Foto henk spaan

Teksten over Groenlinks

door Henk Spaan





Na de ondergang van het socialisme
Het is moeilijk om de doelstellingen van Groen Links te verwezenlijken zonder dat dat vergaande consequenties heeft voor de economie. Het ontwerp-programma van Groen Links voor de verkiezingen van 1994 is wat dat betreft onvoldoende overtuigend. Zoals vroeger te gemakkelijk een socialistische maatschappij als alternatief voor de huidige werd gepropageerd, zo is dat nu met de "duurzame samenleving". Zonder doordenking daarvan is dat niet meer dan een leuze om kiezers te lokken. In het onderstaande stuk zal ik proberen mijn commentaar onder woorden te brengen.

Een duurzame samenleving is in ieders opvatting een samenleving met minder gebruik van energie en natuurlijke grondstoffen, minder milieuvervuiling, meer ruimte voor natuur, minder autoverkeer en een rechtvaardiger verdeling van de rijkdom over de wereld. Verwezenlijking hiervan vereist een aanpassing in de gangbare economische wetmatigheden. Zonder die aanpassingen zal de situatie van het milieu niet verbeteren ondanks successen hier en daar. Groen Links erkent dat groei misschien in een bepaalde periode niet mogelijk zal zijn, maar dat is niet voldoende. Op meerdere punten zal de groei (in economische termen, maar ook concreet in bepaalde sectoren van de economie) daadwerkelijk moeten worden afgestopt en is ingrijpen in de heersende economische wetmatigheden geboden.

Het overheersende economische model is het liberale model. Volgens dit model zorgt het concurrentiemechanisme voor een efficiënte ontwikkeling in de economie en min of meer voor rechtvaardigheid. De bedrijven die efficiënt en goedkoop produceren, houden het in de concurrentie het langst vol en verdrijven verouderde en onefficiënte produktiesystemen van de markt. Zo komt de vooruitgang tot stand. Het werkt niet ideaal, maar redelijk.
Vooral na het ineenstorten van de Sowjet-Unie en haar imperium lijkt de ideologische overwinning van dit model compleet te zijn. Toch moet Groen Links kritiek hierop leveren, ook al moeten we beginnen te erkennen dat de kritiek van links (met name de PSP en de CPN) op de kapitalistische economie in het verleden de plank vaak heeft misgeslagen.

De linkse kritiek luidde dat ondernemers in de eerste plaats streefden naar verhoging van de eigen winst en de belangen van arbeiders en de bevolking negeerden, en voorts dat de ondernemingsgewijze produktie onefficiënt was omdat zij niet gestuurd kon worden. In het socialisme zou dat beter gaan. We moeten nu erkennen ten eerste dat links de mogelijkheden van sturing vanuit de overheid heeft overschat (laat staan economische planning door de overheid à la de Sowjet-Unie) en ten tweede dat ook in de toekomst zelfstandige bedrijven die streven naar winst of in ieder geval een goed inkomen van de betrokkenen, zullen en moeten blijven bestaan. Een socialistische maatschappij, gedefinieerd als een maatschappij waarin de overheid de belangrijkste beslissingen neemt over de produktie en waarin het streven naar winst zou zijn afgeschaft, moeten we nu verwerpen als alternatief voor de kapitalistische maatschappij. Het socialisme is niet langer een alternatief voor de kapitalistische maatschappijorde, maar een historische beweging die opkwam in de tweede helft van de vorige eeuw en die in feite in 1989 ineenplofte. De nieuwe problemen moeten worden beschreven met nieuwe woorden.

Na de ineenstorting van het socialisme moet Groen Links niet uit arren moede het liberale economische model gaan aanhangen. Want het veroorzaakt nog steeds grote ecologische problemen en problemen in de internationale orde. Ik deel niet de optimistische opvatting dat dat economische groei geleidelijk meer welvaart biedt aan steeds meer mensen. In het liberale economische model is groei noodzakelijk en is er een permanente druk in bedrijven om door te investeren. Het is dus moeilijk om grenzen te stellen aan economische ontwikkelingen: "Tot hier en niet verder".

Groei
Groen Links zou het streven naar doorgaande economische groei moeten afwijzen. De situatie van het milieu en de verhoudingen in de wereld (en in Nederland) dwingen ons te erkennen dat het huidige peil van produktie en consumptie op den duur niet gehandhaafd kan worden. Groen Links moet streven naar behoud van een redelijk welvaartspeil met gebruik van veel minder grondstoffen. Groen Links moet niet streven naar winstmaximalisatie of economische groei, maar naar kostenminimalisatie of economische stabiliteit. Niet dat er een planeconomie moet komen, maar er moeten wel duidelijke grenzen gesteld worden aan bepaalde vormen van produktie en grondstoffengebruik.

Groei is een wezenskenmerk van het huidige economische bestel. Als in Nederland 10 schoenfabrieken staan, zullen vier daarvan proberen te groeien en aangezien de vraag naar schoenen zijn grenzen heeft, zal de groei van die vier het voortbestaan van de anderen in gevaar brengen. Zij kunnen niet achterblijven en voor alle tien de fabrieken bestaat er dus een dwingende noodzaak tot uitbreiden en marktvergroting.
Zeker met de nog steeds plaatsvindende uitbreiding van vervoersstromen is groei veelal lonend. Investeren is het aanschaffen van dure machines dat vaak alleen rendabel is als er naast arbeidskostenbesparing ook een mogelijkheid is tot marktvergroting. Veel investeringen komen neer op schaalvergroting en daarmee op een vergroting van het transport van grondstoffen en van eindprodukten. We mogen aannemen dat vier schoenfabrieken langere aan- en afvoerlijnen hebben dan tien kleinere (De 'optimisten' zullen dit natuurlijk ontkennen). Vervoerssystemen en met name de uitbreiding van het wegennet spelen dan ook een essentiële rol in het economisch groeiproces. Door betere wegen kan het voordeliger worden op vier punten schoenen te produceren in plaats van op tien. Omgekeerd kunnen we stellen dat een voortgaande economische groei en schaalvergroting logischerwijs een vergroting van vervoersstromen met zich meebrengt.

