Soldatenprotest 1966 - 1984

door Henk Spaan




Hoofdstuk III. Soldaten in opstand


- VVDM en BVD
- Een hete zomer
- De afkoelingsperiode
- De BVD-organisatie
- Terug naar de basis
- Handen af van de VVDM


VVDM en BVD

Een week nadat de BVD besloten had zijn naam te veranderen, kwam de VVDM-hearing bijeen:

De heer Zwagemaker meent dat het allemaal niet zo'n vaart zal lopen. Volgens hem bestaat de BVD uit louter individualisten die geen gemeenschappelijke actie zouden kunnen ondernemen. Hoekstra vraagt het bestuur wat het denkt te doen met acties die van BVD-gezinden afkomstig zijn. De heer Dijstelbloem zegt dat het zich zal distantiëren van acties waar het zich gezien de statuten niet achter kan stellen. Zelfs kan het in de toekomst zover komen, dat mogelijkerwijs leden zullen worden geroyeerd.1

Tegen de verwachting in lukte het de BVD om contacten met soldaten te krijgen. In september 1970 verscheen de eerste Soldatenkrant van de BVD. De Soldatenkrant ging elke maand verschijnen met vier, later acht bladzijden. Daarin stonden artikelen over gebeurtenissen op kazernes, in de VVDM of over militarisme en de oorlog in Vietnam. Daarmee slaagde de BVD erin invloed te krijgen bij soldaten en zo begonnen de aktiviteiten van de BVD en de VVDM door elkaar te lopen.

In september kreeg de soldaat P. uit Ermelo die al eerder vermeld is, contact met de BVD en tegelijkertijd nam hij zitting in het VVDM-afdelingsbestuur. Half oktober maakte de afdeling het eerste exemplaar van het afdelingsblad, de Alarm. De duizend exemplaren werden in het geheim over de kazerne verspreid.

Samen met een andere afdelingsbestuurder werd ik bij de kazernecommandant geroepen. Hij vond het geen stijl dat we hem niet vantevoren hadden ingelicht over onze plannen. Daarna eist hij voor de verspreiding inzage in het blad te hebben. We vertelden hem dat zoiets onredelijk zou zijn, en preventieve censuur betekent. Daarbij zeiden we hem dat we ons daar niet aan zouden houden. (..)
Als afdelingsbestuurder kwam ik snel in contact met soldaten van andere onderdelen die in moeilijkheden zaten. We schreven vaak beklagen voor dergelijke mensen. Betroffen de moeilijkheden een heel onderdeel (bijvoorbeeld door een lastige commandant), dan gaven we het advies groter opgezette protesten te ondernemen. 2

Op 19 december '70 organiseerde de BVD de eerste landelijke soldatenvergadering (LSV), voor alle BVD-soldaten over het werk op de kazerne en in de VVDM. Deze LSV's werden steeds overdag op zaterdagen gehouden. In het verslag van de LSV van januari 1971 lezen we hoe de iets groter opgezette protestacties op kazernes er zoal uitzagen.

Soldaat O.: Op zijn kazerne hadden twintig man voor de ingang van de eetzaal hun strepen van hun uniform getrokken en op de grond gegooid. Voor die drie gulden extra vonden zij het niet de moeite waard om soldaat I te zijn, want dat levert meestal ook nog allerlei vervelende karweitjes op.

Op een andere kazerne had slechts een deel van de soldaten prestatieverlof gekregen voor overwerk tijdens een oefening, hoewel de rest even hard had gewerkt.

Men protesteerde en dreigde met een stiptheidsactie (in werkelijkheid begon met er ook maar meteen mee). Een gevolg hiervan was al meteen dat het onderling afknijpen praktisch ophield. De VVDM-man werd bij de commandant geroepen maar liet zich niet intimideren, integendeel; hij nam een kladblokje mee en schreef alles op wat de commandant zei, zodat die geweldig voorzichtig werd. Soldaat V. vertelt dat er op zijn kazerne op een gegeven moment al bijna een dag geen water was. Toen kwam er iemand van een andere lichting die aankondigde: "Als we over 24 uur geen water hebben, gaan we allemaal naar huis!". Dat sloeg natuurlijk wel aan, de hele kazerne was er vol van. Soldaat V. kreeg de opdracht van zijn maten om de VVDM op te bellen om informatie. Op de een of andere manier was zijn gepraat van de maanden ervóór, genoeg geweest om hem te doen opvallen bij de andere soldaten, zodat ze hem vertrouwden nu er iets gedaan moest worden. Het liep uiteindelijk op niks uit natuurlijk, want precies na 24 uur was er weer water. Soldaat V. had ook de rare ervaring dat een van zijn kamergenoten hem opeens vroeg: "Ben jij van het bestuur van de BVD?". Het was namelijk opgevallen dat soldaat V. 's avonds nog wel eens verdween naar de een of andere onduidelijke bijeenkomst. Na deze vraag ontstond een hele discussie, die uiteindelijk tot gevolg had dat de hele kamer nu BVD-publicaties aan het verslinden is!

BVD-soldaten raakten betrokken bij conflicten tussen soldaten en kader, bijvoorbeeld op de Stolbergkazerne op 20 mei '71.

Aanleiding voor de actie was dat de kamers uit elkaar werden gegooid, volgens het kader "om het verzet te breken". Donderdag werd dit bekend gemaakt en vrijdag moest het al gebeuren. Iedereen baalde geweldig. Donderdagavond werd er besproken wat er gedaan moest worden. Drie man komen met een petitie die in snel tempo door bijna 90% van de soldaten ondertekend wordt. De petitie wordt op het appèl aan de CC aangeboden. De CC vindt het kennelijk een kostelijke grap want hij moet er erg om lachen. Maar de avond tevoren was afgesproken om na het appèl niet af te marcheren, maar te blijven staan. Wanneer dan het bevel "Geeft acht" door de pelotonscommandant gegeven wordt, verroert niemand zich. Na het tweede "Geeft acht" komt de CC er zich mee bemoeien. Hij is nu wél kwaad, zegt dat dit een geval van dienstweigering is en dat hij voor iedereen plaats heeft in de cellen. Intussen loopt het lagere kader langs de troep en intimideert iedere soldaat afzonderlijk, "Doe nou mee", "Wees nou verstandig" en dergelijke. Na achtmaal "Geeft acht" komt het meest fanatieke peloton in beweging. De anderen roepen nog van solidair te zijn, maar tenslotte marcheert iedereen af. 3

De actie was onvoldoende voorbereid en zou misschien succesvol zijn afgelopen als tevoren duidelijk was afgesproken om pas af te marcheren bij de toezegging dat de kamerindeling ongewijzigd zou blijven, zo luidde de conclusie op een BVD-vergadering.
Het verschil tussen de BVD en de VVDM in deze periode wordt duidelijk uit de commentaren op twee gelijksoortige voorvallen in januari 1971. Op de Saxen-Weimarkazerne kreeg een soldaat de waarschuwing om voor vrijdag naar de kapper te gaan. De kapper was ziek, en op het moment dat de soldaat zich op vrijdag door een kamergenoot liet knippen, kwam de luitenant de kamer op en gaf hem zes dagen licht arrest. De soldaat kreeg nog eens drie dagen verzwaard arrest omdat hij daartegen onterecht in beklag ging. Het commentaar van VVDM-voorzitter Jan Reijntjes luidde:

Wij dachten dat het aardig zou zijn als eens werd onderzocht of de overste zich soms schuldig gemaakt heeft aan het delict van artikel 31 betreffende de krijgstucht: het afhouden van beklag. Jammer genoeg ging Begemann niet opnieuw in beklag: Het Hoog Militair Gerechtshof had ongetwijfeld in zijn voordeel beslist, denken we zo. 4

Op de Stolbergkazerne werden acht soldaten bestraft omdat de commandant hun haar nóg te lang vond, nadat ze al twee keer naar de kapper waren geweest. De volgende dag werd in een protestpamflet een vergadering aangekondigd. Het pamflet en de vergadering werden verboden en vervolgens werden twee VVDM-bestuurders overgeplaatst. (Toen het later nog niet rustig werd, werden nog eens zeven soldaten overgeplaatst). In Amersfoort zaten op dat moment een aantal BVD-soldaten, die ook verantwoordelijk waren voor een artikel over de gebeurtenissen in het VVDM-districtsblad Emergo:

Om de onvermijdelijke straffen, overplaatsingen (=onschadelijk making) en dergelijke met goed resultaat te bestrijden, moet de gehele kazerne gemobiliseerd kunnen worden in een daadwerkelijk verzet (langzaamaanacties, stakingen). (..)
De belangrijkste les uit onze actie was dan ook dat we tot het inzicht kwamen van de noodzakelijkheid om legale kernen (besturen) en illegale kernen (actiegroepen) op te bouwen.

