Soldatenprotest 1966 - 1984

door Henk Spaan




Hoofdstuk V. De linkse beweging


- Brede comité's
- Geen stap in de richting van de CPN
- Het trotskisme
- Interne conflicten

Brede fronten

De Bond Voor Dienstplichtigen viel op tussen de radicaal linkse organisaties. In de dienstweigertijd al, maar ook daarna. De BVD verbond radicaal linkse opvattingen met een concrete praktijk op een beperkt werkgebied en verviel daardoor niet zo snel in het sectarisme van veel andere linkse organisaties.
De BVD had regelmatig contact met andere linkse partijen of organisaties. Allereerst kwamen linkse organisaties elkaar tegen in de acties tegen de oorlog in Vietnam. De samenwerking verliep moeizaam doordat veel organisaties elkaar beconcurreerden en soms aktief bestreden of juist probeerden in te palmen. In het begin van de jaren zeventig was het maoïsme sterk en de BVD had er de nodige problemen mee. De KPN (ml)1 wilde in Den Haag een Vietnamdemonstratie organiseren en had de BVD-afdeling om medewerking gevraagd. Het polkom reageerde in augustus '72 in een brief op het initiatief.

Op een affiche zou komen te staan dat hier een samenwerking was tussen de BVD-afdeling Den Haag, en de landelijke KPN (ml). Dit laatste was wel erg tegen de -bescheiden- verwachtingen van onze Haagse leden in. Het werd hen verder duidelijk dat noch het soldatenverzet, noch het Vietnamese volk veel zouden opschieten met dit gebeuren. Het belangrijkste voor de KPN was niet de steun aan Vietnam, maar de samenwerking met de BVD, leek het, en de 'kennismakingsavond' die op de mars zou volgen. 2

De BVD maakte de KPN duidelijk dat de BVD niet een soort linkse VVDM was die zich zou kunnen aansluiten bij de KPN als voorhoedepartij.

Over de manier van praktisch werken van de KPN bestaat ook al weinig waardering. De indruk lijkt terecht dat de KPN in plaats van geduldig te werken onder de massa's, probeert bestaand werk over te nemen. In ons geval gebeurt dat dan door de benadering van naïevere leden via een zeer belangrijk punt (Vietnam), dat gebruikt wordt om de organisatie te verbinden met de KPN (ml).

Met de KEN (ml), Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland, marxisties-leninisties, kreeg de BVD vergelijkbare problemen, toen in het najaar van '72 de KEN vroeg of de BVD wilde deelnemen aan een Vietnamcomité.

Tenslotte de KEN. De KEN heeft het initiatief genomen tot een Vietnam-campanje. Een groot aantal linkse organisaties wordt benaderd, met uitzondering van de CPN en Proletarisch Links. Op hun platform is zeer veel aan te merken. Zij zien het als een internationalistische actie, maar hun opvatting van internationalisme blijft vaag. Daar staat tegenover dat hun kritiek op de brede Vietnambeweging -de BVD deed al mee aan Jongeren voor Vietnam- gerechtvaardigd is. 3

De BVD besloot niet mee te doen.

Vlak daarna bleek dat de KEN zich had beziggehouden met een 'zelfkritiek': het was onjuist om deze campanje te voeren via de toppen van organisaties. Zouden zij afdelingen kunnen benaderen? Dat kon. Meedoen werd aan de afdelingen overgelaten.

Vervolgens bleek op een grote landelijke Vietnam-demonstratie op 6 november dat er een Landelijk Vietnam Komitee was opgericht. Dit komitee deelde pamfletten uit ondertekend door enkele maoïstische organisaties en de BVD. Een BVD-er had daarvoor telefonisch toestemming gegeven.

In kaderblad 5 kan men lezen dat afdelingen vrijgelaten werden in deze kwestie, mits er niets in de kranten kwam als "samenwerking KEN - BVD". Gememoreerd wordt, dat we eerder negatief dan positief stonden tegenover het initiatief. Met al hun 'zelfkritiek' hebben ze niets anders geschapen dan een soort tegen-jongerencomité: gericht tegen de CPN, wel te verstaan. 4

En terwijl maoïstische groepen probeerden de BVD bij hun activiteiten in te schakelen, probeerde de CPN precies het omgekeerde. De BVD had zitting in het Comité Jongeren voor Vietnam, waarin de invloed van de CPN overheersend was, omdat vertegenwoordigers van veel jongeren- en studentenorganisaties in het comité tevens CPN-lid of sympathisant waren.

In dit comité (waar nog steeds merkwaardige dingen gebeuren, zoals het weglaten van onze naam uit publicaties) is na het bestand in Vietnam onenigheid te constateren. Een paar christelijke groeperingen hebben zich teruggetrokken, soms onder het uiten van anti-communistische kritiek. Het ANJV verdedigt zich slecht. De traditionele steun van de ASVA taant wat, nu de ASVA zelf te maken heeft met anti-CPN-stromingen in haar gelederen. Tegenover de anti-communisten verdedigt de BVD natuurlijk het ANJV. Eens te meer blijkt dat de breedheid van dit comité erop is gebaseerd, dat geen enkele leuze ooit is doorgesproken, zodat ieder er zijn eigen interpretatie aan kan geven. 5


Meer ervaring in de samenwerking met andere linkse organisaties deed de BVD op in 1972 in het comité Handen af van de VVDM en in 1973 in de activiteiten tegen de plannen van de commissie Peijnenburg.
Eind mei '73 verscheen een rapport van de commissie Peijnenburg over hervorming van de dienstplichtwet. De commissie wilde de dienstplichtige leeftijd verlagen tot 18 jaar en alleen nog uitstel voor de dienst geven om de middelbare school af te maken. Een van de argumenten was de moeilijke inpasbaarheid van oudere dienstplichtigen in het leger.

Het leeftijdsverschil kan de aanpassing met jongere collega-dienstplichtigen en omgekeerd, bemoeilijken. Ook zal de oudere dienstplichtige meer moeite kunnen ondervinden bij zijn inpassing in de nu eenmaal eigenaardige militaire samenleving.

Relatief veel van die (ex) studenten werden actief in VVDM of BVD en mogelijk speelde dit mee bij het maken van de plannen.
Hoe dan ook waren de plannen kansloos. Want in België en in Frankrijk waren in datzelfde voorjaar vergelijkbare plannen tegengehouden door massale protestacties van scholieren. In België was een landelijke scholierenstaking op 17 januari '73, en demonstreerden 20.000 scholieren in Brussel. Heel snel daarna verdwenen de plannen in de ijskast.
In heel Frankrijk kwamen scholieren in actie, er waren stakingen en langdurige schoolbezettingen. Op 2 april demonstreerden in Parijs honderdduizend scholieren en in de rest van Frankrijk nog eens tweehonderdduizend. Onder druk daarvan werd in mei besloten de uitstel voor militaire dienst te handhaven. 6
Op dat moment werden de Nederlandse plannen bekend. Het was duidelijk dat de plannen kansloos geworden waren maar toch reageerden de BVD en andere linkse organisaties snel, misschien wel in de hoop op een herhaling van Belgische en Franse acties.
Nog voordat het rapport openbaar werd, kwam het polkom met een brochure en met richtlijnen voor de afdelingen.
De verwachting was dat het ANJV zou proberen om landelijk of plaatselijk brede comité's van jongerenorganisaties op te richten. De BVD vond dat het ANJV zijn gang kon gaan.