Het concurrentieprincipe betekent dat degene die het meeste geld verdient, economisch ook de meeste overlevingskans heeft. De manier waarop dat geld verdiend wordt, speelt daarbij in principe geen rol. Wat dat betreft ben ik het niet eens met het Groen-Linksprogramma waarin staat dat "onder ideale omstandigheden" het marktmechanisme beslissingen over het aanwenden van schaarse middelen efficiënt regelt. In een vrij werkend marktmechanisme is het lonend is om de natuur te misbruiken of de arbeid zo laag mogelijk te belonen en dat hoeft op den duur helemaal niet efficiënt te zijn.

Vrijhandel
In het liberale model is vrijhandel tot dogma verheven. Liberale economen hebben vrijhandel hoog in hun vaandel staan en het beleid de EG en de Verenigde Staten is ook sterk daarop gericht.
Het is echter onmogelijk zich consequent aan dat dogma te houden. De EG streeft bijvoorbeeld naar vrijhandel op de interne markt, maar kan dat alleen verwezenlijken door afscherming van de markten buiten de EG. De onderhandelingen in de GATT tussen VS en EG over vrijhandel, protectie en dumpen, maken duidelijk dat volstrekte vrijhandel niet bestaat.
Vrijhandel is er niet altijd geweest, is er ook nu niet overal, en het is ook in veel gevallen niet wenselijk. Op allerlei manieren werd en wordt ingegrepen in marktomstandigheden, tegen prijsfluctuaties en dergelijke. Heel vroeger waren er al gilden, er zijn nog steeds allerlei vormen van afgrenzen van markten, en protectie van nationale industrieën vindt nog steeds op grote schaal plaats.

Winstgevende produktiesectoren breiden zich per definitie uit via nieuwe investeringen en per definitie ontstaat vroeg of laat een overcapaciteit en daalt het rendement. In elke sector komt dan ook van tijd tot tijd de vraag op hoe een dergelijke overcapaciteit weg te werken of te vermijden. Er is altijd een keuze tussen oplossing via het prijsmechanisme (en faillisementen van de minder rendabele bedrijven) of via marktregulering en afspraken tussen producenten (en soms de overheid).

Sommigen willen met het principe vrijhandel alle problemen te lijf. Ingrijpen in de werking van het marktmechnisme wordt vaak in een kwaad daglicht gesteld. Vanaf het begin heeft de EG zich uitgesproken tegen kartelvorming en het beleid is per 1 juli 1993 verscherpt met het verbod op prijsafspraken tussen producenten in het kader van liberalisering. Vergaande liberalisering kan echter leiden tot een instabiliteit binnen landen en tussen landen. Het is niet goed wat dat betreft steeds opnieuw het wiel uit te vinden.
Kartels, afspraken tussen bedrijven in een bepaalde bedrijfstrak, hebben ook positieve kanten. Zij kunnen stabiliserend werken, voorkomen dat teveel geïnvesteerd wordt voor een te kleine markt en bestaande of kleinere bedrijven beschermen tegen concurrentie van buitenaf. Kartels zijn een rem op snelle ontwikkelingen in een bedrijfstak. Dat kan een nadeel zijn maar het kan ook een voordeel zijn. De waarheid ligt waarschijnlijk in het midden: er zijn perioden dat afspraken tussen producenten verlammend zijn en slechts leiden tot hoge consumentenprijzen. Dan kunnen anti-kartelmaatregelen op hun plaats zijn. Maar er zijn ook perioden waarin een harde concurrentiestrijd heilloos is en waarin afspraken in ieders belang zijn.
We kunnen hierbij een vergelijking maken met wielrennen in de Tour de France: de tourleiding heeft belang bij strijd van ieder tegen ieder en hoge snelheden. Daartegenover hebben de renners soms belang bij het collectief drukken van het tempo en maatregelen tegen degenen die er toch tussenuit willen. De opkomst van de arbeidersbeweging was in feite ook een ingrijpen op de vrije werking van het marktmechanisme dat "ideaal" werkte bij de laagste lonen.

Volledige vrijhandel is eigenlijk net zozeer een dogma als de planeconomie en het onvoorwaardelijk propageren ervan is wellicht ook een resultaat van de koude oorlog.
Afschaffen van kartels komt neer op stimulering van harde concurrentiestrijd op alle niveaus. In een vrije markt winnen soms efficiënte producenten, maar vaker de goedkoopste leveranciers die zich van regels of ethische principes niets aantrekken en de handelaars die slechts letten op de prijs en verder geen vragen stellen. Het is geen wonder dat Nederland als handelsnatie, een propagandist bij uitstek is van vrijhandel.

Anti-kartelmaatregelen
Onderlinge afspraken worden overal gemaakt in de economie. Tandartsen hebben afspraken, rondvaartboten in de amsterdamse grachten, de OPEC, het doordraaien op de groenteveiling is een vorm daarvan en op talloze andere gebieden en in regio's bestaan afspraken.
Een aktueel voorbeeld is het toerbeurtsysteem in de binnenvaart. Volgens een nieuwe EG-maatregel mag dit niet meer. Resultaat is straks een harde concurrentiestrijd, kleinere schippers die moeten stoppen, een stimulans voor grote investeringen en voor banken die grote kredieten kunnen geven. Er komen grotere schepen en het wordt sneller noodzakelijk om nieuwe bochten uit de Waal en de Rijn te halen om die schepen doorgang te verlenen. Dat is, kortom, economische groei. Afschaffing van het toerbeurtsysteem is een verbod op onderlinge solidariteit tussen schippers en in feite de verplichting elkaar dood te concurreren.

Afspraken tussen ondernemers worden ook door links vaak alleen gezien als prijsopdrijving. Maatregelen daartegen keurde links dan ook steeds goed zonder duidelijk te beseffen zich daarmee een van de hoofdstellingen van het liberalisme eigen te maken. Links vertegenwoordigde van oudsher de belangen van de arbeiders en was als zodanig de natuurlijke tegenstander van het kapitalisme en, concreter, van het bedrijfsleven.

