net als de landelijke manifestaties begonnen acties op de kazerne het katerige gevoel achter te laten, dat het niet meer was wat het geweest was. De dienstplichtigen waren gewoon minder ontevreden dan vijf jaar eerder.
Van de in juni geplande buitenmeuracties na afloop van de districtsmanifestaties kwam uiteindelijk alleen op de Stolbergkazerne en op de JWFM-kazerne iets terecht.
Van de Stolberg keerden 48 soldaten na middernacht op de kazerne terug zonder dat zij permissie daarvoor hadden, en ongeveer twintig soldaten uit Ede deden hetzelfde. Allen kregen de volgende dag vijftien of twintig gulden boete. Deze acties droegen ertoe bij, dat de nachtpermissieregeling versneld in het Georganiseerd Overleg kwam. In september '77 dreigde een nieuwe regeling toch uitgesteld te worden, en daarom voerden de Stolbergkazerne en de Isabellakazerne in Den Bosch dezelfde acties nogmaals. Als gevolg daarvan kwam er in november alsnog een nieuwe regeling, volgens welke dienstplichtigen na vier weken zonder toestemming buiten de kazerne mochten slapen.

De nachtpermissie was afgeschaft, acties voor vrije kamerinrichting hadden weinig soldaten op de been gebracht, en dus kwam de nadruk in de VVDM-strategie te liggen op acties voor een bonnensysteem. Hieraan kleefden al eerder genoemde bezwaren, maar die waren onvermijdelijk. Acties werden een aanvulling op het overleg in Den Haag, om te laten zien dat de soldaten de eisen van de VVDM nog steeds steunen.
Periodiek lanceerde de VVDM een campagne voor een eis, die kans maakte in het overleg of die "leefde onder de maten". Zo'n campagne moest worden opgebouwd vanaf de kazernes en moest uitmonden in een landelijke manifestatie. VVDM-afdelingen waren al blij met landelijke initiatieven, en deden hun best om de actieplannen uit te voeren. Maar de resultaten waren mager. Het ministerie deed niet veel concessies meer en het aantal soldaten dat de VVDM op de been kreeg, liep terug.
In het najaar van 1977 waren acties op een aantal kazernes, onder andere tegen de kwaliteit van het eten in Vught, voor de vrijheid om affiches op de soldatenkamers te hangen in 't Harde en voor de nachtpermissie. Het bestuur stelde daarna voor, om een "telkaravaan" te organiseren. Het plan was, net als ruim een jaar eerder te tellen hoeveel de dienstplichtigen teveel betaalden aan IHV. Op een aanhangwagentje werd een grote kassa getimmerd en daarmee ging men de kazernes langs. De afdelingen hielden enquêtes en tellingen bij de eetzaal om te bepalen hoeveel soldaten teveel betaalden. Het gevonden bedrag werd dan op de kassa aangeslagen.

De resultaten waren niet om over naar huis te schrijven, en dat gebeurde dan ook niet. Vaak werd in Twintig alleen maar vermeld dat de karavaan bij een kazerne langs geweest was, maar nergens stond dan hoeveel mensen er aanwezig waren en wat er gedaan werd, laat staan dat een verklaring werd gegeven voor de magere resultaten. Het is wel veelzeggend dat de demonstratie in Havelte redelijk geslaagd werd genoemd in Twintig, en in de afdelingspost stond dat er tachtig man waren, terwijl ooggetuigen zeiden dat het er maar veertig of vijftig waren geweest. Kennelijk waren op de andere kazernes de resultaten nog bedroevender. Maar in alle VVDM-publicaties werd daarop niet ingegaan. 24

Tussen januari en april passeerde de karavaan diverse kazernes.

Hoewel er op een aantal kazernes een redelijk opkomstpercentage gehaald werd (Zuidlaren, Vught en Langemannshof), was het geheel toch zeer teleurstellend en kenmerkten de bijeenkomsten zich door een gebrek aan strijdbaarheid. 25

Een geplande afsluitende landelijke manifestatie ging niet door en in mei '78 organiseerde men een buitengewone ledenvergadering over het kazernewerk.

Het is nu wel duidelijk dat alleen het bonnensysteem niet voldoende is om alle VVDM-activiteiten aan op te hangen. Daarvoor ligt het punt te ver van de situatie op de kazerne. Iedereen vindt het wel een rechtvaardige eis, maar wie kan zich er nou kwaad over maken??? Het AB niet, de afdelingsbestuurders niet en de soldaten niet. 26


De VVDM kon afschaffing van de IHV niet bewerkstelligen, en bleek in het najaar zelfs te zwak om een verlaging van de wedde tegen te houden. Tot 1 januari '79 was de wedde voor alle dienstplichtigen gelijk, op het niveau van het minimumjeugdloon van een 20-jarige. Vanaf januari zouden 18- en 19-jarige dienstplichtigen het jeugdloon van 18- en 19-jarigen krijgen. Een 19-jarige kreeg daardoor 42 gulden per maand minder, een 18-jarige 84 gulden.
De VVDM was verontwaardigd en organiseerde acties; op 11 december '78 demonstreerden 1200 dienstplichtigen in Utrecht. Dat leek een goede voorbereiding voor acties op kazernes na 1 januari, als de gedupeerde nieuwe lichting was opgekomen. De BVD wilde op alle opkomstkazernes informatieavonden en actievergaderingen beleggen, en hoopte op harde acties. Bij een weddeverlaging leek de kans daarop groter dan in de strijd voor een bonnensysteem. De informatieavonden gingen door, hier en daar werden handtekeningen opgehaald, maar van harde actie was geen sprake. Alleen de nieuwe lichtingen kregen een lagere wedde en die waren niet boos genoeg om tot actie over te gaan.
Toen de acties niet van de grond kwamen, richtte de aandacht zich weer op het bonnensysteem. In Nunspeet dienden enkele honderden soldaten een rekest in voor teruggave van de teveel betaalde IHV. In maart, april en mei volgden andere afdelingen dit voorbeeld, en in juni werd de rekestenactie door 90 VVDM-ers afgesloten met het aanbieden van een superrekest van 1.20 bij 2.00 meter aan het ministerie. De rekesten werden afgewezen.
In het najaar van '79 verloor de VVDM haar geduld. Al sinds 1976 voerde zij actie voor een bonnensysteem en dat had niet meer opgeleverd dan een vage toezegging. De ALV van 17 oktober stelde daarom een ultimatum:

Wordt hier voor 1 januari 1980 geen concrete toezegging door van Lent over gedaan, dan schorten we op dit punt het overleg op.

Een geplande landelijke manifestatie was op dat moment wegens gebrek aan enthousiasme niet doorgegaan, maar op kazernes gebeurde nog nog vrij veel. Er werd actie gevoerd voor verschillende eisen, zoals een hogere wedde, afschaffing IHV, vrij reizen, en verschuiving van het maandagochtendappèl, waardoor terugkeer naar de kazerne op zondagavond niet meer nodig was. In Havelte was er zelfs een illegale demonstratie in de middagpauze tegen de IHV, waarin 400 soldaten meeliepen.
Het ultimatum had effect. De Tweede Kamer gaf staatssecretaris van Lent de opdracht om de VVDM op zijn minst gedeeltelijk tegemoet te komen. Naar aanleiding daarvan stelde van Lent ongeveer twintig miljoen gulden ter beschikking als een terugbetaling voor niet genoten maaltijden. De onderhandelingen over de preciese besteding van het bedrag duurden echter nog een jaar. Van Lent vond dat een bonnensysteem of een individuele berekening van de te betalen IHV te omslachtig zou worden en wilde iedereen een gelijk bedrag geven. De VVDM wilde dat niet. Pas op 1 januari 1981 voerde van Lent een uniforme verlaging in van de IHV van ongeveer 55 gulden.
Van Lent begreep beter dan de VVDM dat een bonnensysteem omslachtig en niet echt rechtvaardiger was.
Het VVDM-succes werd echter teniet gedaan door een tweede verlaging van de wedde, het gevolg van een regeringsbesluit om de jeugdlonen te verlagen. Per saldo gingen 18- en 19-jarige dienstplichtigen er respectievelijk 56 en 40 gulden op achteruit; twintigjarigen hielden hun wedde op het oude niveau. De oude lichtingen kregen geen weddeverlaging en ontvingen dus per 1 januari 55 gulden meer. Ook dit keer probeerde de VVDM actie te organiseren tegen de weddeverlaging, maar dat was nóg moeilijker dan twee jaar eerder. Aan een landelijke manifestatie in oktober namen 3000 werkende jongeren deel plus 1500 dienstplichtigen. Op enkele kazernes werd actie gevoerd in oktober en november, maar de gedupeerde nieuwe lichtingen kwamen niet in beweging.

De VVDM had verschillende mislukkingen achter de rug: de pogingen om landelijke acties te voeren verliepen steeds moeizamer en het lukte niet nieuwe, meer tot de verbeelding sprekende actiedoelen te vinden. In de tweede helft van 1979 had met name de BVD zich nog ingespannen voor de vrijheid om affiches op soldatenkamers op te hangen. Krijgstuchtondermijnende affiches waren verboden, met name ook affiches die de BVD al sinds 1972 verspreidde, "Stomp niet af, stomp terug", en "Lamaarlullen". Soms mochten ze blijven hangen, maar soms kregen soldaten straf die de affiches hadden opgehangen. Toen dat opnieuw enkele keren gebeurde, richtte de VVDM op aandringen van BVD-soldaten een censuurcommissie op. Er kwam een nieuw affiche met de tekst "Laten hangen". Dit affiche werd ook verboden, omdat op de afbeelding soldaten een kaderlid ten val brachten. VVDM-afdelingen en VVDM-ledenwervers verkochten aanvankelijk het affiche in grote aantallen op kazernes. Maar toen enkele verspreiders acht of tien dagen verzwaard arrest kregen, en toen in november de marechaussee de Hojelkazerne binnenviel om de voorraad affiches in beslag te nemen, durfde het bestuur de zaak niet op de spits te drijven. Het besloot de affiches bij het ledenwerven niet meer mee te nemen, en in april '80 verklaarde het bestuur, dat de campagne in het najaar nogal onbesuisd gestart was. De BVD was het daar natuurlijk niet mee eens, maar de animo voor een door BVD-ers voorgestelde landelijke "ophangdag" was ook op kazernes gering. De censuurcommissie stierf een zachte dood en krijgstuchtondermijnende affiches bleven verboden.
De VVDM-strategie werd steeds onduidelijker en het werk op kazernes moeilijker. In deze periode begon het ledental van de VVDM gestaag te dalen. Vanaf 1976 tot september '79 had de VVDM per lichting zeer regelmatig rond de 3000 leden geworven, waardoor het ledental schommelde rond de 20.000. Vanaf lichting 79-5 lag het aantal leden per lichting gedurende een jaar op ongeveer 2300 en vanaf de zomer van 1980 tot de zomer van 1982 zakte dat geleidelijk naar 1000 leden per lichting, op welk niveau het langere tijd bleef steken.
In de zomer van 1980 zocht bestuurslid Huub Warmer naar oorzaken van de slechte ledenwerving.