Maar er zijn enkele gevaren aan deze manier van optreden verbonden. Ten eerste is er gevaar dat de betrokken mensen niet optimaal gemobiliseerd worden: zij hoeven alleen te komen opdraven om kracht achter de leuzen te zetten en handtekeningen onder petities te zetten. Bijeenkomsten waar gediscussieerd kan worden -en daarmee over het leger als zodanig!- zullen vermeden worden, en in plaats daarvan zullen goed voorbereide, glad lopende manifestaties komen.
Ten tweede: omdat de controle op dit comité door scholieren ontbreekt, zal er geen enkele impuls uitgaan tot eigen organisatie en tot het zelf bespreken van de eisen: de scholieren hebben er toch niets over te zeggen. Inhoudelijke discussie over de eisen in een dergelijk comité zou het 'brede front' in gevaar brengen. 7

De BVD vond dat de scholieren zelf het heft in handen moesten houden, en dat organisaties die de acties wilden steunen, geen organisatorische taken moesten krijgen of op zich nemen.
De BVD was daarom niet voor oprichting van een breed comité, en wilde daarin niet deelnemen. In juni '73 belegde de PSP een landelijke vergadering van tegenstanders van Peijnenburg. De vertegenwoordiger van de BVD slaagde erin de rest ervan te overtuigen dat het niet wenselijk was om een breed comité op te richten. De aanwezigen besloten voorlopig alleen regelmatig te overleggen.

Een tweede incident ontstaat vlak daarna. De LOG-vertegenwoordiger gaat geleidelijk over van "dit overleg" naar "dit comité" tijdens de discussie. De KWJ deelt daarop in alle vriendelijkheid mee dat zij er niets voor voelen deel uit te maken van een breed comité. NVV-jc, PSP, BVD, VVDM en SOF zijn dezelfde mening toegedaan. 8
Zij stonden tegenover ANJV, LOG en HTS-unie. Ook voor wat betreft de eisen die tijdens de hoorzitting naar voren werden gebracht, leed het ANJV een nederlaag. Beide feiten zijn van enige betekenis: voor het eerst in de recente geschiedenis is dit mogelijk geweest en moest het ANJV dit (voorlopig) accepteren. 9

Het niet oprichten van een breed comité was een erkenning dat de direct betrokkenen het verzet tegen Peijnenburg moesten dragen en niet de "politici" in besturen van organisaties. Het ANJV en het LOG waren het er niet mee eens, en namen een week later in een aantal steden het initiatief tot oprichting van plaatselijke brede comité's.
Vooral in Groningen werden de bange vermoedens uit de richtlijnen bevestigd. Zonder dat daarover expliciet gesproken was, bleek uit de notulen van de eerste vergadering in Groningen, dat er een breed comité was opgericht.

Het bleek onmogelijk om eisen en strategie ter discussie te stellen ("dit was vorige week al gedaan, nu moest er gewerkt worden"), ondanks de ontwikkeling van het landelijk overleg, waaruit op dat moment wel een gemeenschappelijke verklaring was gerold. Volgens de GSB was de afwijking van het eisenpakket dat het stedelijk comité had vastgesteld, onmogelijk. 10

De BVD ging niet in het brede comité zitten, conform de landelijke richtlijnen. Maar zo ontstond een ongelukkige situatie omdat de BVD wél probeerde op scholen activiteiten van de grond te krijgen. De BVD nam contact op met de GSB en het ANJV om over de problemen te praten.

De GSB stelde dat het ten koste gaat van de actie, als je de scholieren nog eens liet discussiëren over de eisen (een discussie die al voor hen gevoerd is!). Bovendien creëer je zo mogelijkheden tot sectarisch optreden. 11

Toen de BVD voorstelde om het werk op scholen gezamenlijk aan te pakken, ging het ANJV daar niet op in omdat het wantrouwen tegen de BVD te groot was.
Deze machtstrijd tussen verschillende politieke stromingen speelde zich ook in alle hevigheid af in Utrecht. Half september vernam de BVD-afdeling, dat in Utrecht een Peijnenburgcomité was opgericht buiten medeweten van de BVD.

Vanuit de FJG wordt de vraag gesteld (met name naar de USF) (Utrechtse Studenten Federatie; HS), waarom de BVD, als organisatie die direct bij de Peijnenburg-maatregelen betrokken is, niet is uitgenodigd. De reden daarvan is: niet betrouwbaar, sectarisch clubje waarmee niet valt samen te werken, enzovoort. 12

De FJG en het NVV-jc waren het hiermee niet eens, en wisten te bereiken dat de BVD aanwezig kon zijn op de volgende vergadering op 21 september.

In de discussie die nu volgt brengt USF, gesteund door ANJV en SWJ (Sentrum voor Werkende Jongeren) een sterk wantrouwen (voorzichtig uitgedrukt) naar voren tegen "KSB-clubjes". (…) De discussie is erg chaotisch, allerlei verwijten worden geuit. "Ze" zijn niet betrouwbaar, "ze" jatten, "ze" houden zich niet aan afspraken. Er wordt geen duidelijke omschrijving gegeven van hoe "ze" is samengesteld en wie nu precies gerekend dienen te worden tot die "KSB-clubjes". (..)
FJG: Als jullie met eisen komen (de KSB mag er niet in), dan doen wij dat ook. Dan eisen wij dat alleen de USF hier zit als vertegenwoordiger van de Utrechtse studenten, en dus niet SSR, Kreatum en de HTS-unie. De discussie is zo verhit, dat gesproken wordt over "mantelorganisaties van de CPN". De FJG dreigt op te stappen. 13

Uiteindelijk moesten USF en ANJV hun houding veranderen en mocht de BVD blijven.
Het comité in Utrecht organiseerde in oktober een Peijnenburgavond, waarvoor op scholen 20.000 manifesten verspreid werden. Er waren twintig mensen aanwezig die allen aktief waren in de USF en in het ANJV. Het was toen al waarschijnlijk dat de plannen van Peijnenburg niet verwezenlijkt zouden worden.
Toen in juli '74 de defensienota verscheen, en daarin niets vermeld stond over de plannen van Peijnenburg, besloot de BVD de Peijnenburgactiviteiten te stoppen.