Groen Links moet wat dat betreft breken met die linkse traditie en een conclusie trekken uit de ondergang van "het socialisme". Enerzijds is de arbeidersbeweging nu oud en wijs genoeg om de eigen belangen te verdedigen en anderzijds dwingen de problemen die doorgaande groei met zich meebrengt, tot een andere opstelling. Maatregelen in bedrijven zijn nodig en Groen Links moet niet langer het bedrijfsleven als "vijand" kiezen, maar bepaalde vormen van ontwikkeling binnen het bedrijfsleven. Groen Links moet met andere woorden ontwikkelingen in het bedrijfsleven meer dan tot nu toe punt van aandacht maken en het dogmatisme van de vrijhandelaars kritiseren. Een snelle economische groei is in het belang van een deel van het bedrijfleven, maar een andere deel is daarvan het slachtoffer en kan kritiek op die groei ondersteunen. Groen Links moet akties van schippers steunen en moet een bijdrage leveren om die akties ook "ideologisch" te rechtvaardigen.

Tot nu toe heeft links steeds sterk geredeneerd vanuit eerst de arbeidersbeweging en vervolgens de overheid. Groen Links zou dat kunnen bijstellen en iets meer redeneren vanuit wensen van (een deel van) de bedrijven en zelfstandigen. Zo zou Groen Links resultaten kunnen behalen in een door haar gewenste richting in discussie met bedrijven, meer dan door het maken van wetten en uitbreiding van het controleapparaat van de overheid. Ik merk daarbij op dat Groen Links dan wel op haar hoede moet blijven en zich bewust moet zijn van het bestaan van belangentegenstellingen: uiteraard wordt ik niet graag beschuldigd van corporatisme.
Links heeft impliciet altijd gekozen voor de regulerende werking van de overheid op markten. Ik denk dat regulering van markten vooral moet gebeuren door bedrijven, eventueel gecontroleerd door de overheid. In Groen Links is weerstand tegen deze benadering. Dat is begrijpelijk, maar toch in de eerste plaats een terugval in het oude vijandbeeld van de socialisten. Op dit moment is dat verlammend geworden.

De legitimiteit van quantitatieve beperkingen in de economie
Er worden in toenemende mate eisen gesteld aan produktie, onder andere door scherpere milieueisen. In veel gevallen streeft de overheid naar sturing via het prijsmechanisme. De ecotax is ook een voorbeeld van ingrijpen in de prijsverhoudingen in de hoop een bepaalde doelstelling indirect te realiseren. Meestal vereist deze sturing een uitbreiding van het controleapparaat, een steeds complexer stelsel van regels en telkens blijken mensen of bedrijven toch weer creatief genoeg om de regels te ontduiken. De gedachte achter deze aanpak is dat de vrije markt nou eenmaal bestaat en onaantastbaar is en dat regels en ordening van buitenaf moet worden ingebracht. Het bedrijfsleven is vrij en de controle moet groter worden.
Voor veel problemen is het simpeler over te gaan tot quantitatieve beperkingen in plaats van via indirecte weg als het prijsmechanisme, subsidies of verplichte investeringen. Die laatste maatregelen geven vaak geen garantie dat de gewenste resultaten gehaald worden en komen te vaak neer op het afknijpen van met name de kleinere bedrijven. Als je wilt dat er geen uitbreiding komt van de veestapel, moeten afspraken vooral dáárop gericht zijn.
Ook bedrijven hebben belang bij marktordening om bijvoorbeeld de totale produktiecapaciteit vast te stellen of om bepaalde grondstoffen wel of juist niet te gebruiken. Maatregelen zijn vaak effectiever als zij door bedrijven zelf worden genomen en niet van bovenaf worden opgelegd. Zoals gezegd zijn heel wat bedrijven geen voorstander van een absolute interpretatie van het vrijhandelsprincipe.

Het is denkbaar dat ondernemers gemeenschappelijk maatregelen nemen voor bescherming van het milieu. Sommige ondernemingen zijn slechts geïnteresseerd in groei en afzet van grote hoeveelheden, maar andere stellen eisen aan kwaliteit van het produkt en aan de manier waarop een produkt tot stand komt. Daarvoor moeten zij afspraken maken, maar ze moeten dan ook grenzen kunnen stellen aan de vrije werking van het marktmechanisme. Als alle bedrijven in een sector in Nederland een maatregel nemen (die bijna altijd tot een hogere prijs zal leiden), moeten die bedrijven erop kunnen rekenen dat er geen importen komen vanuit landen waar die maatregelen niet genomen zijn.
Je zou kunnen zeggen dat het voor het milieu van belang is op te treden tegen de dictatuur van de laagste prijs. Ik zie hierin meer concrete mogelijkheden om iets te doen aan het milieu (ook consumenten kunnen eraan hun bijdrage leveren), dan in het programma van GroenLinks dat haar hoop richt op maatregelen van de EG. De EG verbiedt juist allerlei afspraken tussen producenten en verplicht tot vrije concurrentie. De EG maakt daarom een 'kleine aanpak' van milieuproblemen onmogelijk en dwingt mensen te wachten tot de EG de problemen 'groot' heeft aangepakt. (Het is niet logisch ervan uit te gaan dat milieuproblemen alleen 'groot' kunnen worden aangepakt; juist de 'grootte' is een hoofdpunt van veel milieuprobemen).