Naar aanleiding van deze tekst volgde een verspreidingsverbod voor de Emergo.
BVD-ers riepen op tot actie terwijl het VVDM-bestuur zich gebonden achtte aan de statuten, volgens welke de VVDM niet mocht aansporen tot onwettige acties. De VVDM koos dus voor voorzichtiger actievormen. Zo was er de "Schoenzetting", het neerzetten van een grote schoen met een verlanglijstje op 3 december '70 op het Binnenhof, waarbij een structurele weddeverhoging het belangrijkste verlangen was. Het bestuur wilde aanvankelijk net als een jaar eerder een demonstratie organiseren, maar na een dreigement met arreststraffen door Muiderman van het ministerie ging dat plan niet door.
Vervolgens startte in februari een handtekeningenactie voor vrije haardracht. De VVDM haalde enkele duizenden handtekeningen op en bood die in mei op het ministerie aan in uniform met langharige pruiken. Binnen de voorzichtige strategie past ook de invulling van de tweede groetdag op 1 juli '71. De VVDM riep soldaten op om op die dag kaarten te sturen naar kamerleden, kranten, het ministerie, familie enz. met "Groeten uit de kazerne". De VVDM verkocht op kazernes 35.000 van die kaarten.
De BVD had kritiek op de voorzichtige opstelling van de VVDM, maar stelde zich op zijn beurt voorzichtig op tegenover de VVDM. Het was al snel duidelijk geworden dat de BVD geen grote organisatie zou worden en dus gingen BVD-ers zich richten op het werk binnen de VVDM.

Veel van onze soldaten zien het als hun hoofdtaak, van de VVDM een goede belangenorganisatie te maken, in tegenstelling tot wat ze nu is, met overleg en papieren, passieve leden. 5

Op een landelijk soldatenweekend van de BVD in mei 1971 besloot de BVD dat alle BVD-soldaten aktief moesten zijn in de VVDM. De BVD wilde zo een politiek perspectief geven aan VVDM-eisen op soms ook andere eisen naar voren brengen:

Pas als de VVDM zich gaat verzetten tegen een radikalere werkwijze, kunnen we denken over een andere werkwijze. Voorlopig zal dit niet het geval zijn. 6

Tot dan toe waren er nog niet veel conflicten tussen VVDM en BVD geweest. Binnen een maand veranderde dat in de zaak Rinus Wehrmann.


Een hete zomer

Op vrijdag 28 mei '71 stond in de krant dat een zekere R.W. door de krijgsraad veroordeeld was tot twee jaar gevangenisstraf wegens de weigering om zijn haar te laten knippen.
Deze R.W. was Rinus Wehrmann. Bij zijn opkomst begin maart in Roozendaal had hij geweigerd naar de kapper te gaan; hij kwam in voorarrest in afwachting van de behandeling voor de krijgsraad. Net als Henk van der Horst een jaar eerder had Wehrmann individualistisch gehandeld en geen buitenstaanders op de hoogte gebracht. Plaatsing bij de fanatieke commandotroepen was voor hem geen probleem, hij wilde alleen niet naar de kapper.
Het is niet verbazend dat iemand dat op een bepaald moment weigerde. Henk van der Horst wilde ook niet naar de kapper maar kreeg bekendheid door zijn weigering te groeten.
Inmiddels was in Denemarken en in Duitsland sinds een paar maanden de haardracht vrijgegeven (hetgeen in Duitsland overigens in 1972 weer ongedaan werd gemaakt), en zoals we gezien hebben waren al op diverse kazernes conflicten ontstaan over de lengte van het haar. In februari had de VVDM een handtekeningenactie gehouden. De weigering van Rinus Wehrmann kwam niet uit de lucht vallen en we kunnen ons hooguit afvragen waarom VVDM-ers of BVD-ers niet op het idee waren gekomen.
Er kwam een golf van verontwaardiging los binnen en buiten het leger, onder invloed daarvan kwam Rinus Wehrmann binnen drie weken vrij en werd de haardracht in het Nederlandse leger vrijgegeven.
Op kazernes werd meteen gereageerd. Soldaten op de Wittenberg stelden op maandag een brief op en startten een handtekeningenactie. Op de Stolbergkazerne dacht men aanvankelijk aan het massaal weigeren van eten, maar het werd uiteindelijk een demonstratie. Op vrijdag 11 juni verzamelden zich driehonderd van de vijfhonderd dienstplichtigen aan het begin van de middag bij de vlaggemast om in optocht naar de kappersruimte te lopen achter het spandoek "Wij steunen Rinus in zijn strijd tegen de willekeur". Het was de eerste demonstratie op kazerneterrein Er was geen toestemming gevraagd, maar toch volgden geen straffen.
Ook elders protesteerden soldaten.

Soldaten uit Havelte maakten zo'n puinhoop van hun Duitslandoefening, dat enige kaderleden niets beters wisten te doen dan hun te vertellen dat het haar met ingang van 1 juli vrij zou zijn. Die leugen (toen nog wel) was later natuurlijk genoeg reden om mee te doen met een handtekeningenactie. 7
In Wezep, 't Harde en Ermelo waren kleine acties geweest (handtekeningen enz.). In Kampen hadden een aantal soldaten gehoor gegeven aan de oproep van de BWO (een duistere "Bond voor Wetsovertreders") om op woensdag "Wehrmanndag" te houden met langzaamaanacties etc.. Dit mislukte echter doordat lang niet iedereen ervan op de hoogte was. 8

Hoe groot de reactie vanuit de rest van de maatschappij was, blijkt uit het feit dat op 16 juni de familie Wehrmann al minstens 4500 brieven en briefkaarten met sympathiebetuigingen had ontvangen. De onmiddellijk opgerichte "Actiegroep Rinus Wehrmann" organiseerde samen met de "Bond voor Wetsovertreders" op zaterdag 12 juni een demonstratie in Den Haag waar duizend mensen aanwezig waren, waaronder ook enkele soldaten.
Na twee weken zaten BVD-ers en VVDM-ers met elkaar om de tafel.

's Avonds vergadering in de Hojelkazerne. Het hoofdbestuur was voltallig aanwezig. De discussie speelde zich alleen af tussen het HB en zeven aanwezige BVD-soldaten. De andere dertien aanwezigen waren stille toeschouwers, begrepen ook nauwelijks waar het over ging. Het HB verwierp acties in de kazerne: te gevaarlijk, we krijgen de soldaten niet mee, we krijgen de publieke opinie tegen ons. De demonstratie in Amersfoort wordt niet als een goed voorbeeld maar als een toevalligheid gezien. Men zag meer heil in het voorstel voor een demonstratie in Den Haag op de avond voor of de dag van de zitting van het Hoog Militair Gerechtshof. 9

Door de onenigheid kwam van de oprichting van een actiecomité niets terecht en de BVD-soldaten besloten na de vergadering, om op de hearing van woensdag 16 juni een stencil uit te delen met een protest tegen de houding van het bestuur. Verder maakten zij plannen om alsnog demonstraties en een avond te organiseren in Ermelo en in 't Harde:

Op deze vergadering waren minstens honderd soldaten aanwezig. Er werd daar besloten om een demonstratie op de kazerne te houden in de middagpauze. De volgende dag zouden alle soldaten nog bij elkaar komen in het Humanistisch Militair Tehuis om de demonstratie te organiseren. Deze vergadering is echter niet meer doorgegaan omdat de volgende dag de haardracht werd vrijgegeven door de minister. 10

Onder druk van alle protesten besloot minister Den Toom, die aanvankelijk nog verklaard had dat van een vrije haardracht geen sprake kon zijn, de kwestie over te laten aan de vaste kamercommissie voor defensie. Deze besloot op woensdag 16 juni, terwijl de VVDM aan het vergaderen was, de haardracht vrij te geven, waarna ook Wehrmann werd vrijgelaten.
Het was duidelijk dat met name de acties de doorslag hadden gegeven en dat een wat radicalere aanpak als van de BVD meer mogelijkheden had dan men eerst dacht.
De BVD concludeerde de radicaliteit van de VVDM te hebben overschat.