Zijn de maten dan zo negatief over de VVDM? Ook dit is niet waar. Het is juist opvallend hoe positief er gereageerd wordt. VVDM? Prima zaak wat jullie in het verleden gedaan hebben, ja het is een goeie zaak dat er een vakbond in het leger is. Lid worden? Nou nee, voor ons is dat niet zo nodig. Het kader is prima, de sfeer is goed, we willen eerst ook wel eens die andere vereniging horen. En zo gaat het maar door. Innemende vriendelijkheid alom. We worden dus niet als noodzakelijk ervaren. 27

Maar er was niet alleen vriendelijkheid.

We hebben jou niet nodig. Hier is het allemaal prima. We moeten matigen. We moeten redelijk blijven. Discipline hoort er nu een keer bij. Vrije kamerinrichting? We zitten hier toch lekker zo. Bovendien nog maar een maand. Overal schoppen jullie tegenaan, dat kan toch niet. 28

De oorzaken van de achteruitgang van de VVDM zijn niet eenvoudig aan te wijzen. De tijd van makkelijke overwinningen was voorbij. Bovendien was de VVDM niet meer regelmatig in het nieuws. Bij de ledenwerving bleek regelmatig, dat nieuwe dienstplichtigen nog nooit van de VVDM gehoord hadden, laat staan dat zij het verschil kenden tussen de VVDM en de AVNM. De daling van het VVDM-ledental liep bijna parallel aan de stijging van het ledental van de AVNM.
Het aantal actieve mensen in de VVDM werd kleiner. Dienstweigeren was makkelijker geworden, terwijl activiteiten binnen het leger weinig interessante resultaten meer opleverde. Onder progressieve jongeren werd dienstweigeren populairder, temeer omdat acties van dienstweigeraars en van totaalweigeraars (jongeren die weigerden de dienstweigerprocedure te volgen) steeds meer de aandacht trokken. Er vond een radicalisering plaats in de richting van "Onkruit", een actiegroep van totaalweigeraars, die VVDM en BVD verweet medeplichtig te zijn aan het militarisme door in dienst te gaan.
Tenslotte kan een rol gespeeld hebben dat de aandacht binnen de VVDM vanaf 1980 steeds meer gericht werd op acties tegen atoomwapens. In januari '81 was het Komitee Soldaten tegen Kernwapens (KSTK) opgericht. De vredesbeweging groeide sterk, en het was voor BVD-ers en VVDM-ers interessanter om daarbij aan te sluiten, dan het moeizame geploeter voor de opbouw van een VVDM-afdeling. Enkele tientallen dienstplichtigen werden lid van het KSTK, en hoewel de VVDM de acties van het KSTK in grote lijnen ondersteunde, was dat een verzwakking voor het "gewone" VVDM-werk. Het is waarschijnlijk dat de dienstplichtigen die twijfels hadden bij de vredesbeweging, geen VVDM-lid werden en inmiddels de voorkeur gaven aan een politiek 'neutralere' AVNM.
Het aantal aktieve mensen op kazernes en het aantal VVDM-acties waren tot in 1980 vrij stabiel. Maar in 1981 stagneerde het VVDM-werk. Afdelingsvergaderingen werden nauwelijks meer gehouden en het DB had zelfs geen contact meer met grote kazernes waar vroeger bloeiende afdelingen waren.
Toen het bestuur in augustus 1981 een landelijke campagne voorstelde voor gratis reizen en voor terugkeer op maandagmorgen, en om op kazernes te beginnen met een nog nader uit te werken "opstartactie", barstte een discussie los. Afdelingen, maar ook een deel van het bestuur hadden genoeg van die periodieke landelijke campagnes. De LSK adviseerde om voorlopig geen landelijke acties te plannen, en zag zelfs geen mogelijkheden voor de opstartacties. In plaats daarvan kwam er een buitengewone ledenvergadering over de toekomst van de VVDM. Die toekomst-BLV leverde, behalve discussies over kazernewerk, weinig concreets op.
Op 21 november demonstreerden 400.000 mensen in Amsterdam tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland. Het blok van 500 dienstplichtigen en ex-dienstplichtigen dat in die demonstratie meeliep, was een groot succes, maar de VVDM raakte daarmee niet uit de problemen. In mei 1982 probeerde het bestuur de aantrekkingskracht onder de dienstplichtigen te vergroten met een inkomenscampagne, maar het ledental bleef dalen, tot 5000 in 1983. Er waren nog maar enkele tientallen aktieve VVDM-ers, en zelfs op grote kazernes verdwenen afdelingen.
De AVNM was intussen twee keer zo groot als de VVDM, en bovendien radicaler dan vroeger. In maart '83 bespraken beide verenigingen een mogelijke samenwerking. De ALV van de VVDM wilde een fusie, maar de AVNM wilde alleen regelmatig contacten.
Pas vanaf 1985 herstelde de VVDM zich enigszins.
Het emancipatieproces van de dienstplichtigen was voltooid, en de VVDM leerde door schade en schande, dat zij een gewone vakbond was geworden voor de behartiging van de belangen van haar leden, soms met, soms zonder succes.