Met een pleidooi voor quantitatieve ingrepen in de vrije werking van het marktmechanisme moeten we oppassen niet weer te vervallen tot de socialistische simplismen die zo duidelijk zijn spaak gelopen. We moeten niet het ene dogmatisme bestrijden met het andere. Daarom is het belangrijk het dilemma tussen vrije markt en marktregulering verder te onderzoeken en bediscussiëren.
In ieder geval pleit ik voor een langzamer economische ontwikkeling, die meer is gereguleerd door bedrijven of door overheid, waarin hogere prijsniveaus bestaan en een zekere beperking plaatsvindt van handels- en verkeersstromen. Dat brengt hogere kosten maar ook voordelen.
Terug naar het voorbeeld van de schoenfabrieken: Uiteindelijk blijven er nog vier schoenfabrieken over, waar duizend mensen het werk doen dat vroeger tweeduizend mensen deden in tien bedrijven. De overige duizend mensen kunnen de WAO in, of chauffeur worden om de schoenen over grotere afstanden bij de klanten te bezorgen. Kosten zijn de arbeid die uitgeschkeld wordt, het energiegebruik, het extra vervoer en het geleidelijke verlies van controle van mensen over hun eigen bestaan. Als dat zou worden meegerekend, kan de balans van deze ontwikkeling anders uitvallen. Het is denkbaar dat een heleboel vooruitgang geen vooruitgang blijkt te zijn.
Interessant is om voor een paar produktietakken de kosten te bepalen van de technische vooruitgang: Hoeveel mensen deden welk werk vroeger en hoeveel mensen doen welk werk nu en waarin zit precies het verschil.

Alle plannen voor verdere uitbreiding van Schiphol, voor nieuwe tunnels en wegen, voor nieuwe industrieterreinen of voor samenvoeging van diensten en bedrijven worden verdedigd met het argument dat Nederland zijn concurrentiepositie moet handhaven en geen achtergebleven gebied mag worden. Het wordt tijd dat Groen Links duidelijk en principieel afstand neemt van dit aggressieve expansionisme.
Waarom moeten we daarmee akkoord gaan? Waarom zouden we verplicht zijn "onze concurrentiepositie te handhaven" en heel Nederland te veranderen in industrieterreinen en autosnelwegen?

De Europese samenwerking
Aangezien ik pleit voor een stoppen van de economische groei is het logisch dat ik mijn twijfels heb bij de Europese Gemeenschap die bij uitstek een motor is achter veel economische groeiprocessen. Groen Links zou meer afstand moeten nemen van de Europese samenwerking en het zou goed zijn alle passages in het ontwerpprogramma waarin de EG noodzakelijk of logisch of nuttig wordt genoemd af te zwakken. Ik zie niet de noodzaak om voortdurend de Europese gedachte te belijden. Europese integratie is in sommige opzichten onvermijdelijk, in sommige opzichten heeft het positieve effecten, maar in méér opzichten negatieve effecten. Ik zou zeggen dat het proces van integratie langzamer moet verlopen.
Teveel paragrafen in het programma verwijzen naar de noodzaak om allerlei problemen in EG-verband aan te pakken en hebben dus als strekking de taken en bevoegdheden van de EG uit te breiden. Ook al is het voor het goede doel (bijvoorbeeld het milieu), toch heb ik er mijn twijfels bij. Het is niet nodig om telkens als wij pleiten voor een bepaald beleid, toe te voegen dat we ook in Europees verband zo'n beleid willen. Meestal voegt zoiets niets toe aan de inhoud van een tekst. Voor mijn reserves bij de Europese samenwerking heb ik een aantal argumenten.

1) De door de EG nagestreefde vrijheid van verkeer van goederen en diensten zou een vereenvoudiging zijn van de wirwar van regels en belemmeringen die de individuele lidstaten elk voor zich hadden vastgesteld. De nationale en soms regionale marktbeheersingsmechanismen die van oudsher bestonden, werden door de EG opgeheven (verboden) en vervangen door overkoepelende regelingen, vastgesteld in Brussel. Inmiddels zijn we het punt gepasseerd waar overkoepelende regelingen eenvoudiger zijn dan nationale of regionale regelingen. Een verdere detaillering van de "overkoepelende" regelingen wordt op den duur net zo gecompliceerd als de wirwar van aparte regelingen die er eerst was. Het is een illusie te denken dat alle maatschappelijke en economische problemen door overkoepelende reglementen vanuit een centraal punt (Brussel) het meest rechtvaardig zouden kunnen worden opgelost.

2) Een ander argument is het transport. De vergroting van de interne markt maakte een schaalvergroting in alle sectoren van produktie mogelijk, een mechanisering en vervanging van arbeid door kapitaal. Dit proces bevordert een (meer dan) evenredige toename van verkeersstromen. Er ontstaat zolangzamerhand een industriële "Toren van Babel". Grondstoffen en produkten worden over steeds grotere afstanden vervoerd en de efficientie daarvan daalt op den duur, ook al kan het voor een individueel bedrijf wel rendabel zijn.
Een steeds verdere centralisering van de produktiestructuur roept groeiende bezwaren op waarvan de belangrijkste die verkeersstromen zijn en het feit dat de mensen, de burgers steeds meer de controle over hun eigen bestaan verliezen. Ik geef de voorkeur aan schroefjes en moertjes die niet-optimaal gemaakt worden in kleinere fabriekjes op verschillende punten in Europa boven een optimaal systeem waarin de moertjes in Portugal gemaakt worden, de schroefjes in Polen, gestuurd vanuit een centraal punt in Frankfurt. Versterking van de EG is een versterking van mechanismen die schaalvergroting en economische "rationalisering" bevorderen, waardoor overal in Europa kleinere bedrijven en privé-activiteiten van mensen worden doodgedrukt.

3) Een ander argument is de oncontroleerbaarheid van de EG. Voortdurend benadrukt het ontwerpprogramma dat de EG democratischer moet worden en beter gecontroleerd, maar het is mijn indruk dat oncontroleerbaarheid een wezenskenmerk is van de EG. Niet voor niets wordt het lobbyen in Brussel steeds belangrijker en zijn er nu bedrijven die zich daarop specialiseren. Grotere geldstromen worden vanuit één punt gestuurd, een punt met name waarop "EG-burgers" geen controle kunnen uitoefenen, en erger nog, geen controle wíllen uitoefenen (onder andere door taalproblemen). Wat zou ik me als Nederlander bemoeien met EG-geld dat naar Italië gaat?; en anderzijds, wat zou ik me bemoeien met EG-geld dat naar Nederland komt, alles is toch meegenomen? Voor heel veel mensen is de wereld al groot genoeg zonder EG.
Geforceerde Europese eenwording kan gevaarlijk zijn omdat het in feite gesystematiseerde collectieve onverantwoordelijkheid is.