Het is gebleken dat dit niet zo makkelijk gaat als we hoopten (vergadering in de Hojelkazerne voor de actie, R.W.). Dit kan nog onderstreept worden met de ervaringen die de afdeling Ede heeft met de VVDM. De VVDM-afdeling daar wilde op 1 juli (groetdag) een demonstratie organiseren. Een van de soldaten riep hiervoor de hulp in van de BVD. Toen dit de anderen van het afdelingsbestuur ter ore kwam, voelden dezen daar niets voor. Toen ook het HB dit te weten kwam, ging de hele demonstratie niet door. 11

De BVD wilde in de toekomst slagvaardiger kunnen optreden en er zou daarom een "hoofdbestuur" moeten komen. Aan het eind van dat jaar kreeg de BVD inderdaad zo'n hoofdbestuur, dat "Polkom" (politiek komité) ging heten.

De ontwikkelingen in het leger, die vanaf begin 1970 toch al vrij turbulent waren, kwamen in een stroomversnelling. In de zomer van '71 waren op meerdere kazernes demonstraties. Onder druk van de legerleiding, die wilde dat de VVDM zich zou beperken tot legale activiteiten, besloot de VVDM in september tot een bestandsperiode van enkele maanden. Die bestandsperiode werd vervolgens verbroken door de verwikkelingen rond het VVDM-afdelingsblad Alarm (Wim Schul en Hans Dona kregen vier en drie maanden Nieuwersluis), en de rust keerde pas weer enigszins terug toen begin 1972 de strafbevoegdheid van commandanten werd ingeperkt, het parate weekend werd afgeschaft en toen binnen de VVDM een discussie startte onder het motto: "Terug naar de basis".
De eerste demonstratie in deze zomer was zoals gezegd op 11 juni in Amersfoort. Vervolgens kwam de geplande demonstratie op 1 juli in Ede. Die ging niet door en in plaats daarvan werd op 12 augustus met toestemming van de kazernecommandant een demonstratie gehouden voor betere kwaliteit van het eten. Het commentaar in de Twintig van september op deze actie luidde:

De gang van zaken in Ede is een goed voorbeeld van een actie zoals je die kunt voeren: niemand heeft enige overtreding begaan, niemand wordt persoonlijk aangevallen of gekwetst (vaak worden aanwezige meerderen uitgejouwd of gepest), maar op rustige wijze heeft men laten zien dat men wel degelijk iets wilde bereiken.

Op 13 juli was in Havelte een demonstratie. 's Ochtends was dat op alle onderdelen rondverteld en tussen de middag liepen zeshonderd soldaten mee achter spandoeken met de leuzen "Afschaffing groetplicht" en "Afschaffing paraat weekend". Het idee voor de demonstratie was kennelijk, net als in Ede, ontstaan door de groetdag. Maar belangrijker was de eis tot afschaffing van het parate weekend. Een keer per vier weken waren onderdelen van de landmacht verplicht om het weekend binnen te blijven, om zo de paraatheid van het leger ook tijdens het weekend op peil te houden. Voor soldaten een bron van ergernis, omdat het telkens een weekend lang verveling betekende.
Het idee om te demonstreren was een vondst. Na Rinus Wehrmann wilden ook anderen koste wat kost tot actie overgaan. Dat blijkt ook uit een beschrijving van de demonstratie in Amersfoort:

De voorbereiding was in uitermate korte tijd gebeurd, en de demonstratie werd meer uit een gevoel van eindelijk iets tegen het leger te doen, georganiseerd, dan dat de leuze en de eisen uitgebreid waren doorgepraat. 12

Op de Generaal-Spoorkazerne in Ermelo liepen de conflicten in deze zomer het hoogst op. Daar zat een aantal aktieve BVD-soldaten.

Onder invloed van de demonstratie in Havelte (13 juli), waarvan een verslag in Alarm, begon de VVDM-Ermelo ook te werken aan de strijd tegen het parate weekend. Op maandag 9 augustus werd een Alarmpamflet over de gehele kazerne verspreid. Daarin werd voorgerekend dat met het oefenprogramma tot half december de soldaten van 41 BS, 11 Pagncie en 11 Btvaat gemiddeld twee weekeinden per maand dienst zouden hebben.
Het spreekuur van dinsdag 10 augustus werd druk bezocht. De vertegenwoordigers van de parate onderdelen besloten tot een demonstratie. Donderdag kwam er een tweede pamflet met eisen: afschaffing van het parate weekend; naar een veertig-urige dienstweek, waarbij overwerk gecompenseerd dient te worden, en tenslotte de eis van betere oefenprogramma's. Er wordt mondeling doorgegeven dat er de volgende dag een demonstratie zal zijn. De volgende morgen wordt het afdelingsbestuur (na verspreidingsverbod van het tweede pamflet) gearresteerd voor een huishoudelijk onderzoek door de marechaussee. Verder werden een aantal compagnies toegesproken door hun CC: "We hebben jullie in de gaten!"; "Doe niet mee!!". Die middag is er toch een begin van een demonstratie geweest. Er verzamelden zich tachtig man bij het gebouw van de C-compagnie, die na een paar minuten door ongeveer evenveel officieren werden tegengehouden. In het gebouw van de C-compagnie werden de stoters door het kader tegengehouden. Degenen die toch naar buiten kwamen, begonnen samen met twintig man van 11 Pagncie aan de demonstratie. Bij de Bravo, de Ost en Btvaat stonden soldaten klaar om zich aan te sluiten. Daar stond echter majoor Tromp die er in slaagde om verdeeldheid te zaaien: "De organisatoren lopen niet eens mee". Logisch, want die zaten bij de marechaussee. Iedereen ging twijfelen en men ging terug naar zijn kamer. Het afdelingsbestuur werd tot 's avonds laat verhoord. De straffen: een sergeant gedegradeerd, de anderen streng en verzwaard arrest. Een groepje soldaten van 11 Pagncie weigerde naar huis te gaan uit solidariteit met het afdelingsbestuur. 13

In korte tijd werd driemaal achtereen op de kazerne gedemonstreerd zonder toestemming, tweemaal mislukte een poging om te demonstreren door het oppakken van VVDM-ers (in Harderwijk en nogmaals in Amersfoort) en in de opschudding bleef bijna onopgemerkt, dat in Ede voor het eerst toestemming was gegeven voor een demonstratie op de kazerne.
Het was al onduidelijk wat voor teksten de VVDM mocht verspreiden onder soldaten en op welke manier vergaderingen mochten worden bijeengeroepen, maar nu kwam daar het probleem bij van demonstraties en andere soorten van protestuitingen. Noch de VVDM, noch de commandanten, noch de legerleiding wisten wat wel en wat niet mocht. Het was alleen duidelijk dat de oude verhoudingen niet meer te handhaven waren.
In september '71 lekte een brief met richtlijnen uit, die de bevelhebber van de 13e pantserinfanteriebrigade in Oirschot aan al zijn ondercommandanten had gestuurd. Ook in andere onderdelen was deze brief verspreid met een omschrijving van de mogelijkheden voor commandanten om acties tegemoet te treden.

Indien vorenstaande geen effect heeft, kan het bedoelde kaderlid door een individuele aanpak de massapsychose trachten te doorbreken. Hij zal zich daartoe rechtstreeks tot (een voor een) hem eventueel bekende belhamels richten, elk zo mogelijk bij de naam noemen en hem een duidelijk dienstbevel geven, bijvoorbeeld zich van de plaats te verwijderen en zich te begeven naar X. Deze wijze van optreden kan leiden tot isolement van de actie (verzets-) leider(s). Ook indien niet duidelijk is wie de belhamels zijn, kan de individuele aanpak van telkens één man ertoe leiden, dat het collectieve karakter van de actie wordt aangetast; gehoorzaamt één soldaat, dan is de kans groot dat velen zullen volgen.

