De nieuwe adel (sep 2009)
Er zijn nog steeds mensen die bonussen en topsalarissen logisch vinden en verdedigen. Ik herinner me nog goed hoe Paul de Leeuw vorig jaar beweerde dat hij het geld dat hij verdiende gewoon waard was en dat het niet gek is dat hij betaald wordt voor zijn kwaliteiten. De beloningen van topvoetballers worden nog steeds nauwelijks bekritiseerd, alhoewel die op dit moment gelukkig al aan het dalen zijn. In de politiek wordt gepraat over de Balkenende-norm voor personen in een overheidsfunctie, maar de discussie moet natuurlijk evenzeer gaan over de beloningen in de private sector.
Het is nuttig om beloningen en inkomensverschillen ook eens in een historisch perspectief te plaatsen. Ik vermoed dat de topbeloningen zo buitensporig zijn gaan stijgen na 1989, na de ondergang van de Sowjetunie en van het communisme. Dat communisme heeft de bevolking van de Sowjetunie en van landen in Oost-Europa niet veel goeds gebracht, ik durf zelfs te zeggen alleen maar ellende. Maar op West-Europa en de Verenigde Staten had het een heilzame werking; de dreiging van het communisme noodzaakte "de rijken" hier hun hebzucht te beperken en om vergaande concessies te doen aan eisen van de vakbonden en de arbeiders. Dat was al zo na de eerste wereldoorlog en na de Russische revolutie in 1917, dat werd nog sterker na de tweede wereldoorlog toen half Europa ook in communistische invloedsfeer terechtkwam.
De steun in de westeuropese arbeidersbeweging voor het communisme was in feite een welbegrepen eigenbelang: hoe medogenlozer de terreur in het oostelijke deel van Europa, hoe groter de bereidheid was in het westelijke deel om tegemoet te komen aan de eisen van de arbeiders. Niet de oosteuropese maar de westeuropese arbeiders profiteerden van het oosteuropese communisme.
Het communisme kwam ten val, de angst verdween en de beloningen, bonussen en topsalarissen konden omhoog. De prijzen van loterijen konden omhoog tot absurde, ik mag wel zeggen weerzinwekkende hoogten (dat heeft er ook mee te maken) en we horen nu allerlei veelverdieners uitleggen hoe onmisbaar of hoe bijzonder ze zijn en hoe erg het is dat iedereen die zijn kop uitsteekt boven het maaiveld ...... enzovoort. Ik gun de veelverdieners hun geld, maar ik betwijfel wel eens of hun prestaties en kwaliteiten zo onmisbaar en onbetaalbaar zijn als ze zelf denken. Ik vraag me dan ook af of niet de adel in de achttiende eeuw zichzelf net zo geweldig en nuttig vond en of we niet een beetje teruggekeerd zijn naar verhoudingen uit die tijd.
In 1992 verklaarde Fukuyama dat we met de val van het communisme aan het eindpunt gekomen waren van de geschiedenis, maar misschien zijn we tweehonderd jaar terug gegaan en misschien is dat een riskante ontwikkeling als we de geschiedenis gewoon weer over moeten doen.