De opheffing van de BVD

In november 1980 besloot de BVD de prioriteiten te leggen bij de acties tegen atoombewapening. Binnen de VVDM was de BVD enigszins vastgelopen, en acties tegen atoombewapening werden steeds massaler.
Deze acties waren begonnen in het najaar van '79 toen de Tweede Kamer een besluit moest nemen over de plaatsing van Tomahawk-kruisraketten en Pershing-raketten. Geïnspireerd door het IKV met de leuze "Kernwapens de wereld uit, te beginnen bij Nederland" werd in veel steden in Nederland gedemonstreerd tegen plaatsing, en de Kamer besloot de beslissing uit te stellen tot het najaar van 1981. In de tussenliggende jaren groeide de vredesbeweging sterk. De VVDM had tot dan toe niet veel aandacht aan kernwapens besteed. Hier en daar hadden afdelingen informatieavonden gehouden en de ALV had zich in 1977 uitgesproken tegen de neutronenbom en in april '79 voor terugdringing en uiteindelijk afschaffing van kernwapens. Het bestuur zag in 1980 dat de oppositie tegen plaatsing van nieuwe raketten groeide en pleitte voor duidelijker opstelling van de VVDM.

Er is een gevaar dat als de VVDM nog langer talmt om een duidelijk standpunt in te nemen en uit te dragen, zij zich dan isoleert van haar eigen leden en vooral van haar eigen aktieve leden. 29

De ALV van oktober 1980 sprak zich daarom uit "tegen iedere verdere ontwikkeling en uitbreiding van de kernbewapening". Dit ging verder dan het oude standpunt (terugdringing en uiteindelijk afschaffing), maar ging velen nog niet ver genoeg. Een uitspraak tegen alle atoomwapens kreeg bijna een derde deel van de stemmen.
Kort hierna koos de BVD de kernwapens als prioriteit op een congres in Nijmegen. Net als de VVDM was de BVD verzwakt. Het aantal BVD-soldaten was teruggelopen tot een stuk of vijf en de burgerafdelingen trokken nauwelijks nieuwe mensen aan.

Het probleem van de eerstgenoemde comité's is dat (vooral het afgelopen jaar) bij de acties rond de taptoe en de vierdaagse, de dienstweigeraars kans hebben gezien hun stempel heel nadrukkelijk op de acties te drukken. Leuzen als: "Geen man, geen vrouw, geen cent voor het leger", en "Verklaar het leger de oorlog", toch duidelijk op dienstweigeren gerichte leuzen, voerden de boventoon (vooral in de media) terwijl deze comité's destijds toch initiatieven van de plaatselijke BVD-afdelingen zijn geweest. 30

Ook de afdeling Amsterdam, waar nog steeds het A.S. gevestigd was, functioneerde slecht.

Er zijn in Amsterdam nauwelijks contacten met andere organisaties. Dat blijkt ook duidelijk uit het feit dat VD en Onkruit een discussieweek organiseren over anti-militarisme waarvoor de BVD niet is uitgenodigd. Ook was de BVD niet uitgenodigd voor de organisatie van de F16-demonstratie. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk ook voor een deel het slechte functioneren van het A.S., waar vaak de telefoon niet wordt opgenomen en waar soms ook de post niet lijkt aan te komen (onderschept?). 31

Er waren wederom twee stromingen op het BVD-congres. De "Utrechtstroming" wilde zich concentreren op kernbewapening. Als er niets zou veranderen in de BVD, wilden zij de BVD opheffen. Utrecht stelde voor dat BVD-soldaten voortaan ook site-wacht zouden weigeren, zoals eerder dat jaar Gerard van Wingerde had gedaan. Site-wacht is het bewaken van atoomkoppen in Havelte en 't Harde, waaraan veel dienstplichtigen moesten deelnemen gedurende een week van hun diensttijd. Van Wingerde moest voor de krijgsraad verschijnen en dat was voor de VVDM aanleiding om op kazernes 5000 handtekeningen op te halen om hem te ondersteunen.
Twee-derde van de bijna dertig congresdeelnemers steunden het voorstel van Utrecht.
De BVD week daarmee af van de oude lijn, volgens welke BVD-soldaten juist niet moesten streven naar individuele weigeracties. In augustus 1980 had een polkomlid nog een klassiek links standpunt over de vredesbeweging als volgt verwoord:

Per slot van rekening, dat hebben we al vaker geconstateerd, zijn deze akties mystificerend, geven illusies en zijn voor een deel moralistisch. Ze geven illusies omdat de eventuele afschaffing van kernwapens geen waarborg zijn voor het voorkomen van oorlogen; de wortels, de oorzaken worden buiten beschouwing gelaten; anti-NAVO-standpunten worden weggedrukt. 32

De schrijver merkte op dat aktieve VVDM-ers en BVD-ers vaak niet meemochten als hun onderdeel op site-wacht moest, en eiste opheffing van deze vorm van beroepsverboden.

De IKB wilde min of meer op de oude voet doorgaan. De IKB ontwikkelde op dat moment landelijk de zogenaamde P.O., "proletarische oriëntering". De IKB bestond nog voornamelijk uit studenten en intellectuelen, en IKB-leden moesten in fabrieken gaan werken en naar Rotterdam verhuizen, zoals de maoïsten dat tien jaar eerder deden. De IKB probeerde contacten met de arbeidersbeweging te versterken, en IKB-ers in de BVD wilden samen met KWJ en het NVV-jongerencontact actie voeren tegen een nieuwe verlaging van jeugdlonen en de wedde.
De acties tegen de weddeverlaging kwamen niet van de grond, en de IKB sloot zich bij de anderen in de BVD aan, omdat de oprichting van het Komitee Soldaten Tegen Kernwapens (KSTK) inmiddels meer succes had.
De afdeling Utrecht ging na het congres snel met de nieuwe koers aan de slag.