Het laatste argument dat ik wil noemen is het economisch liberalisme van de EG waarop ik in het voorafgaande al uitgebreid ben ingegaan.

Het milieu en economische groei
Het GroenLinksverkiezingsprogramma ziet de ernst van het milieuprobleem onvoldoende in. De inleiding van het milieuhoofdstuk begint met de vraag of we de 21ste eeuw kunnen ingaan met een schoon milieu, een mens- en milieuvriendelijke economie en landbouw en dergelijke. De kansen liggen voor het grijpen, staat er. Over zeven jaar een schone wereld! Dat lijkt een onderschatting van de problemen.
Daarmee hangt een overschatting van de mogelijkheden van de politiek samen. Het lijkt een kwestie van durf te zijn van met name de regering: "Als er cruciale keuzen voor natuur en milieu nodig zijn, ontbreekt de politieke durf en laat de regering zich vooral leiden door economische korte-termijn belangen".
Even verderop staat dat de produktie en consumptie in het Noorden omlaag zullen moeten, maar erg problematisch lijkt dat niet. Zo lezen we dat omschakeling naar duurzame produktie "zal zorgen voor voor de groei van milieuvriendelijke produktie, de dienstensector en het culturele leven. Ook zal 'groene modernisering' nieuwe werkgelegenheid scheppen, in veel gevallen meer dan bij het huidige beleid". In een bepaalde periode, tijdens de omvorming naar een duurzame samenleving zal er misschien enige economische krimp zijn. Ik vind dat te zwak.

Ondanks dat Nederland de mond vol heeft over het milieu, neemt het autogebruik nog dagelijks toe, steeds grotere delen van het oppervlak worden omgeploegd ten behoeve van vervoer, verstedelijking en industrie. En stappen in de richting van lagere produktie en consumptie kan ik niet ontdekken. Dat is geen kwestie van falend overheidsbeleid. Het is een complex van gedragingen van overheid, bedrijven en consumenten die een bepaalde kant op gaan. Dat is moeilijk te veranderen, en zal zeker niet veranderen als we ons beperken tot kritiek op, of aanpassingen van het overheidsbeleid.
Zorg voor het milieu en een rechtvaardiger verdeling van rijkdom over de wereld vereisen een ingrijpende verandering in produktie- en consumptiepatronen, die we op geen enkele manier groei kunnen noemen. Integendeel. Op veel punten zullen bestedingen moeten afnemen, eerder met tientallen procenten dan met procenten. Het feit dat dan bijvoorbeeld de produktie en consumptie van biologisch geteelde aardappels zal groeien, kunnen we niet omdopen tot economische groei (na de omschakeling). Dat is een valse voorstelling van zaken. De noodzakelijke veranderingen zullen ingrijpend zijn en waarschijnlijk ernstige economische consequenties hebben. Iets anders is dat mensen misschien niet ongelukkiger worden van een lager peil van produktie en consumptie.
Zoals in het voorafgaande reeds gezegd moet groei in economische zin niet langer een centraal doel zijn. Het is zinniger is om met inschakeling van minder middelen (en meer arbeid, maar daarop kom ik later nog terug) te proberen een redelijk niveau van welvaart te behouden.

Consumptiepatronen
De noodzakelijke veranderingen in produktie- en consumptiepatronen kunnen niet van bovenaf opgelegd worden. Als we teveel willen bereiken door maatregelen van de overheid, kan een tegenreactie onstaan. In de eerste plaats moeten wensen en gedragingen van mensen veranderen en veel moet nog gezegd worden voordat de overheid effectieve maatregelen kan nemen. Ook een verkiezingsprogramma van Groen Links moet meer aandacht besteden aan de nodige gedragsveranderingen. Dat is geen gemakkelijk praatje. Het is makkelijker "het systeem" aan te wijzen als oorzaak van problemen of de regering van PvdA en CDA, of het kapitalisme.
Groen Links zou zich op het gebied van de strijd van arbeiders (en arbeidsters) voor hoger loon en betere arbeidsvoorwaarden in de toekomst neutraal moeten opstellen. Arbeiders hebben het recht om te staken en als ze staken heb ik daar geen bezwaar tegen (stakingen gaan bijna altijd om meer dan om een kwart procent meer; het gaat er vaak om ook gerespecteerd te willen worden), maar het is onzin te beweren dat het gemiddelde loonniveau in Nederland een schreeuwend onrecht is. Het gemiddelde bestedingsniveau in Nederland is buitengewoon hoog en waarschijnlijk niet te handhaven in een schonere en rechtvaardiger wereld. De arbeidersbeweging heeft voldoende middelen en is volwassen genoeg om de eigen belangen te behartigen en Groen Links moet niet van de CPN de pretentie overnemen de arbeidersbelangen beter te vertegenwoordigen dan de PvdA of de vakbeweging. Groen Links moet zich het recht voorbehouden dingen te zeggen die ingaan tegen de materiële belangen van de Nederlandse bevolking.

Het vervoer
De totale omvang van vervoer van goederen en van personen moet worden teruggedrongen. Op planologisch gebied zou het een enorme vooruitgang zijn te weten dat verkeerstromen zullen krimpen en dat de huidige omvang van het wegennet niet meer zal groeien. Dit moet een hoofdprioriteit zijn voor Groen Links en omdat het vergaande gevolgen heeft, moet het uitgebreid worden doordacht en beargumenteerd. Zich verzetten tegen toenemend verkeer kan snel oubollig en benepen worden, maar anderzijds moet er ergens een grens zijn. Helaas is er zelfs nog niet een begin van een trendombuiging te bespeuren. Desnoods moet de hoeveelheid vervoer in de toekomst op de een of andere manier gecontingenteerd worden. Groen Links moet niet meer meewerken aan welke groei van het wegennet dan ook. Het is genoeg geweest en daarmee basta. In die gevallen waar aanleg van een weg logisch en te rechtvaardigen is (absolute stilstand is ondenkbaar), moet elders ruimte worden "teruggegeven". Hiertegen zal veel weerstand zijn en het zal nog wel tien jaar duren voordat voldoende mensen inzien dat verkeerstromen aan banden moeten worden gelegd.