Dat was de kern van de brief: zoek, waarschuw en bestraf de "agitatoren/belhamels", die in de brief verder respectievelijk genoemd werden "activisten", "rebellen", "de onwilligen", "actie/verzets-leiders", "de aanstichters", "de opruiers", "de leidinggevende figuren" en "degenen die bij de actie op de voorgrond treden".
De richtlijnen werden ook uitgevoerd. Op 7 september kregen alsnog een aantal mensen straf en overplaatsing die waren betrokken bij de demonstratie in Havelte. Drie soldaten in Harderwijk kregen acht, tien en twaalf dagen streng arrest. Op de Stolberg kregen acht soldaten straf, waarvan vijf man tien dagen arrest, en enkele organisatoren van de demonstratie in Ermelo werden alsnog overgeplaatst nadat ze op de dag van de demonstratie al gestraft waren.
Tenslotte werd ook druk uitgeoefend op het VVDM-bestuur om maatregelen te nemen tegen de acties. Dat bleek op 15 september op de ALV van de VVDM. Ook binnen de VVDM ontstonden scherpe tegenstellingen.


De afkoelingsperiode

De emoties op de ledenvergadering van 15 september '71 laaiden hoog op en draaiden om de vraag hoe de VVDM zich moest opstellen tegenover onwettige acties, en om de positie van de BVD binnen de VVDM.
Districtscoördinator Harry Wagter wilde op een vergadering van districtscoördinatoren illegale acties en BVD-activiteiten binnen de VVDM afkeuren. De anderen aarzelden en wilden het woord royeren niet gebruiken.

Toen kwam Bram van Riel, die even naar de telefoon geweest was, terug met de mededeling dat Pierre Ploumen die afwezig was omdat hij moest ledenwerven op vliegbasis Volkel, niet werd toegelaten omdat de commandant niet wist waar hij aan toe was. Toen dit bericht was doorgedrongen waren er aanzienlijk meer DC's voor, om een "HARDE" motie in te dienen. Besloten werd dat Harry Wagter een motie zou samenstellen. 14

Dit leidde tot een motie met de volgende tekst:

De ledenvergadering, bijeen te Utrecht, is verontrust over het optreden van VVDM-leden die rechtstreeks tegen de belangen en standpunten van de vereniging in handelen. De vergadering wenst dat het bestuur nagaat, inhoeverre geëigende maatregelen noodzakelijk zijn, wanneer leden een duidelijk tegengestelde politiek voeren.

Op de ledenvergadering voegde hij hieraan toe, dat hij dacht aan achtereenvolgens distantiëring, schorsing en royering: "De BVD hoort niet thuis in de VVDM".15
Een BVD-er schreef daarover later:

Het HB was de avond voor de ledenvergadering vastbesloten -en was ervan overtuigd dat het zou lukken- de BVD er uit te zetten. 16

In zijn inleidende redevoering op de ALV zei VVDM-voorzitter Jan Reijntjes, dat de afdelingen Havelte, Ermelo en Amersfoort uit de pas waren gaan lopen door in nauw contact met de BVD demonstraties te organiseren op het kazerneterrein. Het argument dat mensen als privé-persoon aan de actie hadden meegedaan, verwierp Reijntjes.

Dat is voor de gek houderij. Wanneer je een functie hebt in een vereniging en bij de mensen als zodanig bekend bent, dan spreek en handel je namens die vereniging. Al zeg je er honderdmaal bij dat je alleen voor jezelf spreekt, dat helpt je niet.

Jan Reijntjes vond dat VVDM-ers in strijd met de statuten hadden gehandeld toen zij demonstraties organiseerden zonder toestemming van de kazernecommandant. De BVD was slecht op de vergadering voorbereid. In een discussiestuk schreef Wim Schul, op dat moment gelegerd in Ermelo en lid van de BVD:

Een goed geïnformeerde soldatenvergadering, zo deze het al zo ver had laten komen, had er dan in ieder geval geen moeite mee gehad, in te zien hoe reëel die bedreiging was. In plaats daarvan meende men: "Dat kunnen ze toch nooit doen". Tijdens de ledenvergadering van de VVDM waren het VVDM-insiders die het aannemen van de DC-motie verhinderden, geholpen door tactische blunders van het hoofdbestuur. Maar het was niet mogelijk om de standpunten duidelijk uiteen te zetten, omdat dit verkeerd zou uitvallen, en omdat er zo goed als geen BVD-ers waren. 17

De motie Wagter werd niet aangenomen, omdat veel VVDM-ers demonstraties goedkeurden en dus de houding van het afdelingsbestuur in Ermelo verdedigden (in de discussie stonden de gebeurtenissen in Ermelo centraal), en ook omdat de consequenties van de motie niet goed te overzien waren door een onduidelijke formulering: de motie vroeg maatregelen "wanneer leden een duidelijk tegengestelde politiek voeren", maar maakte niet duidelijk wat daarmee precies bedoeld werd.
Het hoofdbestuur kreeg het verwijt, te gemakkelijk te zwichten voor Defensie. Er was ook sprake van een lijst in bezit van het bestuur met de namen van BVD-soldaten en hun kazernes.
Na de pauze kwam het bestuur met een verklaring.

De lijst van BVD-ers is niet in ons bezit, noch hebben wij haar ooit kunnen inzien. Degenen die het tegendeel beweerd heeft, is bereid dit terug te nemen. Wel is ons meegedeeld dat er bij de Bevelhebber Landstrijdkrachten een dergelijke lijst is. (..)
Wij zijn op de hoogte van het feit dat de Bevelhebber Landstrijdkrachten een brief aan de minister heeft gestuurd, waarin hij eist dat deze het algemeen bestuur bij zich roept en de eis stelt: binnen een maand een duidelijke koerswijziging. Sanctie: intrekking van alle faciliteiten en contributie-inning.

Het bestuur stelde voor, een afkoelingsperiode af te kondigen.

Resumerend: wij zijn van mening dat noch de BVD, noch de leden die aan de demonstraties hebben deelgenomen, de schuld kan worden gegeven van de huidige situatie, doch dat deze schuld wel degelijk aan defensiezijde moet worden gezocht, waar men weigert een consequent hervormingsbeleid te voeren, en toelaat dat vanaf posities lager in de lijn repressie wordt uitgeoefend (van Elsen). In de toekomst zullen acties als de hier omstredene beslist wel gevoerd moeten kunnen worden, hiervoor is echter een wijziging van de krijgstucht nodig. In feite geven wij Defensie tot de begrotingsdebatten de tijd om deze wijziging te bewerken. Wij zijn van mening, dat de bedoelde acties tot dan achterwege moeten blijven. Daarna volgt dan een definitieve beslissing of overgegaan moet worden tot een wijziging van de statuten. Natuurlijk zal hiertoe een uitgebreide ledenvergadering worden bijeengeroepen.

Het bestuur vond dat door dit compromis andere moties konden worden ingetrokken, en dat gebeurde ook. De vergadering ging akkoord met de afkoelingsperiode met slechts twee stemmen tegen.
De afkoelingsperiode was tegelijkertijd een compromis tussen de VVDM en de legerleiding, en tussen de radicale en de gematigde vleugel in de VVDM. Gedeeltelijk was het ook een overwinning voor de radicale vleugel. Want de houding van de afdeling Ermelo, die soldaten gesteund had toen zij wilden demonstreren, werd niet afgekeurd. Bovendien werd vanaf deze vergadering de aanwezigheid van BVD-soldaten in de VVDM als feit geaccepteerd. Een motie Wagter is in de VVDM nooit meer ingediend. De motie was voor de BVD een waarschuwing, om zich binnen de VVDM niet al te veel vrijheid te permitteren. De BVD nam deze waarschuwing ter harte en was zich bewust van het gevaar zoals onder andere blijkt uit een overzicht in het BVD-kaderblad van september '72:

In het werken binnen de VVDM bestaat inderdaad het gevaar van een putchistisch optreden, waarbij we de VVDM kapot kunnen maken. Het is verleidelijk om door middel van een georganiseerd optreden op hearings en dergelijke de VVDM naar je hand te zetten. 18

Dat de ALV gedeeltelijk een overwinning was voor de radicale vleugel, bleek ook uit het feit dat voor een vrijkomende plaats in het bestuur niet de bestuurskandidaat werd gekozen, maar Johan Bekema, die velen niet kenden en die op de vergadering afwezig was omdat hij straf moest uitzitten voor zijn aandeel in de demonstratie in Havelte. Ook in de pers kwam de afkoeling niet over als een matiging van de kant van de VVDM, maar meer als een ultimatum over een periode van drie maanden. In het redactionele commentaar in de volgende Twintig wordt de hoop uitgesproken dat Defensie uit deze handreiking bepaalde consequenties zal trekken.

