Foto henk spaan

Oost-Europa en de vredesbeweging

door Henk Spaan






Vredesbeweging democratie Oost-Europa (mei 1984)


Een netelig probleem.
Oost-Europa is nog steeds geen gemakkelijk probleem voor de vredesbeweging. Natuurlijk zijn we tegen een uitbreiding van de westerse atoomwapens, en natuurlijk hopen we dat het aantal atoomwapens in Oost-Europese landen ook verminderd wordt, maar of dat laatste ook echt gebeurt als we er in slagen om hier de plaatsing van kruisraketten tegen te houden, kan niemand met zekerheid zeggen. En hoewel we niet dezelfde verhalen willen vertellen, die de NAVO gebruikt om steeds weer nieuwe wapensystemen te kunnen invoeren, zal ook iedereen toegeven dat we niet alles kunnen verdedigen wat zich afspeelt in Oost-Europa en in de Sovjet-Unie. Het is voor ons een netelig probleem of we niet de tegenstanders van de vredesbeweging steunen, als we onze kritiek op de situatie in Oost-Europa onder woorden willen brengen. Iedereen in de vredesbeweging wordt sterker of minder sterk in verlegenheid gebracht door de vraag: "en het Warschaupact dan ?". Met name omdat het antwoord op die vraag vaak onduidelijk is, is het aantal mensen dat twijfelt of ze de vredesbeweging moeten blijven steunen, nog steeds erg groot. Om die twijfelaars mee te krijgen in de strijd tegen de atoomwapens is een politieke beoordeling nodig van de verhoudingen in de wereld met name de verhoudingen tussen de twee grootste machtsblokken.

Tweezijdig wantrouwen.
De situatie is nu zó, dat de NAVO haar bewapening verdedigt met een verwijzing naar het ondemocratische en gevaarlijke karakter van het Oostblok, terwijl het Warschaupact een vergelijkbare politiek voert als antwoord op het agressieve en imperialistische karakter van het westerse kapitalisme. Elk van beide blokken zegt dat het niet anders kan handelen, omdat de vijand een permanente dreiging vormt. En in beide blokken wordt de wapenwedloop voortgezet ten koste van de bevolking en ten koste van enorme hoeveelheden grondstoffen en menselijke arbeid. Tegen deze verspilling en tegen de propaganda die moet aantonen hoe gevaarlijk de andere partij is, bestaat aan beide kanten verzet. Het merkwaardige is dat de oppositie in beide blokken elkaar al evenmin vertrouwt. Wij zijn bang dat Oost-Europese oppositionelen voorstanders zijn van de westerse bewapening en teveel achter de rokken van de paus aanlopen. Aan de andere kant vinden veel 'dissidenten' de vredesbeweging verschrikkelijk naïef, omdat zij de politiek van de Sovjet-Unie als grootste dreiging ervaren. Die situatie kan doorbroken worden als de oppositie aan beide kanten duidelijker dan tot nu toe een bondgenootschap sluiten en elkaar gaan ondersteunen.

Controle op de bewapenaars.
Voor ons betekent het dat we ons duidelijker moeten uitspreken tegen de politiek van het Warschaupact en dat we onze angst om "rechts in de kaart te spelen" moeten kwijtraken. Als de NAVO en Luns in de kaart gespeeld worden, dan is dat met name door de angst van de vredesbeweging om zich uit te spreken over Oost-Europa. Daardoor krijgen veel mensen de indruk dat alleen rechts echt iets wil doen tegen de "reëel bestaande onderdrukking" in het "reëel bestaande socialisme". Dat betekent niet dat we nu tweezijdige eisen moeten gaan stellen zoals het ICTO doet: pas minder kruisraketten als er minder SS-20's komen. Daarmee wordt immers het initiatief weer gelegd in handen van allerlei onderhandelaars in Geneve, waarvan er waarschijnlijk niet één werkelijk veranderingen wil. We moeten doorgaan met de strijd voor eenzijdige ontwapening, tegen de plaatsing van kruisraketten om zo controle uit te oefenen op het militaire apparaat hier. Maar tegelijkertijd moeten we ons inspannen om de mogelijkheid te vergroten voor de bevolking in Oost-Europa om daar controle uit te oefenen op het militaire apparaat. De grootste belemmering voor die controle is dat een publieke opinie in Oost-Europa zich niet kan organiseren door de afwezigheid van vrijheid van meningsuiting, van organisatie en van verkiezingen. Dat is de reden waarom onze strijd tegen de atoomraketten verbonden moet worden aan een strijd voor uitbreiding van demokratische vrijheden in Oost-Europa. Dat is in Oost-Europa een groter knelpunt voor vrede dan het aantal SS-20's, ook al omdat de SS-20 militair gezien weinig voorstelt vergeleken met kruisraket en Pershing II.