In 1975 waren er acties tegen de vervanging van de Starfighter. Op 2 januari 1975 nam de VD (Vereniging Dienstweigeraars) het initiatief om een landelijke demonstratie te organiseren tegen de geplande vervanging van de Starfighter door de F 16. De VD stelde voor om die demonstratie te laten voorafgaan door plaatselijke activiteiten en schreef een uitnodiging aan alle denkbare organisaties voor een bijeenkomst op 30 januari.
De VD was geïnspireerd door het succes van het comité "Neen aan de 30 miljard" uit België, waar dezelfde vervanging ging plaatsvinden. Dit comité had een informatiecampanje georganiseerd, die werd afgesloten met een demonstratie in Brussel, waarin 14.000 mensen meeliepen.
Op de bijeenkomst waren meer dan twintig organisaties aanwezig: studentenorganisaties, vredesorganisaties, jongerenorganisaties, een aantal actiegroepen en politieke partijen.
De te kiezen leuze was het belangrijkste onderwerp van gesprek.
De VD wilde actie tegen de vervanging van de Starfighter, maar het ANJV vond het verstandiger de aandacht te vestigen op de atoomtaken die de nieuwe gevechtsvliegtuigen zouden krijgen en wilde een campagne "Tegen de atoomstraaljagers". De kans om linkse delen van de PvdA mee te krijgen zou groter zijn als de leuzen "zo breed mogelijk" zouden blijven. Een radicale afkeuring van elke nieuwe straaljager zou mensen afschrikken.
Andere groepen waren het hiermee niet eens, en vonden dat het ANJV onnodig concessies deed.
Veel groepen vonden

dat de leus "Tegen de atoomstraaljagers" onder geen beding als algemene leus te gebruiken was. Sommigen kwalificeerden de leus als politiek opportunistisch, anderen noemden hem naïef en absurd. 14

De PvdA was ook aanwezig. Zij was voor acties, als die niet het regeringsbeleid ter discussie zouden stellen. In de praktijk deed de PvdA dus niet mee, maar de vertegenwoordiger van de PvdA zag evenmin heil in de leus van het ANJV, "omdat met weinig geld ieder vliegtuig voor een atoomtaak is uit te rusten, al was het een tweedekker".
Op dat moment werd de discussie over atoomtaken nog beschouwd als een opportunistische truuk van het ANJV; enkele jaren zou niet meer zo schouderophalend aan atoomtaken voorbij gegaan worden.
In de tussentijd had het ANJV haastig een eigen plan opgesteld. Samen met studentenorganisaties maakte het plannen om een krant te maken en posters en prentbriefkaarten en om landelijk handtekeningen op te halen onder de onder de leuze "Tegen de atoomstraaljagers".

Verder verklaarde het ANJV dat zij geen enkele behoefte had om samen te werken met groepen als de SP, IKB en KEN. De BVD werd niet in dit rijtje genoemd, maar in de praktijk sluit het ANJV ons ook van samenwerking uit.
Deze verklaring van het ANJV ontlokte veel kritiek vanuit de vergadering. Vooral door de PSP werd gesteld dat ernstig getwijfeld wordt aan de haast waarmee het ANJV c.s. initiatieven neemt. Zij gaan ervan uit dat de aanwezige groepen op deze manier voor het blok gezet worden, en weinig anders meer kunnen doen dan het ANJV-initiatief ondersteunen. Door de meerderheid van de vergadering werd deze conclusie ondersteund en geconstateerd dat het ANJV zichzelf buiten de vergadering plaatst door zelf een principebesluit te nemen en niet de discussie aan te gaan over een algemene leus en de opbouw van de landelijke actie. 15


Er werd besloten een landelijke demonstratie te houden onder de leus "Geen drie miljard voor nieuwe straaljagers". Bovendien zou geen enkele organisatie bij voorbaat van deelname worden uitgesloten, zoals het ANJV voorgesteld had.
Op de volgende bijeenkomst trok het ANJV zich terug uit het landelijke initiatief. Het ANJV wilde niet met allerlei 'splintergroepjes' samenwerken omdat het zich daar te sterk voor achtte. Ook de studentenorganisaties en het FJG trokken zich terug, of, zoals de notulen van een BVD-vergadering enigszins geringschattend vermelden: "De CPN plus aanhangsels heeft zich teruggetrokken".
In deze situatie was het niet mogelijk om het succes van de acties in België te evenaren. Op 5 april demonstreerden in Utrecht vijfduizend mensen tegen de nieuwe straaljagers, en daarmee kregen de "splintergroepjes" ongeveer evenveel mensen op de been als de "brede groepen" in verschillende stedelijke demonstraties.
Demonstreren was een concurrentiestrijd geworden.
Korte tijd daarna nam de regering het besluit om de order voor de F 16 wél te plaatsen, en het samenwerkingsverband viel uit elkaar, alhoewel de BVD nog voorstelde om door te gaan en het accent te verleggen naar meer algemene anti-militaristische activiteiten. De anderen zagen daarin weinig heil.

De samenwerking met andere linkse groepen was het meest chaotisch in het najaar van 1975, toen in Portugal de spanningen na de zogenaamde Anjerrevolutie uit 1974 steeds verder opliepen. De BVD had een bijzondere belangstelling voor de gebeurtenissen in Portugal, omdat het oude regime van Salazar was afgezet door progressieve delen van het leger en omdat vervolgens in deze omwenteling een organisatie van dienstplichtige soldaten SUV16 een vrij prominente rol ging spelen.
In september had het NPC (Nederlands Portugal Comité) een bijeenkomst georganiseerd voor de oprichting van een breed solidariteitscomité Portugal. In het NPC zat onder andere de Moskou-gezinde Baruch-groep, dus waren de CPN en het ANJV niet uitgenodigd. Het NPC had voor de samenwerking een appèl opgesteld, maar dat werd verouderd en vaag gevonden. De critici vonden het niet voldoende om "de sinds 25 april '74 verworven vrijheden te verdedigen".

De BVD heeft toen voorgesteld om samen met een aantal andere organisaties een nieuw concept-pamflet op te stellen om op basis daarvan een landelijke demonstratie en manifestatie te organiseren. Dit pamflet zou dan op de volgende door het NPC bijeen te roepen vergadering besproken kunnen worden. De meerderheid ging hiermee akkoord. De BVD heeft toen samen met IKB, LUAR, ART (linkse Portugese organisaties in Nederland; HS) en de Bond voor Vrijheidsrechten een concept-pamflet geschreven. Bij telefonisch contact tussen BVD en NPC bleek echter dat het NPC het nu niet meer zo zag zitten en de volgende vergadering niet wilde uitschrijven, althans ze wilden de zaak op de lange baan schuiven.
Toen hebben wij, de BVD dus, deze taak op ons genomen.
Op de eerste vergadering daarna waren aanwezig: BVD, Rood Front Utrecht, Portugal Informatiegroep Amsterdam (PIG), Portugal Afrika Comité Den Haag (PAC), PSP, IKB, SOF, BNML, KEN, Comité van Revolutionaire Marxisten (CRM), SJ, LUAR, ART, ASVA en VD.