Tussen de december en januari LSV voeren leden van de afdeling Utrecht gesprekken met VVDM-ers en BVD-ers over de oprichting van een KSTK. Dit comité was op het congres al besproken en op de december LSV was er een concreet plan op tafel gekomen. Na de constatering dat veel soldaten half januari op oefening moesten, de VVDM een conferentie ging houden over kernwapens en er geruchten gingen dat de VVDM zelf met een initiatief t.a.v. de kernwapens zou komen, werd er besloten een en ander in versneld tempo op te zetten. Op tien januari wordt 's morgens het comité opgericht. 33

Bij de oprichting waren 20 soldaten aanwezig, BVD-ers en VVDM-ers en enkele BVD-burgers, die organisatorisch werk voor het comité gingen verrichten. De VVDM steunde het comité officieel niet, omdat de VVDM zich niet kon veroorloven op te roepen tot weigering van de site-wacht. Maar KSTK en VVDM werkten redelijk samen, en heel wat VVDM-afdelingsbestuurders traden toe tot het comité.
De BVD had veel invloed, maar kon het comité niet naar de hand zetten. De BVD hoopte dat het comité een standpunt tegen de NAVO zou innemen, maar de meerderheid nam dat niet over.
Het KSTK had vooral in het eerste jaar veel succes. In november 1981 had het comité al zestig leden. In september '82 waren er in totaal 150 soldaten lid geweest van het KSTK en vijftig soldaten hadden de site-wacht geweigerd. Aanvankelijk kregen de weigeraars zes weken voorwaardelijk, maar dat werd later verhoogd tot twee of drie weken Nieuwersluis onvoorwaardelijk.
Het KSTK had het meest succes door in uniform deel te nemen aan de talloze vredesdemonstraties in die periode.

Het hoofdactiemiddel kwam eigenlijk een beetje uit de lucht vallen. Het demonstreren in uniform was natuurlijk wel actiepunt, maar door de belachelijke manier van reageren van het Ministerie van Defensie, en door de grote steun van de vredesbeweging kon dit uitgroeien tot zowat het belangrijkste actiemiddel van de soldatenbeweging de afgelopen jaren. (..) Soms ging het erop lijken dat ze bij iedere actie persé een uniform met inhoud moesten hebben: we werden een beetje een soldaten uitzendbureau. 34

Demonstrerende soldaten bij vredesdemonstraties trokken tot in het buitenland de aandacht. De eerste keer was op een demonstratie in Brussel. Drie soldaten uit Breda waren daar aanwezig.

Van alle kanten kregen ze applaus. De Duitse TV interviewde hen. En een Engelse TV-ploeg. En de Belgische televisie. Het NOS-journaal maakte beelden van hen en de Belgische VARA-correspondent Jef Coeck hield hen de microfoon voor. 35

In de maanden hierna volgden meerdere demonstraties en manifestaties waaraan KSTK-leden deelnamen. De vredesbeweging begroette hen met groot enthousiasme, tot ongenoegen van de legerleiding. Aanvankelijk kregen de demonstranten als ze opgemerkt waren een boete, maar de straffen werden zwaarder, zeker als dezelfde personen voor de tweede of derde maal op rapport moesten. Het hoogtepunt was de grote demonstratie op 21 november '81 in Amsterdam, toen er vijfhonderd soldaten in uniform meeliepen, waarvan er ruim honderd in aktieve dienst waren (de rest was al "met groot verlof").36 Tientallen deelnemers kregen boetes en licht of verzwaard arrest.

Voor de BVD leverde de kernwapenactiviteiten niet veel op. De BVD had gehoopt nieuwe leden te vinden, maar dat gebeurde niet. KSTK-leden werden geen lid van de BVD en er waren zelfs site-weigeraars die geen lid werden van het KSTK.

1) Site-weigeraars zijn ethisch geïnspireerde lui die niets met kernwapens te maken willen hebben, ook geen VVDM-kader zijn (de meeste); 2) praktisch: weigeraars staan meestal voor het eind van hun diensttijd, verdwijnen uit het zicht. 37

Na de grote demonstratie in Amsterdam besloot de regering nogmaals het besluit tot plaatsing van nieuwe kernwapens met twee jaar uit te stellen. De vredesbeweging raakte daardoor in een impasse, en dat gold eveneens voor het KSTK en de BVD. In de eerste helft van 1982 kwam het comité slechts enkele malen bijeen en in december 1982 waren er nog maar 12 soldaten lid van het KSTK.
Intussen had de BVD het werk in de VVDM verwaarloosd. De laatste keer dat de BVD zich daarmee bemoeid had, was tijdens de acties tegen de weddeverlaging begin 1981.

Met de kernwapenacties kwam het maar al te vaak voor, dat BVD-soldaten op hun kazerne zich weinig gelegen lieten liggen aan de normale VVDM-activiteiten en op de ALV zich ook slechts beperkten tot de alles onthullende vraag waarom DB-lid die-en-die niet in uniform heeft meegedemonstreerd. Een weinig constructieve houding dus en dat is het eerste waar aktieve VVDM-ers (terecht) om vragen, willen zij de BVD serieus nemen. Van verschillende kanten heb ik al gehoord dat juist die weinig constructieve houding mensen ervan heeft afgehouden tijdens hun dienst BVD-lid te worden. 38

Zo ontstond in de BVD in het najaar van 1982 een "toekomstdiscussie", net als in de VVDM een jaar eerder.

De situatie was omgekeerd als in het begin van de zeventiger jaren. Toen waren er in de BVD grote meningsverschillen, maar in praktische voorstellen kon men meestal wel tot overeenstemming komen. Nu liepen de meningen niet ver uiteen, ook niet tussen de IKB-ers en de rest, maar waren de praktische voorstellen volstrekt strijdig met elkaar.
Sommigen wilden dat de BVD explicieter anti-militaristisch zou worden en het vakbondswerk in de VVDM naar de achtergrond zou schuiven.
Zo was er een voorstel om een brede anti-militaristische organisatie op te richten.