Gebeurt dat niet, dan verwachten we dat de VVDM na de behandeling van de defensiebegroting een moeizame ledenvergadering tegemoet gaat. Want niemand kan dan nog van een bestuur, dat in september vertrouwend op de goede wil van de minister min of meer de rust gehandhaafd heeft, verwachten dat het nog met veel vuur zal proberen dat wéér te doen als de minister dat vertrouwen beschaamt. 19


De afkoelingsperiode duurde echter niet tot de debatten over de defensiebegroting. Er waren nog te veel conflicten onopgelost om zomaar een bestand te kunnen afkondigen. Een vertegenwoordiger van de afdeling Ermelo was zich daarvan bewust, toen hij vroeg over een mogelijke afloop van de bestandsperiode.

Voorzitter: Inderdaad, handelingen van Defensie kunnen het bestand verbreken.
Afdeling Ermelo: Wat gebeurt er als Alarm verboden mocht worden?
Voorzitter: Niets, dat gebeurt zo vaak dat men niet van escalatie in dat geval mag spreken.

Toch waren het precies het verbod van Alarm, en de daarop volgende bestraffing van Wim Schul en Hans Dona die een eind maakten aan het bestand. Op de ledenvergadering was de nieuwe Alarm al bijna klaar en het afdelingsbestuur rekende op moeilijkheden want het probeerde de inhoud niet te verpakken in omzichtig geformuleerde vraagstellingen.
Er stond een uitgebreid verslag in van de kazernedemonstratie met een commentaar dat het hoofdbestuur van de VVDM "helemaal niet uit zulke lieve jongetjes bestaat, als de officieren het willen doen voorkomen". De aktie had de ontevredenheid over het parate weekend onder de aandacht gebracht.

Net als met de haardrachtkwestie blijkt, dat, nu de soldaten in beweging komen, er ineens wél werk van gemaakt kan worden! Kortom: we hebben er zeer zeker geen spijt van dat we geholpen hebben de demonstratie te organiseren.

De Alarm was met name onkrijgstuchtelijk omdat in een ander artikel een protest stond tegen de overplaatsing van twee afdelingsbestuurders.

Er is toch een generaal Smits die aan zijn 'ondergeschikten' schrijft: "Ik zal alles in het werk stellen U ervan te weerhouden de WET te overtreden"; maar deze zelfde generaal is verantwoordelijk voor de overplaatsingen van Daalhuisen en Duppen. Terwijl, zoals bekend, maatregelen nooit het karakter van een verkapte straf mogen hebben. Wat is de generaal toch wetsgetrouw - zolang dit in zijn straatje te pas komt!".

De afdeling Ermelo was duidelijk minder voorzichtig dan het hoofdbestuur. Dat gaf de afdelingsbesturen in verband met de afkoelingsperiode het advies, "om problemen op kazernes op te lossen door gesprekken of, als dat niet zou lukken door bemiddeling van het hoofdbestuur".20
Het afdelingsbestuur was al eerder bestraft voor Alarm nummer zes en voor het verspreiden van het pamflet voor de demonstratie. Dus kunnen we de verspreiding van Alarm nummer acht beschouwen als een voorzichtige provocatie.
Op 8 oktober kregen Hans Dona en Wim Schul drie en vier maanden Nieuwersluis, en twee anderen drie en vijf dagen verzwaard arrest. De VVDM reageerde in eerste instantie voorzichtig. De hearing van 13 oktober besloot zich niet te laten provoceren en het bestand niet te verbreken. Maar toen de BVD een comité van gestrafte soldaten oprichtte, werkte het hoofdbestuur daaraan mee. Gezamenlijk stelden zij een eisenpakket op:
- vrijspraak voor Hans en Wim;
- afschaffing tuchtklasse Nieuwersluis;
- afschaffing censuur op soldatenbladen;
- afschaffing strafbevoegdheid van de militaire meerdere.
Het comité bestond uit BVD-ers, VVDM-ers en een aantal leden van het ANJV (de jongerenorganisatie van de CPN), maar stond formeel los van de BVD of VVDM.

Het stomste wat je in een periode van samenwerking wel kunt doen, is de andere partij niet in de gaten houden. Toch is dat precies wat we gedaan hebben. Wij die pretenderen een pressiegroep te zijn binnen de VVDM, waren niet aanwezig op een soort kaderscholingsweekend van de VVDM. Dat weekend is een belangrijke springplank geweest voor de mensen die nu in het nieuwe hoofdbestuur van de VVDM zitten. Natuurlijk werd er uitgebreid gesproken over de acties rond Hans en Wim en men heeft zichzelf zo zitten opfokken, dat Jan Reijntjes gedwongen kon worden om een zeer radicale toespraak te houden op de protestbijeenkomst. 21

Op dit scholingsweekend legde de VVDM haar voorzichtigheid af, zoals ook de voorzitter in het bestuur vast stelde.

Poelmann geeft verslag van de gebeurtenissen. In Driebergen verkeerde iedereen in een roes. We wilden wat doen. Van Gorcum van het CNV gaf voorlichting en uit zijn praatje hebben we punten kunnen halen waarmee we iets kunnen doen. Een van die punten was dat we onze afdelingsbestuurders heilig moesten verklaren, ze onschendbaar maken, wanneer ze moeilijkheden krijgen naar aanleiding van hun werk voor de vereniging. Dat doen de vakbonden ook. Wij kunnen dit principe gaan toepassen op de zaak Schul - Dona. 22

Op dit weekend ontwikkelde de VVDM de boven omschreven "dekkingsgedachte" en kwam men tot de conclusie dat de VVDM "Terug naar de basis" moest.
Het comité organiseerde een protestbijeenkomst in Amersfoort. In een volle markthal met vijfhonderd soldaten, vooral afdelingsbestuurders, verklaarde Jan Reijntjes nu:

Wanneer de straffen van Schul, Dona, IJlstra en Ostermeyer gehandhaafd worden, rest ons niets anders dan het overleg dat wij voeren met het ministerie af te breken. Wij weigeren alleen te praten over wasnummertjes en koperpoets als we daarbij niet principiële kwesties aan de orde kunnen stellen, wanneer ons dat goeddunkt. In een dergelijke situatie -dus wanneer welke vorm van straf dan ook gehandhaafd blijft- zijn termen als "bestand" en "afkoeling" zonder betekenis geworden.

Reijntjes voorzag dan "een lange, roerige winter".23
Het Hoog Militair Gerechtshof liet de straffen grotendeels ongewijzigd en de kans was groot dat de VVDM-ledenvergadering op 22 november het overleg zou afbreken. De spanning liep op.

