Een samenvatting van het historische werk van Immanuel Velikovsky
Hoofdstuk IV. De Assyrische verovering
In "Ages in chaos" verplaatste Velikovsky het eind van de 18e dynastie van ongeveer 1300 naar 850 voor Christus. Echnaton was een tijdgenoot van koning Josafat van Jeruzalem en van Achab van Samaria. Na het eind van het koningschap van Echnaton kwam er vrij spoedig een eind aan de 18e dynastie en was Egypte enige tijd verzwakt. Volgens de gangbare geschiedschrijving was het Horemheb die Eje opvolgde aan het eind van de 18e dynastie. Sporen van een verbinding tussen Horemheb en de heersers aan het eind van de 18e dynastie zijn echter niet gevonden en we zullen zien dat Velikovsky Horemheb elders in de geschiedenis een plaats geeft. Het deel over de Assyrische verovering werd niet gepubliceerd, maar is terug te vinden in het internet-archief van het werk van Velikovsky.
De Lybische dynastie
Volgens de legende van Oidipous keerden "de epigonen" enige tijd na de strijd om de opvolging van Echnaton terug en veroverden zij alsnog Thebe. Dat was het begin van de Lybische dynastie waarin Griekse kolonisten een rol speelden die zich gevestigd hadden op de Middellandse-Zeekust van Lybië. De Lybische dynastie is bekend als de 22ste dynastie waarin we namen vinden als Shoshenk en Osorkon. Volgens de Egyptische historicus Manetho duurde de Lybische overheersing 120 jaar en werd die in het jaar 712 v.C. opgevolgd door ongeveer 50 jaar overheersing vanuit Ethiopië.
Verplaatsing van de 22ste dynastie direkt na de 18e dynastie is opnieuw een vrij drastische ingreep in de Egyptische geschiedschrijving. De 18e dynastie werd ongeveer 540 jaar naar voren geschoven en als dan de Lybische dynastie (120 jaar) en de Ethiopische dynastie (50 jaar) worden ingevoegd, dan wordt de 19e dynastie (die van Seti en Ramses II) dus 710 jaar verschoven.
Dit is mogelijk omdat er enerzijds een nogal grote breuk lijkt te liggen tussen taal en cultuur van de 18e en de 19e dynastie, die historici voor de nodige raadselen plaatste. Anderzijds ook omdat er treffende overeenkomsten bleken te zitten tussen culturele uitingen van de 18e dynastie en van de Lybische dynastie.
De verschillen tussen de 18e en de 19e dynastie zien we onder andere in de veel minder verfijnde technieken die in de 19e dynastie werden toegepast in kunst en architectuur en ook in de schrifttekens die veranderd waren en in gebruik van veel nieuwe woorden die kennelijk ontleend waren aan andere talen. Het waren verschillen die moeilijk ontstaan konden zijn in een periode van misschien twintig jaar.
De overeenkomst tussen de 18e en de 22ste dynastie blijkt uit de verwarring die regelmatig ontstond over de vraag of archeologische vondsten gedateerd moesten worden uit de tijd van de 18e dynastie of uit de Lybische dynastie, 600 jaar later. Een voorbeeld daarvan is een gedenktekst bij de sfinx van Gizeh die aanvankelijk door de vinder werd ingedeeld bij de 22ste dynastie, maar die later volgens een andere deskundige zou behoren tot de tijd van Toetmosis III omdat de taal en de lettertekens te veel leken op die van de 18e dynastie. Er zijn ook beelden die aanvankelijk aan de 18e dynastie werden toegewezen maar die later "zonder twijfel" bleken te behoren bij de 22ste dynastie.
Zo komen na de 18e dynastie de door historici min of meer juist geplaatste Lybische en Ethiopische dynastieën die heersten in de tijd waarin de macht van het Assyrische koninkrijk steeds groter werd tussen 850 en 700 voor Christus.
De ondergang van Samaria
Om de verdere ontwikkelingen te ontrafelen, moeten we een sprong maken naar de geschiedenis zoals die in de bijbel en in de annalen van Assyrische koningen is beschreven. Na het verval van de Egyptische macht bleef het onrustig in Palestina. Hazael, koning van Syrië was aanvankelijk de sterkste en veroverde een groot deel van Israël. Hierna proberen de koningen van Israël een bondgenootschap te sluiten met Assyrië tegen Damascus. In 798 v.C. wordt Joas koning van Israël en tijdens zijn bewind en dat van zijn opvolger Jerobeam II wordt de koning van Syrië verjaagd en wordt ook Jeruzalem veroverd.
