De koers van GroenLinks (december 2010)
Kort geleden was er het bericht dat er mensen streven naar een fusie tussen D’66 en GroenLinks. Ik geef toe dat GroenLinks en D’66 niet ver van elkaar liggen, en dat D’66 op sommige punten mij meer bevalt dan GroenLinks, maar ik heb helemaal geen zin in zo’n samengaan en ik geef het voorstel ook geen enkele kans. Ik zie niet waarom zo’n fusie nastrevenswaardig zou zijn.
Femke Halsema reageerde op het voorstel door het een hoax te noemen. Ik neem aan dat ze het een beetje een modieus waanidee vond. Wat Femke kort daarvoor bij de twintigste verjaardag van GroenLinks had gezegd was anders, maar zij speelde daarin met de gedachte aan een nauwere samenwerking tussen GroenLinks, D’66 en een deel van de PvdA. Zij vond dat de PvdA een keuze zou moeten maken tussen een deze “sociaal-progressieve” samenwerking en een “sociaal-conservatieve” samenwerking met de SP. De sprong naar fusie met D’66 gaat verder, maar is dan niet meer absurd.
Er zijn meer mensen die de SP conservatief noemen en ik kan zelf ook wat argumenten daarvoor bedenken, maar we mogen niet vergeten dat dat volkomen indruist tegen de “common sense” van wat de begrippen links, conservatief, rechts en progressief betekenen. In de common sense zijn ‘links’ nauw verbonden met ‘progressief’ en ‘rechts’ met ‘conservatief’. Wat mij betreft is de SP een voorbeeld van een klassieke linkse (en dus ‘progressieve’) partij.
Zonder een nadere en uitgebreide uitleg lijkt het dan ook een truuk om de SP een conservatieve partij te noemen. De inhoud van woorden wordt veranderd om daarmee, wat eigenlijk?, te veranderen. Ik zou zelf ook de gebruikelijke indeling willen veranderen: ik vind het geen probleem om mezelf conservatief te noemen, want in de huidige maatschappelijke orde worden in sneltreinvaart allerlei zaken afgeschaft die de moeite waard zijn om te behouden (conserveren). Dus noem mij maar conservatief.
Femke noemt de SP conservatief wetend dat dat woord bij links (of zo, jeweetwel) een negatieve bijklank heeft. Conservatief, dus er is iets niet in orde met de SP. Dat is niet netjes, want er is een lang proces nodig om de begrippen links rechts, conservatief en progressief uit elkaar te trekken of een nieuwe inhoud te geven. Daar komt bij, dat ze haar pijlen richt op de SP en niet op de bron van dat conservatisme. Want wat ze in feite bedoelt, is het conservatisme van de vakbeweging en is eigenlijk het conservatisme van wat we vroeger de ‘arbeidersklasse’ noemden. Femke richt zich niet op de vakbeweging want dat zou ook binnen GroenLinks nog op te veel weerstand stuiten.
Dat de arbeiders conservatief geworden zijn, kan een kind begrijpen. Voor het gemak noem ik dat de mannen van veertig jaar en ouder die een vaste baan hebben, die hun CAO’s hebben, die verzekerd zijn van een of ander pensioen, die hun huis kochten of huurden toen het nog goedkoop was, die op hun werk (ook in de fabriek) aan de touwtjes trekken en die lid zijn van de vakbond en in de vakbonden de grootste sommen aan contributie binnenbrengen. Zij zijn conservatief want zij hebben heel wat rechten die anderen niet hebben en zij hebben dus heel wat te verliezen. En de vakbeweging kan niet anders dan hun belangen verdedigen.
Afscheid van dit conservatisme is afscheid van de arbeidersklasse. Het is een heel klein beetje begrijpelijk, maar het is niet nodig en het is ook niet wenselijk. En het is bij uitstek onwenselijk om van de PvdA te vragen om zich ook los te maken van de conservatieve arbeidersklasse. Want waarop zal zich de arbeidersklasse, de ouderen en de jongeren, de mannen en de vrouwen, zich politiek dan moeten oriënteren? Op de SP? En die noemen we conservatief, zodat dan het sprongetje naar de PVV heel klein gaat worden. Een mooie vooruitgang zal dat worden voor de ‘sociaal-progressieve’ stroming in de politiek.
Het conservatisme van de arbeiders, of van de vakbeweging, of van de SP of van de PVV is te begrijpen, maar GroenLinks doet er goed aan dit conservatisme te bekritiseren. Om principiële reden omdat GroenLinks (dacht ik) nog steeds een tegenstander is van consumentisme, van het streven bij velen naar altijd maar meer, groter en duurder. En vooral omdat het oude ideaalbeeld van een arbeidersklasse die een gemeenschappelijk belang heeft in de strijd tegen het kapitaal, geen werkelijkheidswaarde meer heeft. Die belangen zijn niet meer gemeenschappelijk en niet zelden zijn belangen van werknemers in een bedrijf strijdig met elkaar.