Een brede anti-militaristische organisatie, waar de anti-militaristische strijd in het leger een onderdeel van is, naast het verzet tegen munitiedepôts, naast het verzet tegen de komst van kruisraketten, naast het verzet tegen de uitbreiding van oefenterreinen, tegen munitietransporten, tegen sexisme in het leger, tegen de NAVO. 39

Er was een voorstel om alle aandacht te richten op de kazernes en luchtmachtbases waar kernwapens lagen opgeslagen en om daar contacten te leggen met radicale soldaten. Het zou mooi zijn als die groepen harde akties zouden voeren ten tijde van de de tweede massale demonstratie tegen kernwwapens die het IKV voorbereidde voor het najaar van 1983 in Den Haag.

De gedachte is alles of niets (de huidige situatie), en dat alles is ondermijnen. Dat de BVD dan puur een kernwapenclub wordt, en dat het onduidelijk is hoe die club de demonstratie in Den Haag gaat overleven, wordt op de koop toe genomen. 40

Anderen vonden dat de BVD zijn ideologische ballast overboord moest zetten, de organisatie opheffen, en iets nieuws opbouwen rond de Soldatenkrant. Die zou meer moeten uitgaan van de bestaande belangstelling van soldaten. Vanuit de Soldatenkrant zouden dan maandelijkse of tweemaandelijkse soldatenbijeenkomsten georganiseerd kunnen worden.
De IKB wilde dat de BVD zoveel mogelijk op de oude voet zou doorgaan. Het verdwijnen van een organisatie als de BVD zag de IKB als een groot verlies. Want als in de toekomst de politieke spanningen in Nederland weer zouden oplopen, zou de aanwezigheid van zelfs een zwakke BVD van groot belang zijn om militaire interventie te voorkomen. IKB-ers stelden het werk in de VVDM voorop, en vonden dat daarvoor desnoods anti-militaristische activiteiten, zoals een anti-NAVO-campagne of activiteiten tegen de inzet van het leger, moesten wijken.
Anderen werkten tenslotte aan de uitgave van een anti-militaristisch tijdschrift. Het initiatief daartoe was genomen in het voorjaar van 1981 door ex-BVD-leden uit Utrecht. In samenwerking met de BVD gaven zij in maart 1983 het eerste AMT (anti-militaristisch tijdschrift, later omgedoopt tot AMOK) uit. Het werd de opvolger van het BVD-bulletin, maar ging in tegenstelling tot deze wél regelmatig verschijnen. Sommige BVD-ers wilden hun activiteiten voortzetten in de redactie van dit AMT.
Het elfde congres vond plaats op 11 en 12 maart 1983 in Breda. De verdeeldheid bleek bij de stemmingen; geen enkel voorstel haalde een meerderheid. Het voorstel van de IKB om op de oude voet door te gaan kreeg nog het meeste steun: 4 voor, 10 tegen en 7 onthoudingen. Een voorstel om de BVD dan maar op te heffen werd eveneens verworpen met 4 voor, 13 tegen en 4 onthoudingen. Daarom werd besloten om een commissie te vormen die voor de LSV van april een minimumprogramma moest opstellen.
De enige reden om de BVD niet op te heffen was in feite de geplande grote vredesdemonstratie op 29 oktober in Den Haag. De vorige demonstratie was voor de soldaten een groot succes geweest en deze demonstratie beloofde nog groter te worden. Alhoewel er voor de BVD alle reden was om zich in maart op te heffen, was het ook logisch om nog even te wachten op wat de 29ste oktober zou brengen. Dat werd niet expliciet zo gezegd, maar was ongetwijfeld van invloed op het merkwaardige stemgedrag van het congres. Na het congres bleven er 15 burgerleden en twee soldaten over.
De op het congres gekozen commissie kwam met het voorstel om het KSTK nieuw leven in te blazen, om het polkom en de Soldatenkrant op te heffen, om de LSV tweemaandelijks te houden met tussendoor een scholingsbijeenkomst. De LSV was het hier niet mee eens, en stemde voor handhaving van polkom en Soldatenkrant, hetgeen een uitbreiding van taken betekende in plaats van een inkrimping. Want er moest nu ook een scholingscommissie gevormd worden. Opheffing van polkom of Soldatenkrant zou in feite opheffing van de BVD betekenen, en zover wilde men nog steeds niet gaan.
In juni bleek de scholingscommissie uiteen te vallen, omdat de oude meningsverschillen terugkeerden: moest de scholing de problemen van soldaten behandelen of anti-militaristische zaken? Twee commissieleden stapten uit de BVD en nummer drie vroeg zich vertwijfeld af waar zijn inspanning eigenlijk goed voor was.

In de praktijk dreigt nu datgene te gebeuren, wat we op het congres niet wilden, namelijk de opheffing van de BVD. Nu haken de mensen één voor één af, en wordt de autonomie in de organisatie steeds verder ingevoerd. Het is niet zozeer de vraag waar dit toe gaat leiden. Wel komt de vraag op, waarvoor nog een scholing, als je nog maar zo weinig mensen hebt om de organisatie draaiende te houden. 41

Ook de redactie van de Soldatenkrant kwam in moeilijkheden. Redactieleden wilden zich terugtrekken en men vroeg zich af of de krant niet een breder karakter moest krijgen. De naam zou dan moeten veranderen in "de antimilitarist of iets dergelijks", maar daarmee dreigde de congresdiscussie weer van voren af aan te beginnen. 42
De knoop werd pas doorgehakt na de grote vredesdemonstratie in Den Haag op 29 oktober, waaraan 500.000 mensen deelnamen, en opnieuw enkele honderden dienstplichtigen en ex-dienstplichtigen in uniform.
Op 10 december 1983 vond de laatste LSV plaats. Daar stemde een nipte twee/derde meerderheid voor opheffing van de BVD; er waren tien stemmen voor en vijf stemmen tegen.