Het NPC trok zich terug, omdat het niet met bovengenoemde groepjes wilde samenwerken. Tijdens de vergadering trokken ook de maoïstische KEN en BNML zich terug, omdat zij vonden dat de Portugese revolutie niet alleen bedreigd werd door de EEG en het Amerikaanse imperialisme, maar ook door het "sociaal-imperialisme van de Sovjetunie".
De overgebleven groepen besloten om een informatiebulletin uit te geven en om eind november een landelijke demonstratie en manifestatie te houden.

Net toen alles wat vastere vorm begon aan te nemen kwam de ASVA met een nieuw voorstel, dat was al weer een vergadering verder. De ASVA had een nieuw platform opgesteld waarmee ze wilden proberen om alsnog de CPN, het ANJV en het FJG te benaderen. Op dat moment liet de PSP haar verdere medewerking met het oorspronkelijk initiatief afhangen van de bereidheid van de rest van de vergadering om op dit ASVA-initiatief in te gaan. De PSP zou zich dus terugtrekken als we het ASVA-initiatief zouden afwijzen. Alleen de FEC-ml (Portugese maoïsten; HS) en de CRM (na hun laatste kongres omgedoopt in Beweging voor Arbeiders Zelfbeheer) vonden het ASVA-pamflet onaanvaardbaar. De rest baalde wel stevig, maar wilde de ASVA toch de gelegenheid geven om de CPN te benaderen.
De ASVA wilde echter dat er namens alle organisaties die achter het ASVA-initiatief stonden, één afvaardiging zou komen naar de vergadering van de CPN, het ANJV, het FJG en de PPR. Maar daar voelde niemand iets voor, niemand wilde zich laten vertegenwoordigen door een ander.

Men werd het niet eens, en de ASVA nodigde daarom op eigen initiatief de PvdA, CPN, PPR, PSP, FJG, ANJV, VVDM, BVD en IKB uit voor een bijeenkomst. De PvdA en de VVDM kwamen niet opdagen en de CPN en het ANJV bleken niet geïnteresseerd te zijn. Zij vonden dat solidariteit beperkt diende te blijven tot steun aan de anti-fascistische strijd, en vonden al het andere inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Portugal.

Na het opstappen van deze twee had het NPC ineens weer interesse om mee te doen. Dit natuurlijk vooral door aandringen van PSP en PPR. Later belde het LUAR op om te zeggen dat ze het ASVA-platform niet meer onderschreven.
Intussen had het CRM de overgebleven organisaties die buiten het ASVA-initiatief waren komen te staan, plus de BVD, uitgenodigd om door te gaan met de bulletingroep. De bedoeling was om publicaties te gaan uitgeven en forums te organiseren en verklaringen uit te geven over de gebeurtenissen in Portugal, Angola en Timor.
Op deze vergadering werd ik (JT) eerst tot voorzitter benoemd, en er een uur later uitgeflikkerd. 17

De BVD werd eruit gezet omdat de anderen, de LUAR, ART, FEC-ml, Wereldwinkels Den Haag en Arnhem, SJ, PIG Amsterdam, en CRM het er niet mee eens waren dat de BVD nog steeds wilde meewerken aan de manifestatie van de ASVA. Zij waren hier op onelegante manier buitengesloten, en wilden dat de BVD zich dus ook zou terugtrekken. De BVD wilde echter invloed houden op de invulling van de ASVA-manifestatie en trok zich niet terug. De manifestatie werd gehouden op 2 december in Amsterdam, en daarbij waren ongeveer vijftig soldaten aanwezig, waarvan de meesten in uniform.
Achteraf concludeerde de BVD dat alles fout was gegaan, en dat de BVD zich in een wespennest had gestoken. De BVD had geprobeerd om groepen tot samenwerking te brengen die niet wilden samenwerken. Iedereen vergaderde mee, omdat vóór 25 november niemand wist hoe de situatie in Portugal zich zou ontwikkelen. Niemand wilde de boot missen, als er werkelijk een revolutie in Portugal zou plaatsvinden. Op 25 november '75 werd een opstand van radicale troepen door andere legeronderdelen ongedaan gemaakt, en daarmee kwam plotseling een eind aan het geleidelijke proces van radicalisering dat zich in Portugal had voltrokken vanaf 25 april '74.
In januari 1976 was er geen spoor meer te bekennen van gemeenschappelijke solidariteit met Portugal.


Geen stap in de richting van de CPN

Op 1, 2 en 3 maart 1974 vond het zesde BVD-congres plaats in Jeugdherberg Alteveer in Arnhem. Het was een slecht congres en dat was al tijdens het congres duidelijk:

MR: Ten eerste, het congres is slecht voorbereid en slecht geleid. Hierdoor liepen de discussies slecht en ook de samenvattingen maakten het meestal niet duidelijker. 18

Achteraf had een van de deelnemers een soortgelijk oordeel.

Groepsdiscussies horen niet op het congres thuis. De willekeurig bij elkaar geraapte groepen moeten op het congres binnen 45 minuten tot een standpunt komen. Bij de kreet "koffie!" mag de notuleur dat dan verzinnen. Dus geen groepsdiscussies als surrogaat voor de slechte voorbereiding. Op het congres moet alleen plenair vergaderd worden om de puntjes op de i te zetten. 19

Er werd over van alles gepraat en de conclusie was telkens, dat verder onderzoek en discussie nodig waren. Eén discussie was wél van belang, over de CPN. Wim Schul had een stuk geschreven onder de titel: "Geen stap in de richting van de CPN". Daarin merkte hij op dat de CPN geleidelijk invloed won in linkse kringen.

Zo is de tendens. Men bekritiseert eerst de CPN op onderdelen zeer fel, vervolgens ziet men er toch wel wat goeds in. Als dan een vriendje een bestuursfunctie krijgt, wordt daar de zeer diepgaande conclusie aan verbonden dat er toch heel wat veranderd is in de CPN. Tenslotte wordt men 'kritisch', en uiteindelijk ook dat niet meer, lid. En dit zijn nog de beste mensen! Het merendeel heeft deze terughouding nauwelijks. "De CPN is een echte arbeiderspartij", zeggen de mensen die daarvoor soms ook al apegaapten voor 'echte' arbeiders, maar daar heel andere conclusies aan verbonden. 20

Wim Schul zag ook binnen de BVD de invloed van de CPN toenemen en noemde als voorbeeld dat de afdeling Groningen in navolging van de CPN had gepleit voor "een progressieve krachtenbundeling" om het regeringsbeleid naar links te krijgen. Schul vond de invloed van de CPN rampzalig.