Staatssecretaris van Es dreigde alle contacten met de VVDM te verbreken als de VVDM het georganiseerd overleg zou verbreken. De gevolgen laten zich raden. Een week lang is er koortsachtig overlegd met alle mogelijke instanties: van Es, de vertegenwoordigers van het G.O. en als belangrijkste alle politieke partijen, sommige tot drie keer toe. 24

Het overleg draaide met name om de confessionele partijen:

Uiteindelijk wilden de KVP en de AR wel achter ons gaan staan, maar zij raadden ons aan, dit keer nog de kwestie te slikken. 25

Op 19 november stuurde de minister een richtlijn naar alle commandanten om voortaan alle zaken op het gebied van de vrijheid van meningsuiting over te laten aan de krijgsraad, en niet zelf te bestraffen zoals generaal O'Herne, de commandant van Schul en Dona, gedaan had. Dat was voor de soldaten een overwinning en de VVDM besloot daarom het G.O. niet af te breken.
Doordat de VVDM het initiatief had overgenomen, hield het soldatencomité praktisch op te bestaan, zes weken na de oprichting.
Zelfstandige initiatieven op kazernes ter verdediging van Schul en Dona waren er niet veel. Op de meeste kazernes besloot men te wachten op landelijke ontwikkelingen. Zelfs in Ermelo gebeurde niet veel:

In oktober waren er handtekeningen verzameld en kaarten verstuurd. Voorts werd er een pamflet verspreid van de "Supportersclub VVDM", waarin met kracht geprotesteerd werd tegen de straffen, en waarin de anonieme club steun belooft aan de overgeblevenen van het afdelingsbestuur. De kazernecommandant heeft de verspreiding van dit pamflet verboden en voorts de verspreiding van welk anoniem pamflet dan ook.
Bij de mars op Nieuwersluis waren hoogstens twintig man uit Ermelo aanwezig (inclusief het afdelingsbestuur). Slechts zes parate soldaten stapten in de bus naar Nieuwersluis. 26

Op zaterdag 18 december organiseerde de VVDM een "Mars op Nieuwersluis", een demonstratieve optocht naar Nieuwersluis, waar Dona en Schul opgesloten zaten. Duizend mensen namen deel aan de mars, waaronder veel kamerleden en leden van politieke partijen en vakbonden. De mars trok veel aandacht buiten het leger, maar Dona en Schul kwamen niet vrij.
Het ministerie en de legerleiding kwamen onmiskenbaar met tegemoetkomingen. Enkele soldaten die waren opgepakt met een krijgstuchtondermijnend pamflet, kregen vrijspraak bij de krijgsraad. Commandanten moesten voortaan op hun tellen passen.
De tuchtklasse Nieuwersluis en het streng arrest werden afgeschaft. Dat waren de zwaarste straffen die een commandant aan zijn ondergeschikten kon opleggen, respectievelijk gevangenisstraf in Nieuwersluis en celstraf op de kazerne met een maximum van veertien dagen. Voortaan kon alleen de krijgsraad nog gevangenisstraf opleggen.
Commandanten hielden het verzwaard arrest (maximaal twee weken celstraf buiten de diensturen) en licht arrest (maximaal drie weken op het kazerneterrein blijven) over.
Vanaf november werden geen verspreidingsverboden meer opgelegd. Het verspreiden van pamfletten en kazerneblaadjes zou alleen nog achteraf bestraft kunnen worden. En minister de Koster besloot dat Dona en Schul hun straftijd niet hoefden na te dienen, zoals dat bij de tuchtklasse Nieuwersluis gebruikelijk was.
Tenslotte werd eind januari 1972 het parate weekend afgeschaft. En daarmee was het in feite in augustus in Ermelo allemaal begonnen. Het was voor de gewone dienstplichtigen het belangrijkste resultaat.
Zo had in januari het bestuur weer de greep op de VVDM teruggekregen, die het op de ledenvergadering van 15 september '71 bijna was kwijtgeraakt. Over afkoeling sprak niemand meer, daarvoor was de situatie inmiddels te zeer veranderd.


De BVD-organisatie

De BVD was een kleine organisatie. Het aantal gewone leden schommelde voortdurend rond de zeshonderd, maar de meesten waren passief lid; zij ontvingen de Soldatenkrant en het BVD-bulletin, maar woonden geen vergaderingen bij en kregen niet de interne discussiestukken. De BVD maakte onderscheid tussen gewone en aktieve leden. De aktieve leden waren allen ingedeeld bij een burger- of een soldatenafdeling, en via die afdelingen werden de interne stukken verspreid en werden de landelijke discussies gevoerd of voorbereid. Wie langere tijd niet meer op een afdelingsvergadering was verschenen, kreeg geen interne stukken meer. Het aantal aktieve BVD-ers was ongeveer honderd in 1973, toen de BVD op zijn sterkst was, en daalde vanaf dat moment geleidelijk tot enkele tientallen in de laatste periode van het bestaan van de BVD. Toch verzetten die weinige leden veel werk.
De belangrijkste afdeling was Amsterdam, waar het algemeen secretariaat gevestigd was. Het AS begeleidde BVD-soldaten op de Veluwe, het verzorgde maandelijks de Soldatenkrant, en iets minder regelmatig het BVD-bulletin en het zorgde voor de verspreiding van een grote hoeveelheid gestencilde discussiestukken en verslagen. Daarnaast waren er veel vergaderingen. Maandelijks een landelijke vergadering en tot 1973 ook maandelijkse vergaderingen per regio; de burgerafdelingen vergaderden meestal wekelijks en ook soldatenvergaderingen waren meestal wekelijks of tweewekelijks. In de praktijk kwam het erop neer dat aktieve BVD-ers per week zeker twee dagen voor de BVD bezig waren en niet weinigen deden gedurende een bepaalde tijd niets anders. Soldaten deden minder voor de BVD-organisatie, maar zij hadden naast hun BVD-activiteiten nog taken in de VVDM.
Over de organisatiestructuur ontwikkelden zich binnen de BVD in het voorjaar van 1972 verschillende opvattingen. De verschillen tekenden zich al af op een BVD-weekend in Baarn in oktober 1971. Dat was een discussieweekend waar de tegenstelling centraal stond tussen Lenin en Rosa Luxemburg. De aanhangers van Lenin benadrukten vooral het belang van een hecht georganiseerde organisatie, omdat het bestaan van zo'n organisatie essentieel is voor het op gang komen en het slagen van elke revolutie.

TM: Uit "Wat te doen" kunnen we lezen: strikte scheiding tussen illegaal en legaal. Dit moet tot uitdrukking komen in de cellen. Taak legaal deel: correspondentie, onderzoekstaken, conspiratie. Illegale: komt naar voren in de actie. Eventueel mensen opofferen voor deze strijd. (Onder bezwaar getypt; VL). De anderen op de achtergrond houden. Hierdoor is de continuiteit van de cel gegarandeerd. Scholing moet erop gericht zijn om het radicalisme af te leren. Niet spontaneïstisch werken! Bij spontane acties wel inspringen. 27

De aanhangers van Rosa Luxemburg benadrukten het spontane karakter van acties, en vonden dat de BVD meer moest aansluiten bij het radicale, 'niet-reformistische' verzet van soldaten tegen hun onderdrukking.
De teksten van Rosa Luxemburg boden argumenten voor een minder strak onderscheid tussen voorhoede en massa dan wat in communistische kringen gebruikelijk was. De 'spontaneïsten' zagen als taak te zorgen voor verbreding en politieke verdieping van spontane bewegingen in de massa. Het slagen van revoluties hing volgens Lenin vooral af van de opstelling van de voorhoede, terwijl in de opvatting van Rosa Luxemburg de revolutie meer een vrijwillige, bewuste keuze tot verandering was van de meerderheid.
De discussie ging niet slechts over de vraag wat Lenin en Luxemburg werkelijk bedoeld hadden, maar ook over actuele problemen van de BVD. De "spontaneïsten" vonden de VVDM reformistisch, en wilden meer uitgaan van de radicaliteit van de soldaten.

Ook onze houding tegenover de VVDM is niet bepaald vanuit de gevoelens van de soldaten daaromtrent. Langzamerhand begint het tot ons door te dringen dat veel soldaten helemaal niets zien in de VVDM. Zoiets hangt ook vaak af van plaatselijke omstandigheden. Het kan nooit de taak van de BVD zijn om mensen de VVDM in te jagen. Integendeel, de taak van de BVD-soldaten is de strijd van de soldaten te steunen, op welke wijze die verder ook georganiseerd wordt. In die strijd moeten de BVD-ers waar nodig en mogelijk het reformisme kritiseren en bestrijden. 28

Het stuk "Een brandend vraagstuk in onze gelederen" uit februari '72 zette het probleem uitgebreider uiteen.

Weliswaar is op het soldatenweekend van mei '71 besloten om binnen de VVDM te werken, maar zodra de VVDM openlijk reactionair wordt (Rinus Wehrmann, afkoelingsperiode) komt er onder de burgers een linkse stroming die wijst op de noodzaak van een onafhankelijke koers, waarbij we ons moeten losmaken van de VVDM.