We zien wel perspectief voor anti-militaristisch werk in het leger, maar niet in de vorm van de huidige organisatie. Daarom wordt de BVD opgeheven als zelfstandige organisatie. Gepoogd wordt de continuïteit van het anti-militaristisch werk in het leger te verzekeren, door Rebel te helpen met het opzetten van legerwerk. In deze overgangsfase, die tot en met juni 1984 zal duren, komen nog een aantal soldatenkranten uit en wordt de soldatenbegeleiding gedaan. Zo snel mogelijk zal geprobeerd worden om binnen het blad Rebel een soldatenkatern of -krant te laten verschijnen. 43

Enkele BVD-ers wilden Rebel, de jongerenorganisatie van de IKB, helpen het BVD-werk voort te zetten, maar over het feit dat de BVD en de Soldatenkrant waren opgeheven, mocht geen misverstand bestaan.

Unaniem is men ervoor, dat Rebel het respect moet hebben de naam Soldatenkrant niet te voeren. "Rebelse krant" of "Stomp niet af" zijn betere namen, omdat ze minder neutraal zijn. Als Rebel uitgroeit tot een onafhankelijke, zelfstandige organisatie heeft men er geen problemen mee dat de naam weer opnieuw wordt gebruikt. 44

Zo concludeerde men enkele maanden na de daadwerkelijke opheffing. Een liquidatiecommissie kreeg de opdracht de organisatorische zaken af te handelen en het archief over te dragen aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.


De revolutie

Zoals we gezien hebben, streefde de BVD vanaf het voorjaar van 1970 naar het socialisme. Dit socialisme kon volgens de BVD alleen verwezenlijkt worden door een revolutionaire omwenteling van het kapitalistische systeem. Vanuit een spontane afkeer van de gematigde sociaal-democratie, en met maoïstisch gemak werd de noodzaak daarvan aanvaard.
Vervolgens was het noodzakelijk om de revolutionaire beginselen theoretisch te funderen, en zo ontstond een theorie over de geschiedenis van de twintigste eeuw. Deze theorie werd onder andere weergegeven in "Het rode boekje voor soldaten", dat de BVD publiceerde in oktober 1971 en dat we kunnen zien als het beginselprogramma van de BVD.
In deze theorie waren de arbeidersbeweging en de sociaal-democratische partijen van oorsprong revolutionair.

Binnen die partijen kwamen echter tegenstellingen naar boven. Onder de beter betaalde arbeiders ontstond een stroming die van mening was dat het kapitalisme geleidelijk door hervormingen verslagen zou kunnen worden. Zij voelden de ellende van het kapitalisme niet meer zo erg. De monopolies konden zich veroorloven om hen meer te betalen omdat zij in de koloniale gebieden afschuwelijke winsten maakten. Vele vakbondskaders en partijbazen, die ofwel nooit arbeider geweest waren, ofwel zich die tijd niet heugen konden, vervielen tot deze krachteloze houding, het reformisme.
De gevolgen waren rampzalig (voor de arbeiders tenminste): de sociaal-democraten gaven op allerlei gebied toe aan de kapitalisten, in ruil voor een paar gunsten. Zelfs het inzetten van het leger tegen stakingen bracht hen niet meer in beweging. 45

Een scholingsstuk, ook uit 1971, omschreef dit "verraad van de sociaal-democratie" nader. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog kapituleerden de sociaal-democraten uit verschillende landen door te stemmen voor de verschillende oorlogsbegrotingen, en na afloop van de oorlog waren zij bereid de macht onmiddellijk uit handen te geven.

Hoewel de monarchie feitelijk al aan de kant was gezet, de generaals zonder soldaten, de ondernemers zonder fabrieken, de bureaucraten zonder bureau's zaten, zochten de sociaal-democraten toch de steun van deze groepen, omdat zij het als hun plicht zagen een einde aan de 'chaos' te maken. Het ideaal van de revolutie was door de revisionisten allang naar het hiernamaals verwezen. In plaats van de radenbeweging naar de eindoverwinning te helpen, leverden zij haar uit aan de bourgeoisie in ruil voor een acht-urige werkdag, werkloosheidsuitkeringen, gelijkberechtiging van de vrouw en andere belangrijke sociale voorzieningen. 46

Hierbij werd niet in overweging genomen of de sociaal-democratie wellicht bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog niet was opgewassen tegen de golven van nationalistische sentimenten die over Europa sloegen. En evenmin of misschien een deel van de arbeidersklasse en zeker de rest van de bevolking een revolutie ná de oorlog niet wilden.
Er is een parallel tussen deze geschiedenisopvatting en de opvatting van de BVD over het werk in de VVDM. Aanvankelijk was de BVD van oordeel dat de VVDM hoe dan ook niet veel zou kunnen bereiken zolang de maatschappij niet veranderde. Later vond de BVD dat er weinig wezenlijks was veranderd, en dat de legerleiding alleen een aantal "schijnconcessies" had gedaan. Schijnconcessies kunnen geen verklaring zijn voor het latere wegebben van de soldatenstrijd, en dus moest er sprake zijn van een soort verraad van de sociaal-democraten, die de soldaten ten onrechte deden geloven dat er in het leger iets veranderd was. Zo schreef het polkom bijvoorbeeld in december '74:

Daarnaast kunnen we de reactie van de politieke leiding in Den Haag op de tegenwerking aangrijpen om onze analyse over de functie en de rol van de sociaal-democratische politiek in te brengen. Deze politiek gaat uit van het handhaven van het wederzijds vertrouwen tussen ministerie en VVDM, houdt de VVDM-top gevangen binnen het geheel van schijnconcessies en beloften, neemt de radicaliteit daardoor bij de soldaten weg, en tegelijkertijd laat zij een georganiseerde tegenwerking van de kant van de legerleiding toe. 47

De sociaal-democraten kregen ervan de 'schuld' dat de eisen van de soldatenbeweging waren ingewilligd. Het zevende BVD-congres in mei '75 besloot dat de BVD de rol van de sociaal-democratie aan de soldaten moest uitleggen. Met analyses van de rol van de sociaal-democratie moest de hoop op de komst van een socialistische omwenteling in stand worden gehouden, maar het bleek niet eenvoudig zo'n analyse te maken.

Grote eensgezindheid bestond er ook over de noodzaak de rol van de sociaal-democratie en de vakbonden uit te leggen. Een eerste aanzet tot het uitvoeren van dit besluit was het plan om het volgende bulletin hieraan te wijden. Er bleek niemand te zijn die deze taak kon uitvoeren. 48

Een voor de hand liggende verklaring voor het wegebben van de acties van soldaten was het feit dat de dienstplichtigen in 1976 niet meer zo ontevreden waren als in 1970, omdat er aanzienlijke verbeteringen in hun positie tot stand waren gekomen.
Evenzo is het mogelijk, dat in 1918 belangrijke concessies zoals invoering van de acht-urige werkdag en werkloosheidsuitkeringen, de actiebereidheid van de arbeidersklasse deden afnemen.

In één klap werden zowel het algemeen kiesrecht als de acht-urige werkdag ingevoerd. Toch bereikte de arbeidersbeweging op deze manier niet haar oorspronkelijke doel: de overgang van een kapitalistische naar een socialistische maatschappij. De aanwezigheid van een aantal arbeidersafgevaardigden maakte pas goed duidelijk hoezeer het parlement een onderdeel vormt van de kapitalistische maatschappij. 49

Aldus het rode boekje voor soldaten. Als, vertaald naar 1976, het oorspronkelijke doel van de soldatenbeweging een socialistische maatschappij was, waren alle successen inderdaad schijnsuccessen. Maar de doelstelling van de BVD was niet de doelstelling van de soldatenbeweging. De oorspronkelijke doelstellingen van de VVDM, de achttien punten uit het eerste werkprogramma, waren bijna allemaal verwezenlijkt, en nog heel wat meer punten. Daardoor nam de activiteit van de soldatenbeweging af.
Misschien was de oorspronkelijke doelstelling van de arbeidersbeweging ook niet meer dan een behoorlijke behandeling van de arbeiders en misschien hadden de arbeiders in 1918 de hoop dat het de goede kant op ging.

Aanvankelijk was het voor de BVD voldoende om radicale acties van soldaten te ondersteunen; de radicaalheid van de acties versterkten het idee dat de maatschappij ingrijpend kon veranderen. Actievoerende soldaten zouden vervolgens tot het inzicht komen dat de maatschappijstructuur de grootste belemmering was voor een behoorlijke positie voor dienstplichtigen, en strijd voor het socialisme zou een logische voortzetting zijn van de belangenstrijd. Maar toen de acties resultaat opleverden, moest de BVD erkennen dat een revolutie niet onvermijdelijk was, en integendeel minder vanzelfsprekend werd. De tegenstelling tussen de revolutionaire beginselen van de BVD en de werkelijkheid werd scherper. Misschien is het socialisme nuttig of de een of andere omwenteling onvermijdelijk, maar uit de soldatenstrijd bleek dat in ieder geval niet.
De uitgangspunten van de BVD waren socialistisch en revolutionair.

Pas door de vestiging van een socialistische maatschappij zal het mogelijk worden de overheersing door een uitbuitende en onderdrukkende klasse uit te bannen. Want dan zal de massa's van het volk de staatsmacht in handen hebben, en zijn eigen lot bepalen. 50

Maar BVD-soldaten konden daarmee moeilijk uit de voeten en propaganda voor een socialistische maatschappij vond weinig weerklank.
De aantrekkingskracht van de BVD lag vooral in de radicale opstelling van de BVD-soldaten op kazernes en binnen de VVDM. De BVD droeg zo bij aan wat we wel degelijk een 'kleine' revolutie kunnen noemen. De veranderingen in het leger tussen 1969 en 1975 waren revolutionair, omdat zij in een korte periode tot stand kwamen onder druk van een beweging van onderop. Maar die "kleine" revolutie nam de "grote" revolutie de wind uit de zeilen. De revolutionaire BVD bleef nog een tijd spreken over schijnsuccessen en over niet-wezenlijke veranderingen, maar de kleine revolutie ebde weg en de grote revolutie des te meer.
De BVD-propaganda voor het socialisme werd lange tijd door velen geaccepteerd, omdat het socialisme in de zeventiger jaren in West-Europa een opmerkelijke wederopleving doormaakte. Die opleving ebde echter weg, en de uitgangspunten, doelstellingen en werkwijze van de BVD werden in toenemende mate als merkwaardig, of onbegrijpelijk ervaren. Dat we daar blij om kunnen zijn, is het onderwerp van een heel andere studie.