Het programma van de "niet-monopolistische groepen" kan alleen maar tot chaos leiden, tot stagnatie van de kapitalistische productie, tot het uitnodigen van staatsgrepen. En de parlementaire weg, het "mobiliseren van progressieve krachten" tot feitelijke ontwapening. Aan de vooravond van de Griekse coupe waren tienduizenden mensen "gemobiliseerd", maar de kolonels bleven natuurlijk niet van schrik thuis.

Volgens Schul verzuimde de CPN om die thema's aan de orde te stellen die van belang waren voor het veroveren van de macht door de arbeidersklasse. Schul wilde daarom de invloed van de CPN, in ieder geval binnen de BVD, tegengaan. Hij zag overal de invloed van de CPN toenemen, bijvoorbeeld in de studentenbeweging.

Met de BVD ligt dat anders. Wij zij een landelijke organisatie met een tamelijk groot prestige, en we overvleugelen in het soldatenwerk met gemak de CPN. Als de BVD zichzelf en daarmee feitelijk de soldaten, zou uitleveren aan de CPN, dan zal dit een zeer zware klap betekenen. Voor veel mensen buiten de BVD zou dat de stap naar de CPN acceptabel maken. (..)
De BVD verkeert in een bijzondere positie omdat de strijd met de CPN kan worden aangebonden. (Uiteindelijk natuurlijk niet geïsoleerd; om die reden ben ik vorige maand lid geworden van Proletarisch Links, een organisatie die alle fouten van de linkse beweging heeft, maar de enige aanzet is tot een revolutionaire partij, in de toekomst waarschijnlijk sektie van de Vierde Internationale. Ik hoop niet dat ik er de enige BVD-er blijf).

Wim Schul vond dat BVD-ers tegenover het "politieke-vakbondsconcept", waarmee CPN-ers hun overheersende positie in studentenorganisaties rechtvaardigden, niet neutraal moesten staan, maar dat idee resoluut van de hand moesten wijzen.
Het kwam neer op een voorstel om CPN-sympathisanten te royeren. Zo ver kwam het niet. Toen de groningers toegaven dat hun standpunt ongelukkig geformuleerd was, maar dat ze het niet nodig vonden het te herzien, nam Wim Schul daarmee genoegen. Inmiddels was duidelijk dat een grote meerderheid in de BVD zijn weerzin tegen de CPN deelde, en dat ook de afdeling Groningen niet stond te trappelen om toe te treden tot de CPN. Een 'schuldbekentenis' van Groningen was niet nodig, en na het congres verdween de CPN-invloed volledig. Een jaar later schreef Ben Dankbaar van de afdeling Amsterdam daarover:

De afdeling Amsterdam wordt in het geheel niet overheerst door de CPN. Het merendeel van de CPN-sympathisanten, die vorig jaar nog in de afdeling aktief waren, is elders aan het werk gegaan. Maar zelfs in de tijd dat er een aanzienlijke hoeveelheid CPN-sympathisanten in de afdeling was, hebben deze mensen hun BVD-werk altijd gedaan vanuit juist een kritiek op de CPN, die hen immers in het geheel niet steunde. 21

En gelijktijdig met het verdwijnen van de CPN deed Proletarisch Links, oftewel het trotskisme in de BVD zijn intrede, zoals bleek uit het stuk van Schul.

Nog enige tijd stelde men zich de vraag, of de BVD zich bij een andere organisatie kon aansluiten. De noodzaak om in een groter verband te streven naar een socialistische maatschappij werd door velen in de BVD erkend. Naarmate in de compensatiestrijd duidelijker werd dat radicalisering en verbreding van acties niet eindeloos doorgingen, werd de vraag klemmender wat de BVD meer was dan het radicale deel van de VVDM.
Het werd voor BVD-soldaten een probleem,

om aan vrienden, kamergenoten en kleinere groepen uit te leggen, waarom de BVD een socialistische organisatie is, en hoe de soldatenstrijd een bijdrage betekent in de strijd voor het socialisme. 22

Praten over het socialisme was moeilijk, omdat ook buiten het leger geen duidelijk socialistische beweging of organisatie bestond.

Er zal vastgelegd moeten worden op basis waarvan de BVD met welke organisaties zal samenwerken. Dit vraagstuk is deste nijpender nu het internationale kapitalisme in steeds meer krisissen verzeild raakt en reactionaire of revolutionaire tijden voor de deur kunnen komen te staan, tijden waarin gezamenlijk optreden van elementair belang is. 23

De BVD wilde zich verdiepen in de positie van de BVD in de linkse beweging, maar kwam eigenlijk niet verder dan dat het links van de sociaal-democratie en links van de CPN zou moeten zijn.
Een stuk van het polkom over de plaats van de BVD in de linkse beweging noemde een aantal redenen waarom de discussie nodig is:

En vooral: het doorbreken van het reformisme. Het reformisme is namelijk niet zomaar nog niet geheel consequent socialisme, het is een bewuste politiek die erop gericht is om aan te tonen dat alles binnen het raam van het kapitalisme oplosbaar is, en die alles zal doen om ervoor te zorgen dat de strijd binnen de burgerlijke kaders beperkt blijft. 24