Een recent voorbeeld daarvan zijn de akties bij de TNT. De vakbonden en de oudere postbodes vechten met enig succes tegen gedwongen ontslagen, maar ze vergeten dat dat voor een groot deel van het personeel geen enkele betekenis heeft. Want sinds een jaar of tien neemt de TNT geen vast personeel meer aan en wordt iedereen na drie jaar werken ontslagen. Het doet er niets toe of iemand hard werkt of ervaring heeft, na drie jaar is het afgelopen en kan je elders weer van voren af aan beginnen. En dat zijn echt niet alleen studenten en ‘huisvrouwtjes’ (een term van iemand van de ABVAKabo). En wat voor de TNT geldt, geldt voor veel andere bedrijven en bedrijfstakken evenzeer.
Op een vergadering van de ABVA-KABO zei iemand van de TNT: “We moeten opschieten met de akties, want we zijn met steeds minder”. Hij bedoelde niet dat er bij de TNT steeds minder mensen werken, maar dat er steeds minder mensen bij de TNT in vaste dienst zijn. Het staat wel vast dat inmiddels de meerderheid van het personeel er op uitzendbasis of met een flexcontract werkt. Zij hoeven geen aktie te voeren tegen gedwongen ontslagen, want zij zijn zeker van ontslag op korte termijn. Als buitenstaanders horen dat er nog veel werk is bij de TNT en dat het er drukker is dan vroeger, dan zijn zij verbaasd. Die tijdelijke werknemers moeten telkens weer worden ververst.
Ik zou zeggen dat ik neutraal sta tegenover de akties tegen gedwongen ontslagen. Het zijn akties om voorrechten te behouden voor een kleine groep. Die groep heeft daartoe het volste recht, maar ze lopen risico, want het vaste personeel is veel duurder dan de flexwerkers en de TNT is dus veel duurder dan andere postbedrijven die nog veel meer met flexwerkers werken. De akties zullen wel uitdraaien op een compromis: TNT kan zeggen: laten we maar niet teveel ruzie maken met de oude garde, want er zijn er toch steeds minder.
Te vrezen valt dat concessies aan de oude garde worden verrekend met de loonwensen van het gehele personeel en dan komen we op het vervelende feit dat de akties duidelijk strijdig zijn met de belangen van het nieuwe personeel. Financiële concessies aan het nieuwe personeel worden erdoor moeilijker terwijl er toch argumenten zijn om juist hen te compenseren. De mensen die geen vaste aanstelling hebben, die minder bescherming hebben bij ziekte (wie zeurt over zijn of haar rug krijgt na zes maanden gewoon geen verlenging meer), die minder pensioenrechten hebben, en die geen rechten op WW hebben, zouden daarvoor gecompenseerd moeten worden met een flink hoger loon per uur.
Op dat punt ligt een toekomst voor GroenLinks. Groenlinks moet niet zeggen: “Wij worden een soort D’66, wij zijn een partij van redelijke mensen en van goede bestuurders”. Groenlinks moet ook niet beweren de belangen te verdedigen van de nieuwe werknemers (GroenLinks moet sowieso ophouden op te treden als plaatsvervangende belangenbehartiger). Maar GroenLinks kan wel een rol spelen in de emancipatie van de nieuwe werknemers en moet daarbij kritiek op de vakbeweging niet schuwen. Die vakbeweging doet af en toe haar best, maar heeft maar beperkte mogelijkheden om werkelijk bakens te verzetten. Dat moeten die nieuwe werknemers zelf doen.
GroenLinks moet niet zeggen dat de SP conservatief is maar moet onderstrepen waarom GroenLinks andere opvattingen heeft over werknemersbelangen dan SP of de vakbeweging en waarom het bestaande onderscheid tussen insiders en outsiders op de arbeidsmarkt en op de woningmarkt en op de pensioenenmarkt onrechtvaardig is en veranderen moet. Het is jammer dat GroenLinks dit onderwerp de laatste jaren verwaarloosd heeft. Dat blijkt bijvoordeeld uit het feit dat de werkgroep sociaal van de partij naar mijn weten al een jaar of drie niet of nauwelijks meer functioneert. Ik heb wel eens gedacht dat ik me zou moeten aanmelden voor die werkgroep, maar ik wist zeker (ruziemaker als ik ben) dat ik dan binnen de kortste keren bonje zou krijgen met de vakbondsmensen die er waren overgebleven.
Op het sociale vlak moet GroenLinks nog veel huiswerk doen. Dat is veel aandacht waard en zal op een of andere manier moeten leiden tot nieuwe, andere standpunten over pensioenen, ontslagrecht en de AOW. Er is al veel veranderd in GroenLinks wat dat betreft, maar het mag allemaal wat scherper worden geformuleerd en het onderlinge debat is zeker nog niet af.
Dit debat vind ik belangrijker dan het zoeken naar nieuwe vormen van politieke samenwerking en moet eigenlijk eerst gevoerd worden. Als er in Nederland behoefte zou zijn aan een of andere nieuwe politieke formatie, dan zal dat niet een soort grotere D’66 zijn, maar eerder een formatie die zich explicieter keert tegen consumentisme, tegen economische groei, voor gelijker verdeling van rijkdom in de wereld en voor behoud van natuurwaarden en milieu.