Ook op dit gebied is het niet goed te snel over te gaan tot overheidsmaatregelen, want de auto is nog tamelijk onaantastbaar. Het via financiële maatregelen duurder maken van autoverkeer (ecotax) kan felle tegenreacties oproepen. Het is van belang de mechanismen die het autogebruik bevorderen, goed te doorgronden en daaraan ruim aandacht te besteden. Vervolgens moeten we hopen dat mensen op verschillende plaatsen in verschillende functies daaraan conclusies verbinden en pas daarna hebben dwingende maatregelen van de overheid kans op succes.
Misschien kan alleen een bepaald soort radicalisme (waarvan ik geen groot aanhanger (meer) ben) veranderingen afdwingen, met name wanneer groepen mensen ongenuanceerd zouden weigeren auto's te gebruiken en desondanks een volwaardige plaats in de maatschappij opeisen.

Overigens moet niet alleen het wegvervoer beperkt worden. In het ontwerpprogramma staat dat openbaar vervoer en goederenvervoer per rail en water moeten worden uitgebreid en de kwaliteit verbeterd (punt 3.2.4 en 3.2.6) Daarmee ben ik het niet eens. Ook andere vervoermiddelen dan de auto hebben hun kosten. Groen Links heeft een geïdealiseerd beeld van de zegeningen van het openbaar vervoer. Het vervoer in het spitsuur van mensen die in een andere stad werken dan waar ze wonen, is relatief duur. Voor het milieu is het logischer te bevorderen dat mensen gaan wonen waar ze werken en omgekeerd. Ik ben geen groot aanhanger van ROVER die verontwaardigd doet alsof het milieu béter wordt van al die treinreizigers om acht uur en om vijf uur, die ook nog voldoende zitplaatsen eist en kort gedingen aanspant wanneer NS-personeel staakt voor hoger loon. Ook de invoering van de OV-jaarkaart voor studenten was onjuist. Groen Links moet pleiten voor afschaffing ervan.
Alle vervoerstromen moeten worden afgeremd en de Betuwelijn en de hoge snelheidslijn door het groene hart van Holland moeten niet doorgaan. Er is genoeg grond omgeploegd inmiddels.
Terugdringing van verkeerstromen moet een apart onderdeel van het verkiezingsprogramma en van congresdiscussie zijn. Misschien is het zelfs nuttig een apart congres te organiseren over beperking van verkeersstromen om de aanpak van Groen Links uit te werken.
We moeten dan goed analyseren wat de achtergronden zijn van het toegenomen autoverkeer, zodat het beter mogelijk wordt effectieve maatregelen te nemen. Hieronder zal ik enkele van die achtergronden nader uitwerken.

Technische vooruitgang en vervoer
De technische vooruitgang is een van de mechanismen die de groei van verkeersstromen bevorderen. Veel technische vernieuwingen zijn alleen economisch rendabel bij produktie op grotere schaal en voor een grotere markt en dus ook bij grotere verkeersstromen. Dit is een schaduwzijde van de economische groei, waarvan de maatschappelijke kosten onvoldoende gerekend worden. Bij een doorberekening van de werkeljke kosten zou blijken dat veel technische vooruitgang geen vooruitgang is geweest. De mestproblematiek en de vrachtwagens mest die van het zuiden naar het noorden rijden, zijn hiervan een opvallend, maar zeker niet het enige voorbeeld. Het feit dat een bedrijf uit Abcoude vijftig boompjes komt planten in Wageningen, kan alleen bij ons huidige wegennet en bij de huidige lage kosten van vervoer. Waarschijnlijk zal in de toekomst een Wageningse boomkweker hetzelfde werk weer goedkoper kunnen doen. Terugdringing van verkeerstromen zal in de toekomst bepaalde vormen van technische vooruitgang ongedaan maken en terugkeer van bepaalde produktietechnieken mogelijk maken die op dit moment te makkelijk zijn afgedaan als verouderd en niet meer realistisch. Een vergelijkbaar effect zal een daadwerkelijke vermindering van energiegebruik in de produktie hebben.
Groen Links moet vraagtekens plaatsen bij nog steeds voortschrijdende tendens tot schaalvergroting in de economie, die vaak bewust door overheidsbeleid gestimuleerd wordt, en moet wijzen op de schaduwkosten ervan. (Ook de uitschakeling van de menselijke arbeid, van de mens zelf, is een van de schaduwkosten).

Winkelvoorzieningen en consumentengedrag
Ook de organisatie van distributie van goederen en diensten heeft een grote invloed op toename van verkeerstromen. De vorm van stedenbouw, de opkomst van winkelcentra en het verdwijnen van de middenstand hebben een grote invloed. Veel woonwijken zijn zodanig gebouwd dat het bezit van een auto bijna verplicht is. (Ik zal hier zwijgen over het feit dat het hele beeld van woonwijken gedomineerd en verziekt wordt door de auto, door parkeerplaatsen, oprijlanen, garages, draaicirkels en inhaalsstroken).
Met enerzijds de steeds wijdere vormen van bebouwing en anderzijds de sterkere concentratie van winkels in winkelcentra wordt het gebruik van auto's vergemakkelijkt en bevorderd. De parkeervoorzieningen rond de centra worden steeds uitgebreider. We krijgen zo "gezellige", ouderwetse stadscentra, dan een rand waar de bulldozer genadeloos heeft toegeslagen voor parkeerplaatsen en toevoerwegen en dan eindeloze oppervlakten van woonwijken die net zo levenloos zijn als de veel bekritiseerde flatwijken die gebouwd werden in de vijftiger en zestiger jaren. De nieuwste zegeningen op dit gebied zijn de gigantische winkelbedrijven die zich ergens midden in een weiland vestigen bij een afrit van de snelweg, die uitsluitend nog met de auto te bereiken zijn.
Groen Links moet deze tendenzen bekritiseren in de hoop dat de overheid (gemeentes) deze ontwikkelingen niet te zeer bevorderen. Tegelijkertijd moet Groen Links het gedrag van mensen bespreken dat een belangrijke motor is achter deze ontwikkelingen. In de woonwijk waar ik woon is vorig jaar de groenteboer verdwenen. Veel bewoners gaven er kennelijk de voorkeur aan hun groente van verder weg te halen (uiteraard met de auto). Waarom weet ik niet precies. Misschien omdat iedereen dat doet, misschien omdat boodschappen doen in een groot winkelcentrum anoniemer is, misschien denkt men dat grote winkelbedrijven goedkoper zijn. Misschien was het goedkoper, maar als je nu iets vergeten bent, moet je met de auto twee kilometer verder en dan is het voordeel snel verdwenen. Ik pleit ervoor middenstanders (of kleinere supermarkten) in de buurt in stand te houden en daar te blijven kopen ook al betaal je weleens een kwartje meer voor WC-papier. Op den duur kunnen mensen toch goedkoper uit zijn. Er zijn veel mogelijkheden om middenstand te ondersteunen en om gedragingen van mensen te veranderen. Het is geen traditie van Groen Links maar zou het kunnen worden.