In het jaar 747 v.C. wordt het gehele gebied getroffen door natuurrampen en als dan in Assyrië Tiglat Pileser III koning wordt, begint een opmars van het Assyrische rijk. Tiglat Pileser verovert stukken van Israël en legt het een zware schatting op. Israël probeert daar onderuit te komen in samenwerking met de koning van Syrië en als de koning van Israël zich probeert te versterken door Jeruzalem aan te vallen, zoekt Achaz, de koning van Judea, steun bij Tiglat Pileser. Deze verovert Israël en legt wederom een zware schatting op. Hosea de nieuwe koning van Israël probeert op zijn beurt steun te zoeken bij de Egyptische koning So in 726 voor Christus.
Wie was de koning So die in de bijbel genoemd werd? Velikovski zegt dat in deze tijd de Lybische dynastie in Egypte heerste en dat het logisch is dat een van de Sosenk's deze koning So was. De gangbare geschiedschrijvers hebben Sosenk echter al eerder geïdentificeerd als de Bijbelse Sisak, de man die de tempel van Salomo plunderde rond 920 voor Christus. (Om dat mogelijk te maken moesten deze geschiedschrijvers de Lybische dynastie dan ook bijna 100 jaar eerder aan de macht laten komen).
Ter herinnering: Velikovski zei dat Sisak dezelfde was als Thoetmosis III en dat Thoetmosis III de tempel van Salomo plunderde en niet de rijkdommen van het Kanaän voordat het Joodse volk daar arriveerde.
De Egyptische gedenkplaten lijken deze rolverdeling te bevestigen: Thoetmosis vermeldt de betaling van schattingen door steden, met name uit het zuidelijke Judea, terwijl de gedenkplaten van Sosenk betalingen melden door steden uit het noordelijke Israël, hetgeen correspondeert met het bijbelverhaal dat Israël hulp zoekt bij So.
De profeet Jesaja had scherpe kritiek toen Hosea hulp zocht bij de Egyptenaren. De hulp kwam niet en integendeel werd de Assyrische koning Salmanasser V boos over het stopzetten van de betalingen en hij begon een belegering van Samaria. Zijn opvolger Sargon II veroverde na drie jaar de stad en voerde de gehele bevolking van Israël in 722 v.C. weg in ballingschap. De bevolking van Israël keerde niet meer terug en verdween in de geschiedenis. Sargon 'vulde' het land en de steden van Israël met bevolking die van elders was weggevoerd.
Assyrië verovert Egypte
De macht van Assyrië werd steeds groter en de Assyrische annalen melden de betaling van een schatting door de koning van Egypte. Zij melden later ook dat de macht in Egypte in handen is gekomen van de ver weg wonende koning van Ethiopië. Het is het begin van de Ethiopische dynastie die in Egypte vijftig jaar aan de macht was, zoals we zullen zien enkele keren onderbroken door Assyrische veldtochten.
De opvolger van Sargon was Sennacherib die de veroveringen van zijn voorganger voortzette. Hij veroverde de kuststreken van Palestina en leverde slag met een Egyptisch / Ethiopisch leger bij Eltekeh. Hij belegerde ook Jeruzalem, maar nam tenslotte genoegen met de ontvangst van een enorme dwangsom. Op dit punt aangekomen rijst de vraag of Sennacherib Egypte ook veroverd heeft. Joodse geschiedschrijvers melden een verovering van Egypte en Herodotus meldt dat Sanacherib Egypte binnenviel met een groot leger ten tijde van de regering van Sethos. Tegenwoordige geschiedschrijvers zeggen dat dit een fout moet zijn van Herodotus. Sethos (Seti) was een van de belangrijkste koningen van de 19e dynastie, die leefde rond 1280 voor Christus. Sennacherib veroverde Egypte in het begin van zijn koningschap rond 701 voor Christus. Hij verving de laatste van de Lybische dynastie, koning So, door iemand die hem welgezind was.