Welke invloed, kunnen we hebben in Oost-Europa ?
Een veel genoemd argument waarom de vredesbeweging zich vooral moet richten tegen de bewapening van het westen, is dat wij daarop tenminste invloed kunnen uitoefenen, terwijl we aan de situatie in Oost-Europa niet zo bar veel kunnen doen. Die redenering geldt net zo min in dit geval als in het geval van een oorlog in Vietnam of van een revolutie in Nicaragua. Internationale solidariteit is enorm belangrijk. Niet voor niets dringen mensen van Charta '77 onophoudelijk erop aan, dat meer mensen contact met hun leggen in Praag, en dat in het westen meer aandacht aan hun situatie wordt besteed. Ongetwijfeld is het bezoek van Mient Jan Faber aan Praag een paar maanden geleden en zijn poging om in gesprek te komen met vertegenwoordigers van Charta '77 voor hun een enorme steun in de rug. Hij werd opgepakt en de grens overgezet op het moment dat hij wilde aanbellen, en die botte reactie van officiële zijde maakt duidelijk, hoe bang de heersende groepen zijn voor een vredesbeweging die onder haar controle vandaan groeit. Verbeterde kontakten van onze kant met oppositie in Oost-Europa kunnen veel invloed hebben op de situatie daar. Bovendien kunnen we daarmee voor het eerst een antwoord geven als rechts ons verwijt de onderdrukking in Oost-Europa te negeren. Een antwoord dat bovendien veel meer perspectief biedt dan het NAVO-antwoord van opvoering van het aantal wapens. In het kader van de actieweek is er woensdagavond een discussieavond over dit onderwerp.

Diskussiestellingen

1) Op dit moment, nu er beslissingen genomen gaan worden over het wel of niet plaatsen van kruisraketten, is een zuiver ethiese argumentatie tegen atoomwapens onvoldoende.
2) De vredesbeweging loopt teveel achter de ontwikkelingen in de wapenwedloop aan. Om dat te voorkomen is het belangrijk om een politieke visie te ontwikkelen op de wapenwedloop en op de verhouding tussen oost en west.
5) De vredesbeweging kan helpen de blokkentegenstelling te doorbreken door eisen te stellen zowel aan de NAVO als aan het Warshaupakt. Door alleen de westerse bewapening ter diskussie te stellen blijft de vredesbeweging teveel steken binnen de logica van het blokdenken.
4) Een versterking van de vredesbeweging hier zal niet automatisch leiden tot een vreedzamer opstelling van het Warshaupakt, omdat de funktie van het Warshaupakt niet alleen de verdediging is tegen de NAVO maar ook de verdediging tegen eventuele binnenlandse (binnenblokse) spanningen.
5) De voorzichtigheid van de vredesbeweging om zich duidelijk uit te spreken tegen het aandeel dat het Warshaupakt heeft in de wapenwedloop, en tegen de afwezigheid van de meest fundamentele demokratische rechten in oost-europese landen, is verkeerd.
6) De Pavlov-reactie van de vredesbeweging op uitspraken van Luns en Reagan belemmert de ontwikkeling van een betere politieke argumentatie tegen de wapenwedloop. Als Reagan zegt dat de belangen van de Poolse arbeiders verdedigd moeten worden, doen we er beter aan om te zorgen dat dat gebeurt, dan tegen een dergelijke uitspraak te protesteren.
7) Waar belangrijke demokratische rechten (zoals vrijheid van organisatie of van drukpers, of het recht om een regering weg te stemmen) ontbreken, is vrede een illusie. Vrede is nooit alleen maar de afwezigheid van militaire conflicten, maar onlosmakelijk verbonden met strijd voor demokratie.
8) De grootste belemmering om controle uit te oefenen op de politiek van het Warshaupakt, is de afwezigheid van demokratische rechten in Oost-Europa en daarom is een verbinding van onze strijd tegen kruisraketten aan een strijd voor die demokratiese rechten zeer belangrijk.
9) De vredesbeweging moet zich meer dan tot nu toe, bezig houden met de verdediging van demokratische oppositie in oost-europese landen.