De BVD kon zich daardoor alleen nog richten tot trotskisten, maoisten, radencommunisten, anarchisten en hier en daar wat plaatselijke "spontaneïstische" groepen, zoals de "Socialistische Studenten Bonden" in Nijmegen en de actiegroep Nieuwmarkt in Amsterdam.
Van een uitgebreide discussie over de plaats van de BVD in de linkse beweging kwam dan ook niets terecht. De BVD had weinig belangstelling meer voor anarchisten en maoïsten; radencommunisten waren nergens te vinden, en met trotskisten had de BVD al regelmatig contact.
Het enige andere perspectief voor de BVD lag nog in een bundeling van onafhankelijke plaatselijke groepen, die her en der aan de basis aktief waren. Begin '75 werd een poging gedaan om zo'n bundeling tot stand te brengen in navolging van het Belgische GAK, Groot Arbeiders Komitee, dat jaarlijks een "Volkskamp" organiseerde voor groepen onafhankelijk van vakbonden en linkse partijen. In Nederland probeerde men nu iets dergelijks van de grond te krijgen in maart 1975.
Op deze "Tuigdag" waren verschillende groepen aanwezig zoals de BGA (Bedrijfsgroep Amsterdam), actiegroep Nieuwmarkt, de Sterke Arm uit de Dapperbuurt in Amsterdam, de Muurkrantgroep uit Utrecht, KKB en KKR (Kommunistenkring Breda en Rijnmond), Actiecomité pro-gastarbeid, wijkcomité's uit Nijmegen, buitenlandse arbeiders kollektief uit Amsterdam, de BVD en de Socialistische Beweging uit Deurne. Het was een heterogeen gezelschap en men slaagde er niet in om afspraken te maken voor verdere samenwerking.
De tuigdag vond plaats in een tijd van stagnatie en van het initiatief kwam niets terecht zoals ook in België het GAK uiteen viel, omdat het niet bestand bleek tegen de druk van gevestigde organisaties, die probeerden invloed in het GAK te krijgen. De discussie over de plaats van de BVD in de linkse beweging was daarmee afgehandeld. In de zomer van 1974 constateerde het polkom nalatigheden van personen en afdelingen bij het leveren van teksten, de discussie werd uitgesteld tot na het internationale NAVO-congres dat de BVD in november organiseerde, en vervolgens naderde het zevende BVD-congres. Daar vond iedereen dat de discussie geen prioriteit meer had. Het probleem was inmiddels vereenvoudigd tot de vraag, wie wel en wie niet lid wilde worden van de IKB (de trotskisten).
Het polkom stelde nog voor "dat de BVD zichzelf opvat als een niet-revisionistische tussenstructuur op basis van een revolutionair programmatisch minimumplatform", maar op het zevende congres besloot men om er geen woorden meer aan vuil te maken. 25

KK: Het vraagstuk van de revolutionaire partij is bij ons niet van groot belang. Als de stand van de klassenstrijd verhoogt, wordt het belangrijker. 26



Trotskisme

Begin '74 deed het trotskisme in de BVD zijn intrede doordat enkele BVD-ers lid werden van Proletarisch Links (PL). Proletarisch Links was in 1972 uit de PSP geroyeerd, fuseerde in december '74 met de RCB (Revolutionaire Communisten Bond), en werd onder de naam IKB (Internationale Kommunisten Bond) een afdeling van de "Vierde Internationale", een van de erfgenamen van de Vierde Interationale die in 1936 door Trotski werd opgericht, en die sindsdien in meerdere stukken is uiteengevallen. De Vierde Internationale heeft in verschillende landen op de wereld afdelingen die ondergeschikt zijn aan de besluiten van de wereldcongressen en van het "Verenigd Secretariaat" in Brussel.
Voordat PL zich afsplitste van de PSP had het trotskisme nauwelijks invloed onder de jongeren die aan het eind van de jaren zestig geradicaliseerd waren. De maoïsten waren veel invloedrijker, totdat zij in 1973 uit China de "drie-werelden-theorie" overnamen. Volgens deze theorie was de wereld verdeeld tussen twee imperialistische machtsblokken, de Verenigde Staten en de Sovjetunie, en moesten alle andere landen zich sterk maken om zich aan die tweedeling te onttrekken. Maoïsten waren fel tegenstander van de Sovjetunie en pleitten voor versterking van de Europese defensie. Dat ging veel mensen te ver.
De invloed van het trotskisme nam in de BVD zodanig toe, dat IKB-voorstellen op het zevende BVD-congres in mei '75 konden rekenen op de steun van bijna een derde van de stemmen. In het verdere bestaan van de BVD zou het aantal IKB-ers plus sympathisanten blijven schommelen rond de dertig procent van de aktieve BVD-ers.
Trotskisten zijn in de eerste plaats revolutionairen. Uitgangspunt is dat alleen een revolutie het socialisme kan bewerkstelligen; de geleidelijke weg is een illusie. Trotskisten zijn trouwe volgelingen van Lenin. De Russische revolutie liep vast door de "bureaucratische contrarevolutie" onder leiding van Stalin na de dood van Lenin in 1924. Anderen in de BVD beschouwden zich eveneens als revolutionairen, en gunden Lenin het voordeel van de twijfel, maar waren minder overtuigd van de komst van een revolutie binnen afzienbare tijd.
In het voorjaar van '75 barstten de discussies los tussen de IKB-ers en de niet-IKB-ers. Lange discussiestukken in het kaderblad werden gevolgd door meerdere stukken met kritiek of met aanvullingen op het eerste. Het ging over hoe de BVD verder moest na de mislukking van acties van 8 mei '74.
De trotskisten bekritiseerden degenen die hoopten op het opnieuw oplaaien van massaal soldatenverzet. Een opleving in de soldatenstrijd zou pas mogelijk zijn als er elders in de maatschappij, en met name in de arbeidersbeweging, activiteit zou ontstaan. De IKB pleitte daarom voor een politieker opstelling van de BVD, en voor minder nadruk op het VVDM-werk.

Men zou kunnen zeggen, een congres bepaalt hoe "de" BVD-er gezien wordt. Sinds het vijfde congres is dat eigenlijk als de meest aktieve VVDM-er. Om die reden werd zijn leiding geaccepteerd. Dat moet nu zijn: omdat de BVD-er effectief de soldatenstrijd met de strijd van de arbeiders weet te verbinden.27

Werken in de VVDM werd minder belangrijk door revolutionaire ontwikkelingen die waarschijnlijk niet lang op zich zouden laten wachten. Wim Schul schreef daarover in stellingen voor het zevende congres:

Het is een gemeenplaats geworden om te zeggen dat het kapitalisme in een diepe krisis verkeert. De krisis zoals we die in West-Europa kennen, is niet alleen economisch van aard, maar omvat alle vlakken van de maatschappij. Dat betekent dat het kapitalisme niet alleen in een situatie komt waarin materiële overheersingsmethoden hun geldigheid verliezen en ze gedwongen is om, ten einde uit de krisis te komen, massieve aanslagen op het levenspeil te doen, maar ook dat haar ideologische greep is verzwakt. 28

Met name in het zuiden van Europa moest worden rekening gehouden met revolutionaire ontwikkelingen.

Het is vooral in deze zone dat secties van de Vierde Internationale voor de mogelijkheid staan zich om te vormen tot revolutionaire massapartijen ten tijde van een revolutionaire situatie. Eventuele verdergaande succesvolle afloop van zulke situaties, die we in de komende paar jaar in meerdere landen kunnen verwachten, zal mede van het slagen van die omvorming afhangen. (..) Een belangrijk probleem voor de Europese revolutionaire voorhoede in de komende jaren zal zijn: hoe te voorkomen dat de landen van Noord- en Midden-Europa, en dan vooral West-Duitsland, uitvalsbasis kunnen worden voor reactionair 'politie' optreden tegen revolutionaire bewegingen elders. Momenteel (dat wil zeggen de eerste 12 tot 18 maanden) lijkt dat uitgesloten. 29

De bourgeoisie bereidde zich voor op de komende botsingen door geleidelijk de staat te versterken.