Centralisering van voorzieningen
Behalve in de produktie en in de winkelvoorzieningen zijn er veel andere voorzieningen die steeds meer worden samengevoegd. De overheid speelt hierbij een grote rol en is bevordert zo aktief de toename van het autoverkeer. Zwembaden, scholen, ziekenhuizen, gemeentelijke instellingen. De besparingen zijn van vaak personele aard en de verborgen kosten vinden we terug in de het voller raken van de wegen. Meer dan tot nu toe moeten reorganisaties tegen deze achtergrond overwogen worden.
Overigens is ook hier de overheid niet de enige factor. Want niet alleen worden scholen samengevoegd, ook ouders kiezen in toenemende mate voor hun kinderen scholen die verder weg zijn gelegen en degraderen zichzelf vrijwillig tot taxichauffeur van hun eigen kinderen.
En omdat veel woonbuurten door de alomtegenwoordigheid van het autoverkeer onveilig zijn geworden, worden kinderen steeds meer (met de auto) vervoerd naar veilige speelgelegenheden. Dit is een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel.
Ook andere maatschappelijke ontwikkelingen dragen hun steentje bij, zoals het feit dat steeds meer mensen een studie volgen buiten de oorspronkelijke woonplaats waardoor netwerken van familie en kennissen veel meer over het land verspreid zijn en het feit dat voor steeds meer functies diploma's nodig zijn en kandidaten verder gezocht moeten worden.

De menselijke arbeid en grondstoffen
Tenslotte wil ik dieper ingaan op de plaats van de menselijke arbeid in de economie. Dat dit essentieel is voor een programma van Groen Links, behoeft geen betoog. Men kan niet vergaande maatregelen voor bescherming van het milieu propageren en simpel voorbij gaan aan de angst van mensen voor de toekomst.

Technologische vooruitgang is in de huidige praktijk een voortschrijdende uitschakeling van de menselijke arbeid en van de individuele menselijke beslissingsbevoegdheid. Produktie die vroeger tot stand kwam door menselijke arbeid, wordt nu gerealiseerd door machines en veelal tevens door inzet van veel meer grondstoffen.
Veel vervanging van arbeid komt neer op een groter gebruik van grondstoffen, energie en vervoermiddelen. Arbeid en het gebruik van grondstoffen en energie zijn complementair: Produktietechnieken waren van oudsher zuinig met materiaal, omdat dat vroeger duurder was dan tegenwoordig. Deze produktietechnieken zijn verdwenen omdat arbeid duurder werd en grondstoffen goedkoper. Die vervanging was dus een zwaardere belasting voor het milieu. Als voorbeeld kunnen we de landbouw noemen, waar bestrijding van onkruiden en insecten zowel kan geschieden door inzet van arbeid of van bestrijdingsmiddelen. In de wegenbouw is er een keuze tussen asfaltwegen of klinkerwegen, waarbij klinkerwegen veel minder materiaal vragen maar meer arbeid (voor herstel van het wegdek). Wegwerpluiers zijn daarvan eigenlijk ook een voorbeeld ook al is het in dit geval de huishoudelijke arbeid die wordt vervangen ten koste van het milieu.

De technologieontwikkeling is een resultaat van kostenverhoudingen tussen grondstoffen en menselijke arbeid. Nog steeds wordt veel energie gestoken in het zoeken naar arbeidsbesparende technologieën, ook al wordt dat geleidelijk minder logisch.
Tegelijkertijd wordt steeds meer materiaal, waarin in principe veel arbeid is gestoken, geïmporteerd uit Derde-Wereldlanden of uit Oost-Europa. Dit gevoegd bij het feit dat de rijkdom in het Westen (en de eenvoudiger transportmiddelen) mensen hierheen lokt, geeft een maatschappelijke spanning: steeds meer mensen worden uitgeschakeld in het produktieproces, mensen worden overbodig en op jonge leeftijd al aan de kant gezet. Mensen kunnen niet langdurig vrede hebben met een situatie zonder uitzicht op werk of een zekere positie in de maatschappij. Het ideaal van de mens die niet gehinderd door materiële zorgen de vrijheid heeft zijn of haar tijd naar eigen keuze op te vullen, is voor slechts zeer weinigen een ideaal. Voor de meesten is het een spookbeeld.

Op dit punt kunnen we de scherpere milieu-eisen combineren met de eisen van een menswaardig bestaan bij veel 'overbodigen'. We moeten streven naar een grotere inschakeling van menselijke arbeid en menselijke ervaring in het produktieproces. Het programma van Groen Links wijst er terecht meermalen op dat dat de arbeid goedkoper moet worden of grondstoffen duurder (hetgeen uiteindelijk op hetzelfde neerkomt). Maar dit punt wordt te weinig uitgewerkt.
De herverdeling van betaalde arbeid kan meer mensen aan het werk helpen. Dit noemt het programma onontbeerblijk, "want het ziet er niet naar uit dat in de komende jaren de werkgelegenheid zal toenemen". Met name dat laatste is niet bevredigend. Ik denk dat er kansen dichterbij liggen, die fundamentelere oplossingen bieden ook al lijken ze vergezocht.
Ik wil hier volstaan met enkele weinig uitgewerkte kreten. Werkelijk doordachte alternatieven kunnen alleen het resultaat zijn van een bredere discussie die tot nu toe onvoldoende gevoerd is.