De schrijver van het stuk noemde een aktie in 't Harde als voorbeeld, waarin de VVDM door haar gematigdheid het radicale soldatenverzet gesmoord had.
De 101 AMA (artillerie meetafdeling) in 't Harde was een tamelijk "gematst" onderdeel, totdat plotseling een strikter regime werd ingevoerd. Honderdtwintig man, vrijwel alle dienstplichtigen van het onderdeel, ondertekenden een protestbrief hier tegen. Zij verstuurden hem via de post omdat anders de aanbieder als aanstichter van de actie kon worden gezien, en omdat men niet zo ver wilde gaan om de brief massaal, dus in een demonstratie aan te bieden. De soldaten eisten een gesprek.

De kapitein van de stafbatterij besloot om dan toch maar op zijn minst aan te horen wat de jongens voor klachten hadden. Hij heeft het geweten. In een les krijgstucht die bijna drie uur duurde werden twintig verschillende klachten door de maten uitgebreid naar voren gebracht. De kapitein werd er helemaal zenuwachtig van. Bij alles beloofde hij dat hij het zou nakijken, dat er iets aan gedaan zou worden, of dat hij het door zou geven. Er zal dus wel niet veel veranderen. Maar we geven hem een kans. 29

De BVD-ers die bij de actie betrokken waren, hadden kritiek op de VVDM. De VVDM-afdeling durfde het niet aan een pamflet over de situatie over de hele kazerne te verspreiden. Drie BVD-ers (twee soldaten en een burger) stelden toen een pamflet op.

Toen wij het pamflet gestencild hadden, werd het verspreid door tien soldaten van de AMA zelf. De reactie op het pamflet was bijzonder goed. Op de hele kazerne werd over de situatie gesproken. Op andere onderdelen wilde men ook zoiets gaan doen. Op de 107 AVA, waar nog geen vrije reveille was, was men van plan om in beklag te gaan. Op deze afdeling zaten de meeste VVDM-ers. Het is hun fout geweest dat de beklagactie niet georganiseerd is, doordat ze niet de leiding durfden nemen. 30

Niet alle BVD-ers deelden de conclusie dat de BVD zich moest losmaken van de VVDM, en een reactie op "Een brandend vraagstuk" liet niet lang op zich wachten.

In een lang discussiestuk gaf Wim Schul een “leninistische” visie op de situatie in de BVD. Hij vond het onzin te spreken over een reactionaire of een reformistische houding van de VVDM. Als er iets niet goed was gegaan, kwam dat omdat de BVD het werk in de VVDM verwaarloosd had. De BVD moest zich minder richten op incidentele, spontane acties en moest weer, net als vóór de acties rond Rinus Wehrmann, uitgaan van het werk binnen de VVDM.
Om het werk in de VVDM te verbeteren, moest er weer een regelmatige landelijke soldatenvergadering komen. Die LSV was in maart '71 opgeheven omdat men hoopte meer soldaten bij de BVD te betrekken in doordeweekse vergaderingen per district.

In de districten werden eerst BVD-ers geaccepteerd die niet aktief VVDM-er waren en later werd dat bijna verheven tot een deugd. Dit alles zou anders geweest zijn als niet de hele landelijke politiek van de BVD via districten, dus via het A.S., was bepaald. Van de soldaten was het een fout dat zij de neiging hadden om het allemaal maar aan het A.S. over te laten. Het denken over een landelijke lijn hield nauwelijks meer in dan een oppositie op de hearings. Door de geschetste VVDM-politiek, en door de 'nieuwe praktijk' werd het steeds meer als iets raars beschouwd om invloed aan te wenden in de VVDM. 31

Onder invloed van dit stuk veranderde de organisatiestructuur van de BVD, want het voorstel van Schul om weer landelijke soldatenvergaderingen bijeen te roepen, werd overgenomen.
Drie jaar later schreef Schul hierover:

In 1971 - '72 werd vanuit Amsterdam een praktijk ontwikkeld los van de VVDM. Het is voor nieuwere leden misschien niet bekend, maar in feite is hier op gereageerd door een fractie te vormen van soldaten die in de VVDM werkten en die door het A.S. geatomiseerd gehouden werden. Die fractie kwam in april 1972 bijeen en dat was in feite de eerste LSV ! 32

De BVD had al besloten om een landelijk bestuur te vormen om slagvaardiger te kunnen optreden, er kwam maandelijks een landelijke soldatenvergadering die het hoogste orgaan werd in de BVD; de kontaktmensenvergadering werd opgeheven en de regio’s verdwenen korte tijd later. In mei 1972 verscheen het eerste "Kaderblad", waarin de stukken werden gebundeld die voordien los werden rondgestuurd of uitgedeeld. Dit kaderblad ging voortaan systematisch verschijnen voor elke landelijke vergadering, maandelijks gemiddeld 40 bladzijden stencilwerk, vol met discussiestukken en met verslagen van vergaderingen en afdelingen..
Dit alles kwam neer op een centralisering, die de controleerbaarheid van het bestuur door de landelijke vergadering vergrootte, tevens dus een democratisering.

De nieuwe structuur kwam tot stand op het vijfde congres van de BVD in februari 1973. Ook wat dat betreft werd de BVD-organisatie geformaliseerd: wat vroeger een weekend heette, werd een congres en om het aantal congressen vast te stellen had men teruggeteld.
Het eerste congres was het oprichtingscongres (mei 1970), het tweede was het "Dien de soldaat"-weekend (oktober 1970), het derde was het weekend in Baarn (Lenin - Luxemburg) en het vierde was het strategieweekend (juni 1972).
In de voorbereiding van het vijfde congres waren nog enkele meningsverschillen. Drie afdelingen die ongeveer op één lijn zaten, Nijmegen, Ede en Breda, kwamen bij elkaar en vonden dat er gevallen denkbaar waren, waarin een BVD-soldaat beter niet in de VVDM aktief kon zijn. Zij vonden bovendien dat de BVD meer moest zijn dan een linkervleugel van de VVDM. Er moest een socialistisch perspectief gegeven worden aan de VVDM-eisen en daarom moest de BVD niet alleen uitgaan van waar de VVDM mee bezig was:

Gesteld werd dat naast het onbetrouwbaar maken van het leger, het vooral ook gaat om het socialistisch maken van de soldaten, die je na dienst opvangt in een socialistische beweging. 33

De meningsverschillen werden echter in de loop van de discussie kleiner en op het congres zelf was sprake van eensgezindheid. De opvatting dat de VVDM een rem vormde op de ontwikkeling van de soldatenstrijd, maakte plaats voor het principe dat BVD-soldaten in de VVDM-afdeling aktief hoorden te zijn, ook al ondervonden zij daarbij hier en daar tegenwerking van afdelingsbesturen. Het ging in deze discussie om details en dat blijkt ook wel uit het feit dat twee jaar later de posities omgekeerd lagen. Nijmegen en Ede wilden zich in 1975 richten op het werk in de VVDM, terwijl Wim Schul de noodzaak van zelfstandig optreden van de BVD benadrukte.
Het enige werkelijke verschil van mening op het congres was tussen de meerderheid en een tweetal soldaten, Japie en Japie, die een strikt anarchistisch standpunt verdedigden. Zij vonden dat de BVD moest uitgaan van de eigen ervaringen van soldaten, dat de VVDM per definitie bureaucratisch was, en als een alternatief voor scholing in de socialistische klassiekers presenteerden zij het "ouweteringhoeren":

Een paar weken later hadden we weer les van de CSM. Toen kwamen er zelfs maten terug van het drukken om lekker met de CSM te ouweteringhoeren. Het resultaat was weer een vrolijke les, waarbij de CSM voortdurend in de rede werd gevallen en de maten zich zaten te verkneukelen, elkaar zaten aan te sporen om ook mee te doen aan het ouweteringhoeren. 34

Binnen de BVD kregen Japie en Japie voor hun stellingen niet veel steun, omdat ze nauwelijks verder kwamen dan het bovenstaande.

In de congresstellingen werd het doel van de BVD vastgelegd, de verhouding van de BVD tot de VVDM en de organisatiestructuur van de BVD. Over het doel was men vrij snel uitgepraat.