Wat wel mogelijk is voor de bourgeoisie, is het inzetten van de tendens naar de sterke staat. Die heeft ten doel het repressieapparaat te versterken. Zij wil daarbij de arbeidersstrijd waar die opleeft, isoleren en neerslaan, om in geïsoleerde conflicten een overwinning te behalen. Een serie van dergelijke overwinningen zou de krachtsverhoudingen voor de bourgeoisie gunstiger maken. Deze tendens heeft vele kanten; repressieve wetgeving naar de arbeidersklasse; politieke censuur op de media; disciplinering van onderwijs en vorming; omvorming van het leger- en politie-apparaat, etc.. 30

Het was de taak van revolutionairen om deze "tendens naar een sterke staat" te bestrijden. De vooruitzichten waren niet ongunstig, want tegenover het verzwakte kapitalisme stond een arbeidersklasse die nog niet gedemoraliseerd was zoals in de dertiger jaren, en die zich dus niet zou neerleggen bij een fascistische uitweg uit de krisis. Het kapitaal zou zich dus niet aan een laatste strohalm kunnen vastklampen, en het socialisme werd een reële mogelijkheid.

Het praten over de revolutie was voor de BVD niet nieuw, maar wel dat de voorbereiding daarop zo centraal stond. Dat kunnen we gedeeltelijk begrijpen vanuit de trotskistische preoccupatie met revoluties, maar gedeeltelijk ook vanuit de stemming op dat moment. De Amerikanen waren bezig de oorlog in Vietnam te verliezen, in het zuiden van Europa (Griekenland, Italië, Spanje en Portugal) waren turbulente ontwikkelingen gaande, maar ook in Nederland bevonden zich veel linkse organisaties op een relatief hoogtepunt. Niet alleen revolutionairen dachten dat het socialisme naderbij kwam. De sociaal-democraten hoopten de krisis te overwinnen door hun "spreiding van inkomen, kennis en macht", en de communisten lanceerden in 1976 hun verkiezingsleuze "Van Agt eruit, de CPN erin", waarmee zij suggereerden dat de tijd rijp was voor een linkse regering van PvdA en CPN.
Twee jaar later was al deze hoop vervlogen. Spanje was niet socialistisch, maar een koninkrijk geworden, de revolutie in Portugal was in november '75 tot staan gebracht door het mislukken van een opstand van radicale militairen, in Italië bleek in juni '76 geen linkse regering te komen zoals velen gehoopt hadden, en van massaal verzet tegen de kapitalistische krisis en tegen bedrijfssluitingen was weinig te bekennen. In West-Duitsland kon de linkse beweging zich nauwelijks verdedigen tegen de "Berufsverbote", waarmee mensen met linkse sympathieën ontslagen konden worden uit een overheidsbetrekking. De enorme verkiezingsnederlaag van de CPN in mei '77, waarbij zij terugviel van zeven naar twee zetels in de Tweede Kamer, maakte aan iedereen duidelijk dat het tij was gekeerd.
De terugval was internationaal. Eind october '76 vond in Stuttgart een anti-militaristisch congres plaats waar groepen uit verschillende landen elkaar ontmoetten.

En het zal niemand verbazen, dat het daar ging om de discussie wat er in 's hemelsnaam aan de hand is in Europa met de verschillende bewegingen. Men was neerslachtig. In praktisch alle landen vond er een stagnatie plaats van de soldatenbewegingen. De beweging in Italië van de afgelopen jaren is niet meer, de verschillende comité's zijn leeggelopen, zo is dat ook in Frankrijk, in Zwitserland is er een stagnatie evenals in Nederland, en in Portugal is de SUV praktisch verdwenen. We gaan in dit verslag niet in op de oorzaken hiervan in de verschillende landen, maar de algemene constatering werd door iedereen wel aanvaard. 31


De IKB-ers in de BVD hadden zich met een aantal sympathisanten voor het congres verenigd in "tendens één", en stelden het congres voor, de theorie van de sterke staat te onderschrijven, en te streven naar een eenheidsoptreden van links tegen de tendens naar een sterke staat. De bedoeling was, massaal op te treden telkens wanneer de tendens naar een sterke staat zichtbaar werd. Er kwam kritiek, maar IKB-ers konden daarop eigenlijk niet ingaan omdat de theorie van de sterke staat afkomstig was van het hoofdkantoor van de Vierde Internationale in Brussel. De voorstellen konden alleen nader worden toegelicht, en de juistheid van kritiek kon zeker niet worden erkend door zomaar een groepje IKB-ers in de BVD. Bij de anderen riep dat irritatie op, temeer omdat vaag bleef wat een tendens naar een sterke staat, en strijd ertegen, was. De discussie werd af en toe grimmig, omdat de trotskisten eigenlijk hardnekkiger waren dan de maoïsten toen die in 1970 hun marxisme-leninisme presenteerden.
Ben Dankbaar was een van degenen die zijn bezwaren op papier zetten:

Een van de domste dingen die we kunnen doen is nu de strijd tegen de bourgeoisie reduceren tot de strijd tegen de maatregelen die de bourgeoisie neemt om haar repressieapparaat te versterken. Hoe belangrijk deze maatregelen ook zijn, ze blijven secundair ook voor de bourgeoisie. Primair is de strijd om de ordening van de economie en de maatschappij: woningbouw, onderwijs, milieu. In de strijd rond die problemen wordt de vraag socialisme of kapitalisme concreet aan de orde gesteld. 32

De afdeling Amsterdam had ook kritiek op Wim Schul en trok de tendens naar een sterke staat in twijfel.

Onlangs verscheen een rapport van de commissie legerplaatsen van de Nationale Raad Welzijn Militairen. Hierin wordt gesteld dat het isolement van soldaten moet worden verminderd, dat legerplaatsen dichter bij de bevolkingscentra moeten komen te liggen, minder doorlopende controle op militairen enzovoorts. Wij zijn niet in staat om op grond van deze feiten te zeggen; we zien duidelijk een tendens naar een sterke staat. 33

Anderen vonden dat de repressie níet scherper werd.