Er is een Egyptische koning die niet gemakkelijk te plaatsen is. Het is niet duidelijk wie zijn ouders zijn en hoe hij koning is geworden. Zijn naam is Horemheb en hij wordt meestal geplaatst in de overgangsperiode tussen de 18e en de 19e dynastie. Op zijn graftombe draagt hij alle tekenen die normaal alleen koningen van Egypte droegen en hij wordt een soort president genoemd en opperbevelhebber van het leger. Maar tegelijkertijd staat daarbij: uitverkorene door de koning en afgevaardige van de koning. Hij staat ook afgebeeld in een eerbiedige houding tegenover een grotere koning van wie de afbeelding in een latere periode werd verwijderd. De vraag is wie degene is geweest die Horemheb benoemd heeft tot koning of tot president. Het lijkt erop dat deze voorganger geen Egyptenaar was (er staat een tolk afgebeeld bij de ontmoeting) en uit de tekst blijkt dat hij ook de baas was in onder andere Syrië en dat zijn veroveringen gepaard gingen met brandstichtingen en met de verplaatsing van hele volkeren van de ene plek naar de andere. Dat zijn kenmerken van de Assyrische machtsuitoefening en het lijkt erop dat Horemheb door de Assyrische koning Sennacherib tot opperbevelhebber werd benoemd. Later werd Horemheb tot koning gekroond op de dag dat hij trouwt met Mutnodjme, iemand die blijkens de tekst op een standbeeld zelf een koninklijke status had: zij was wellicht de dochter van Sennacherib en zij gaf daarmee Horemheb de mogelijkheid ook een koninklijke status te krijgen. Horemheb kreeg de macht aan het eind van de Lybische dynastie, toen Egypte geen weerstand kon bieden tegen de opmars van Assyrië.
Een zwerm veldmuizen
Horemheb werd door Sennacherib op de troon gezet in Egypte aan het eind van de Lybische en het begin van de Ethiopische dynastie. Daarvóór streed Horemheb met de Ethiopische koning Tirhaka tegen de Assyriërs, maar na de nederlaag bij Eltekeh koos hij de zijde van de Assyriërs en kwam hij in conflict met Tirhaka. Tirhaka trok zich terug naar het zuiden, maar keerde enkele jaren later terug en bracht Horemheb ten val en zette Sethos op de troon. Sennacherib organiseerde nu een tweede campagne in de richting van Palestina en Egypte, een campagne die op wonderlijke wijze ten einde kwam en uitliep op een grote nederlaag.
In de bijbel lezen we dat Sanherib ten strijde trok tegen Jeruzalem (en Egypte) en dan: "Het geschiedde dan in diezelfde nacht dat de engel des heren uitvoer en sloeg in het leger van Assyrië honderdvijfentachtig duizend en toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, zie, die allen waren dode lichamen".
De koning van Jeruzalem Hizkia vroeg tevoren raad aan de profeet Jesaja die hem verzekerde dat alles goed zou komen. Op de twijfelende vraag hoe hij dat kon weten, antwoordde Jesaja dat de Heere een teken zou geven als de schaduw van de zon tien graden achterwaarts zou keren:
"Zie ik zal de schaduw der graden, die met de zon in de graden van Achaz' zonnewijzer nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen keren. Dies is de zon tien graden teruggekeerd op de graden die zij nederwaarts gegaan was".
Herodotus vermeldt hierover iets vergelijkbaars: Sethos ging in wanhoop naar de tempel om raad te vragen bij het oprukken van de Assyrische koning Sanacharibos. Het orakel stelde hem gerust en met een leger van winkeliers en handwerkslui trok hij op. "Toen de tegenstanders daar ook gekomen waren, stortte zich 's nachts een zwerm veldmuizen over hen uit en die vraten hun pijlkokers en bogen en draagriemen van hun schilden op zodat ze de volgende dag ongewapend op de vlucht sloegen en velen van hen sneuvelden".
Merkwaardig genoeg vermeldt Herodotus in de direct hierop volgende paragraaf dat Egyptische priesters hem gezegd hadden dat de zon in het verleden viermaal buiten het gewone punt was opgekomen.
Velikovski gaat ervan uit dat de overeenkomst tussen Bijbel en Herodotus geen toeval is: in het jaar 687 v.C. vonden er opnieuw grote natuurrampen plaats die het leger van Sennacherib vernietigde en die tegelijkertijd ook hele volkeren op drift joeg. Bijvoorbeeld de Kimmeriërs die vanuit het Zwarte-Zeegebied (de Krim) over de Kaukasus naar het zuiden trokken, gevolgd door de Scythen die kwamen van de kant van de Kaspische zee. In "Werelden in botsing" behandelt Velikovsky deze gebeurtenissen uitgebreider.