Minder maar beter
Mensen moeten op kleine schaal werkzaamheden beginnen van een meer ambachtelijke aard. Zij moeten hierbij vooruitlopen op feit dat kostenverhoudingen zich ontwikkelen ten ongunste van grootschalige fabrieksmatige produktie en zij moeten erop hopen dat bij het publiek een grotere belangstelling zal komen voor produkten die gemaakt zijn met inachtneming van bepaalde ethische of ecologische principes.
Zoals al eerder gezegd moet Groen Links de dictatuur van de laagste prijs verwerpen: er moet niet gebouwd worden voor de laagste prijs, maar op duurzaamheid met materialen die milieuvriendelijk zijn en eventueel met hergebruikte steen of hout dat niet uit tropen komt. De overheid moet grootschalige woningbouwprojecten afremmen en stimuleren dat meer gebouwd wordt door kleinere plaatselijke aannemers of door particulieren. (Ook omdat veel van die grote bouwprojecten zo weerzinwekkend lelijk zijn). De landbouw moet produceren zonder kunstmest of bestrijdingsmiddelen. Herstel van de Nederlandse akkerbouw is mogelijk door opnieuw Nederlands graan als veevoer te gebruiken. Groen Links zou ook kunnen pleiten voor produktie van apparaten of machines die in de eerste plaats op degelijkheid zijn geconstrueerd en zodanig dat ze gemakkelijk hersteld kunnen worden of zonder het gebruik van schadelijke kunstmatige chemische verbindingen. De lijst met voorbeelden van produktie waarbij de plaats van arbeid belangrijker is dan op dit moment, kan gemakkelijk worden uitgebreid.

De anonimiteit die op veel markten overheerst, waarin slechts de prijs van een produkt of materiaal doorslaggevend is, moet worden doorbroken. Het betekent dat in veel gevallen een hogere prijs moet worden betaald, en dat er dus minder van alles kan worden aangeschaft: Dat geeft bijvoorbeeld minder bouwplannen en minder snelle afschrijving van bruikbare, maar economisch 'verouderde' apparatuur of materialen.
Ook in dit geval is het niet zinvol te snel de aandacht te richten op nieuwe wetten of overheidsbeleid. Belangrijker is er bij consumenten, bij de overheid en bij bedrijven op aan te dringen niet steeds het goedkoopste materiaal te gebruiken of bij de grootste leveranciers aan te kloppen. De overheersende cultuur moet veranderen en daarvoor moet men beginnen met een goed onderbouwde kritiek erop.

Goedkopere arbeid
De vraag is nog hoe arbeid goedkoper kan worden. De belangrijkste maatregel die het Groen Links programma noemt is een belastingverschuiving van loonbelasting naar een soort ecologische omzetbelasting, waardoor arbeid goedkoper wordt.
Het probleem kan nog van een aantal andere kanten benaderd worden.
- Ten eerste kunnen mensen proberen om vaardigheden en vakmanschap te ontwikkelen op vakgebieden die in de verdrukking zijn geraakt. Het gaat hier om vormen van ambachtelijke produktie die in het recente verleden zijn kapot geconcurreerd.
- Ten tweede moet het publiek meer de aandacht krijgen voor dergelijke alternatieve activiteiten en niet onmiddellijk naar Gamma, Ikea of Albert Hein rennen.
- Ten derde moeten bij de ontwikkeling van nieuwe technologie heroverwegingen gemaakt worden. Gedeeltelijk zal dat vanzelf komen wanneer de prijsverhouding van arbeid en grondstoffen verandert, en gedeeltelijk is hiervoor speciale aandacht nodig omdat uitschakelen van arbeid een gewoonte is geworden die moeilijk is uit te roeien.
- Ten vierde kan ook het opleidingssysteem een bijdrage leveren aan een heroriëntering. Dat is nu sterk gericht op verdergaande automatisering en schaalvergroting en de ambities van veel jongeren zijn daaraan aangepast. Verdergaande automatisering ontneemt steeds meer soorten menselijke activiteiten de speelruimte voor handelen naar eigen inzicht (nu is ook de detailhandel al bijna volledig gestandaardiseerd). Veel arbeid wordt minder interessant en jongeren voelen zich daartoe minder aangetrokken. We zien dan ook een 'vlucht' van jongeren naar hogere functies door middel van steeds langere opleidingen. Het is de vraag of dit wenselijk en noodzakelijk is. Voor de zekerheid merk ik op dat ik bovenstaande opmerkingen niet maak op basis van gedegen onderzoek. Ik hoop dat het discussie zal oproepen.
- Ten vijfde blijft het vreemd dat er enerzijds werklozen zijn die niets te doen hebben en anderzijds veel nuttig werk is dat gedaan zou kunnen worden maar blijft liggen. Er wordt al ijverig gezocht naar mogelijkheden om de verbinding daartussen te vereenvoudigen en Groen Links moet hieraan aandacht besteden en met name op dit gebied juridische en financiële ruimte scheppen. Enerzijds heeft de overheid de taak om mensen te ondersteunen bij het zoeken naar werk, maar anderzijds mag van werklozen dan meer geëist worden dan nu het geval is.
- Ten zesde zijn er andere mogelijkheden om de prijs van arbeid omlaag te krijgen. Enerzijds zal het nettoloon misschien vanzelf dalen (direct of indirect via prijsstijgingen), wat niet in alle gevallen volstrekt verwerpelijk hoeft te zijn. Anderzijds moeten we ook denken aan verlagen van het overheidsbudget waardoor belasting zou kunnen dalen. Aan de overheid zou ik minder taken willen toewijzen dan nu in het Groen Linksprogramma gebeurt en dat kan betekenen dat het budget lager kan.