Het nemen van repressieve maatregelen tegen de arbeidersbeweging levert ook voor een reformistische regering grote risico's op. Waarom zou zij zich hieraan blootstellen wanneer, zoals in Nederland, de sociaal-democraten er in de loop van 1972/'73 vrijwel geheel in geslaagd zijn de oplevende arbeidersstrijd in voor hun goede banen te leiden. Een politiek die bekroond werd met het aan de regering komen van Den Uyl. 34

Ook na lange discussies bleef het verschil onduidelijk tussen een "sterke staat" en een "gewone staat", en of de IKB bedoelde dat de staat sterker, omvangrijker of repressiever werd. Extra verwarring bestond doordat de IKB sprak over een tendens naar een sterke staat. Men mag immers aannemen dat zelfs in verzwakkende staten tendenzen in de richting van versterking van de staat zijn aan te wijzen.
De Vierde Internationale (en dus de IKB) had min of meer bewust termen gekozen die niet helemaal logisch waren en die niet helemaal aansloten bij het gangbare taalgebruik, maar daar ook niet te ver van afweken (en wás iets aan de hand met de staat en er vónd een bepaalde repressie plaats). Het gebruik van een eigen terminologie had als voordeel ten eerste dat men snel aanhangers kon onderscheiden van niet-aanhangers, en ten tweede dat men gemakkelijk kritiek kon weerleggen. "Nee, wij zeggen niet dat de staat nu al sterker wordt, alleen dat er een tendens in die richting bestaat", of "Nee, een sterke staat is niet hetzelfde als een militair regime, maar je wilt toch niet beweren dat de staat niet sterk is?".
Op het congres veegde Wim Schul in zijn inleiding nog eens alle bezwaren op een hoop.

Die situatie is omschreven als een tendens naar een sterke staat. Tal van bezwaren zijn hier tegen in gebracht. Het berustte alleen maar op feitjes, zonder analyse, er moest méér onderzoek komen, er was wel veel veranderd, maar toch eigenlijk niets, enz. enz. enz. Nu wordt door groep twee tegengeworpen "dat het soms erop lijkt of het alleen gaat om de versterking van het gewelddadige repressieapparaat van de staat, dan weer van het repressieapparaat in het algemeen (?) en soms om de groei van het staatsoptreden in het kapitalistisch systeem überhaupt". (..)
Zoals men ziet, een buitengewoon diepzinnige vraagstelling. Al deze tegenwerpingen getuigen weliswaar van vindingrijkheid, maar helderheid hebben ze niet gebracht, andere analyse waarop een revolutionaire strategie te baseren is, is er ondanks de roep om 'meer onderzoek' het afgelopen jaar niet geweest. 35

Schul ging aan de bezwaren voorbij en volstond met het noemen van een aantal recente gebeurtenissen en met de opmerking dat die de analyse van de IKB bevestigden, de gebeurtenissen in de Nieuwmarktbuurt in Amsterdam, de repressie tegen de Molukkers, de plannen voor een verbeterde marechaussee-opleiding en in Duitsland de processen tegen de "kameraden van de RAF".
Het congres ging niet accoord met het voorstel van "tendens één" om de strijd tegen de sterke staat als prioriteit te stellen in de komende periode. De tekst over de sterke staat kreeg een kwart van de stemmen De meeste stemmen gingen naar de stellingen van "groep twee", die zich gevormd had in reactie op tendens één. Uit het grote aantal onthoudingen blijkt dat onderweg veel mensen het spoor bijster waren geraakt.
In de discussies waren de nodige irritaties. Tendens één zou de BVD drijven tot sectarisme, omdat je bij de soldaten niet kan aankomen met abstracte verhalen over de revolutie; anderzijds kreeg groep twee het verwijt, te vervallen in "soldatisme", dat wil zeggen teveel uit te gaan van de gevoelens van de soldaten en te weinig van een socialistische analyse.
De stemming op het congres blijkt uit de notulen van de discussie op zaterdag:

WS: DE situatie verandert steeds. DE selectieve repressie heeft geen succes gehad. We moeten de zaak nu weer samenvatten. De scheiding tussen het dagelijkse werk en de revolutionaire propaganda moet worden opgeheven.
KK: Deze scheiding is voorlopig niet op te lossen. Er is momenteel geen pre-revolutionaire situatie.
Hierop volgt een betoog van KK over de situatie in Rusland van rond de octoberrevolutie, over overgangseisen, de Internationale enzovoort.
WS gaat hier ook op in. Deze discussie geven wij hier niet weer.
KK: Revolutionaire propaganda bereikt momenteel een kleine groep. Er kan nu geen revolutionair perspectief worden gegeven.
Hier besluit de voorzitter de discussies. 36

De irritaties waren er vooral op vrijdag en zaterdag. Op zondag waren de verhoudingen duidelijk en werd de strijdbijl begraven: het kazernewerk moest verbeteren en de BVD moest feller reageren op krijgsraadstraffen en repressie.

De schermutselingen tussen trotskisten en niet-trotskisten waren daarmee echter niet beëindigd. De opposanten van "groep twee" erkenden achteraf dat hun voorstellen op het zevende congres gebreken hadden. Dat blijkt uit een stuk van de afdeling Nijmegen.

Kijk, je kunt ook zeggen, er is iets mis in de BVD, maar waar ligt dat nou aan? Ligt dat nou aan de geringere strijd(baarheid) op de kazernes doordat er een aantal hervormingsgezinde eisen zijn ingewilligd? Of ligt dat nou aan het ontbreken van een perspectief, van een visie van wat we nou eigenlijk met het leger willen, hoe we vanuit de bestaande realiteit naar ons doel (welk?) toe willen werken? Moeten we nou wel of niet ten eeuwigen dage achter initiatieven van de VVDM aan blijven lopen? etc.
De IKB pretendeerde op deze (en nog veel meer) vragen een pasklaar antwoord te hebben. Die pretentie en die antwoorden hebben we afgewezen. Terecht! Maar we hadden en hebben zélf geen reëel alternatief daartegenover gesteld, alleen een aantal adhoc prioriteiten ('kazernewerk centraal', 'ontmaskering van de rol van de sociaal-democratie' enz.) op grond van een grotendeels impliciet gebleven analyse. 37

De IKB was achteraf niet tevreden over het congres maar ook niet ontevreden. In een intern stuk van de IKB lezen we dat de IKB het werk in de BVD wilde verbeteren.

Maar de geleidelijke weg, de rustige ontwikkeling binnen de BVD gaat natuurlijk niet eeuwig door; via een geleidelijke ontwikkeling een grote meerderheid binnen de BVD krijgen is niet mogelijk. We moeten ons voorbereiden op het nemen van praktische initiatieven (niet de gewone dagelijkse), die voor ons aangeven dat onze voorstellen juist zijn voor de beweging der soldaten als zodanig, en dat we daarmee kunnen koppelen aan het idee dat we dat concreet kunnen invullen.

Op de iets langere termijn zou daardoor een nieuw congres onvermijdelijk worden.

Op dit congres worden dan beslissende slagen uitgevoerd. Ongetwijfeld, zoals het er nu voorstaat, zullen wij in een heel gunstige positie op dat congres aanwezig zijn. 38

Dat was inmiddels de doelstelling van de IKB geworden: "een meerderheid krijgen in de BVD", en "beslissende slagen".