Negentiende en zesentwintigste dynastie
Sennacherib was na dit jaar niet meer in staat om veldtochten te organiseren. Enkele jaren later volgde Esarheddon hem op en die begon weer met nieuwe veroveringstochten. In zijn tiende jaar marcheerde hij naar Ishupri, waar hij strijd leverde tegen Tirhaka en Tirhaka opnieuw op de vlucht dreef naar het zuiden. Esarheddon vermeldt in zijn annalen dat hij Egypte veroverde en overal nieuwe bestuurders aanstelde en het land zware schattingen oplegde.
Drie jaar later overlijdt Esarheddon en Tirhaka grijpt de kans om in Egypte terug te keren. De opvolger van Esarheddon is Assurbanipal en die verjaagt Tirhaka in 677 v.C. uit Egypte. Hij benoemt Neco de eerste tot koning. Tirhaka overlijdt en zijn opvolger Tandamane keert terug naar Egypte en volgens Herodotus vermoordt hij Neco. Assurbanipal onderneemt een tweede veldtocht naar Egypte en verjaagt de Ethiopiërs definitief uit Egypte. Dat is dan het einde van vijftig jaar Ethiopische dynastie, die men doorgaans de 25ste dynastie noemt.
Na deze dynastie volgt de 26ste dynastie, die volgens Velikovsky dezelfde is als de 19e dynastie. De eerste vorst van deze dynastie is Neco I die dezelfde is als Ramses I en die beiden kort regeerden. Bij zijn tweede veldtocht stelt Assurbanipal nieuwe gouverneurs aan, waarvan er één al snel de macht naar zich toetrekt met behulp van Griekse en Lydische huurlingen. Herodotus noemt hem Psammeticus. Hij is degene die als eerste Grieken, of mensen uit het noorden toestaat zich te vestigen op Egyptisch grondgebied, met name de kuststreken die de Egyptenaren van oudsher altijd gemeden hadden. Als het klopt dat de 19e dynastie dezelfde is als de 26e dynastie, dan was Psammeticus dezelfde als Seti de Grote, de zoon van Ramses I. Van Seti de Grote (die officieel leefde in de 13e eeuw voor Christus) is bekend dat hij huurlingen inzette uit het noorden, die hij Sherdana noemt ofwel: mannen uit Sardis, de hoofdstad van Lydië (het zuidwesten van Klein Azië).
De ondergang van Assyrië
Intussen wist Assurbanipal zich steeds meer omringd door vijanden, waarvan de belangrijkste zijn eigen broer was die na de dood van Esarheddon koning was geworden van Babylonië. Assurbanipal raakte in oorlog met de Meden, de Chaldeën, de Babyloniërs en de Syriërs. Seti, wiens vader aan de macht was geholpen door de Assyriërs, koos de zijde van Assyrië en rukte meerdere malen op in de richting van Palestina.
In zijn annalen schrijft Seti dat hij de mannen van Menate versloeg. Deze Menate zou heel goed Menasse kunnen zijn, de man die 55 jaar lang koning van Judea was. De Bijbel meldt geen inval van Egyptische troepen, maar dat kan verklaard worden doordat Menasse ook de zijde koos van Egypte. Het feit dat Menasse zijn zoon Amon noemde, is een aanwijzing dat hij Egypte welgezind was.
Seti de Grote trok door naar het noorden waar nog grote wanorde was omdat de Assyriërs enkele tientallen jaren eerder de gehele Israëlische bevolking had afgevoerd. Seti verovert Beth Shan dat gelegen is tussen Israël en Syrië en hij plaatst daar een gedenkstele die daar in de vorige eeuw is teruggevonden. Daarna voert hij oorlog met de Hettieten, bewoners van het gebied ten noorden van Syrië, die op hun beurt heel goed dezelfden kunnen zijn als de Chaldeën die 700 jaar later in hetzelfde gebied woonden.
Zo wist Seti de Grote Egypte weer tot een belangrijke mogendheid te maken, maar zijn bondgenoot Assyrië stond op de rand van de afgrond. Met name toen de Scythen de zijde kozen van de opstandelingen, was het gedaan met het Assyrische rijk. In 612 voor Christus werd de hoofdstad Ninivé met de grond gelijk gemaakt.