De strijd om de staatsmacht is dan ook altijd de kern van het socialisme geweest: de arbeidersklasse zal de democratie scheppen door het vestigen van haar revolutionaire maatschappij als eerste stap naar een klassenloze maatschappij. Dit alles is niets nieuws en het zal ook door Nijmegen, Ede en Breda onderschreven worden.

Dit zei Wim Schul op het congres. Helemaal vanzelfsprekend is het niet, maar het werd niet tegengesproken.
De BVD koos een radicaal-socialistische doelstelling, en corresponderend hiermee werd de organisatiestructuur van de BVD tamelijk centralistisch. In de Bond voor Dienstweigeraars waren de afdelingen autonoom, maar daarmee werd definitief afgerekend in stelling 14: "Er bestaan geen autonome activiteiten van leden of afdelingen".
De organisatiestructuur van de BVD verschilde echter op twee punten van de democratisch-centralisme van bijvoorbeeld de CPN in die periode. Het eerste verschil heeft betrekking op de positie van besturen. In de statuten van de CPN lag sterk de nadruk op de leidinggevende rol van besturen. Artikel 13a begint met:

Het partijbestuur is het hoogste orgaan van de partij gedurende de tijd tussen twee congressen. Het leidt alle politieke en organisatorische werkzaamheden van de partij.

Tussen twee congressen was in de CPN formeel, en ook in de praktijk geen controle mogelijk op de activiteiten van het bestuur. Dat gold niet alleen op landelijk niveau, maar ook in de afdelingen. Artikel 9:

Een afdeling van de partij werkt onder leiding van een door de ledenvergadering gekozen afdelingsbestuur. Het afdelingsbestuur verdeelt de functies. Eenmaal per jaar brengt het afdelingsbestuur in de ledenvergadering een verslag uit van de werkzaamheden en legt voor haar bestuursbeleid verantwoording af.

In de BVD moest het bestuur (het polkom) doen wat de ledenvergadering (de LSV) zei.

Al het werk op de kazernes gebeurt overeenkomstig de richtlijnen en de beoordeling van de situatie in de LSV. Wanneer de LSV niet op tijd bijeenkomt, worden richtlijnen uitgegeven door het polkom. Het polkom kan ook op verzoek van de LSV stappen ondernemen als afdelingen de richtlijnen niet opvolgen, ofwel zich afzijdig houden van de LSV.

De BVD-activiteiten vonden niet plaats onder leiding van het polkom, maar op basis van besluiten van de LSV. Het polkom had belangrijke taken, zoals het "toezicht houden op de uitvoering van LSV-besluiten", maar doorgaans was het polkom ondergeschikt aan de LSV.
Het tweede verschil met de CPN was, dat in de BVD fractievorming niet verboden was. In de CPN-statuten wél, en er werd ingegrepen zodra zich afwijkende meningen organiseerden buiten de officiële kanalen om.
Het recht op fractievorming in de BVD werd niet behandeld in de congresstellingen, maar speelde mee in de discussie, met name toen de afdelingen Nijmegen, Ede en Breda op eigen initiatief gemeenschappelijke vergaderingen organiseerden.

Het verwijt vanuit het polkom kwam hierop neer, dat afdelingen wel aan fractievorming (niet in de negatieve zin des woords) mogen doen, zelfs besloten, om de eigen mening te kunnen versterken, maar wel moet er bekendheid aan zo'n vergadering gegeven worden, daar iedere BVD-er het recht heeft om te weten wat er gebeurt binnen de BVD. 35

Enkele maanden na het vijfde congres begon de BVD met het systematisch voorbereiden van VVDM-ledenvergaderingen op de zogenaamde voorbereidende LSV's, voor alle BVD-soldaten op de vrijdagavond of zaterdag voor iedere ALV.
Begin 1974 had de BVD binnen de VVDM zoveel invloed, dat de BVD besloot om een BVD-soldaat kandidaat te stellen voor een plaats in het VVDM-bestuur. In 1974 werd tweemaal een BVD-kandidaat in het VVDM-bestuur gekozen en in 1975 nog eens iemand. Toen de invloed van de BVD binnen de VVDM weer kleiner werd, stelde de BVD geen kandidaten meer. Deze kandidaatstellingen geschiedden openlijk, want in tegenstelling tot de CPN was de BVD ertegen, dat BVD-ers in het VVDM-bestuur kwamen zonder vermelding van het BVD-lidmaatschap. Telkens als een BVD-er zich zonder toestemming van de BVD kandidaat stelde voor een functie in het VVDM-bestuur, werd hij uit de BVD geroyeerd.
Zo kreeg de BVD omstreeks 1973 de structuur die zou blijven bestaan tot de opheffing van de BVD in 1983.


Terug naar de basis

Ook de structuur van de VVDM veranderde drastisch. De aanzet daartoe was de Alarm-affaire in november 1971. De conclusie was dat de VVDM "terug naar de basis" moest. De discussie daarover liep door tot de zomer van 1972. De discussie ging over het functioneren van de organisatiestructuur, over de verbinding tussen afdelingen en bestuur. Eigenlijk had het motto beter "Naar de basis" kunnen zijn, omdat de VVDM nog te jong was om te kunnen zeggen dat de top van de VVDM in de loop van de tijd vervreemd zou zijn geraakt van de basis.
Het AB schreef een discussiestuk met de titel: "VVDM, wat nu?" en noemde daarin een reeks van mogelijkheden.
De leden zouden bijvoorbeeld afdelingsbesturen moeten kunnen kiezen, besturen moesten werken met "snuffelpalen" in alle onderdelen; er moesten kadercursussen komen en een "Kernblad" moest de informatievoorziening aan de afdelingen verbeteren. Het bestuur moest vaker bij de afdelingen langskomen, de afdelingen moesten uitgebreider verslagen maken en er moest duidelijkheid komen over de autonomie van afdelingen.
In de discussie kwamen nog andere suggesties. Jan Stoof en Jan de Dreu vonden dat de districtscoördinatoren belangrijker moesten worden, en dat ze steun moesten krijgen van afgezwaaide VVDM-ers als schaduw-districtscoördinator. Dat voorstel werd overgenomen, en zo kwamen er overal "burger-DC's". Stoof en de Dreu vonden ook dat de VVDM onafhankelijker moest worden van de faciliteiten die de VVDM van het ministerie kreeg.

Het lijkt ons bijvoorbeeld noodzakelijk de banden met het ministerie te beperken. Eigen huisvesting -buiten de kazerne, althans voor het secretariaat- ligt voor de hand. Het in eigen hand nemen van de contributie-inning eveneens. 36

De Twintig werd dikker en de ALV ging vaker plaatsvinden dan tweemaal per jaar.
Met al die veranderingen hing samen wat we in de Twintig van april '72 lezen:

Op de algemene ledenvergadering van 16 maart zijn weinig schokkende dingen gebeurd. Het enige naar voren springende punt was wel, dat iedereen sprak over de VVDM als vakbond en dat iedereen de gedachte, dat met de vakbonden overleg zou moeten worden gevoerd over samenwerking, zonder commentaar accepteerde. Een voor de VVDM geheel nieuwe ontwikkeling.

Er was ook sprake van een "dekkingsgedachte" en daarover waren de meningen verdeeld. Stoof en de Dreu schreven in Twintig:

De afdelingsbestuurders moeten zeker weten dat wanneer ze door de legerleiding in hun werk worden belemmerd, de vereniging volledig achter hen staat. (..) De bevoegdheden van de afdelingsbesturen zouden zodanig moeten worden verruimd dat ze zelfstandig kunnen optreden ten aanzien van de problemen in de kazerne.

Voorzitter Jan Reijntjes was ook voor de dekkingsgedachte, maar vond dat die wel goed moest worden omschreven:

Wanneer je mensen gaat dekken die standpunten verkondigen die niet de jouwe zijn, verlies je als vereniging je geloofwaardigheid, dan ga je met zijn allen af als een gieter. Bovendien ben je een gemakkelijke prooi voor allerlei provocateurs. Voorbeeld: een afdelingsbestuurder die een demonstratie organiseert voor afschaffing van het leger, kan je nooit dekken. 37

Daarin had Reijntjes gelijk, evenals zijn mede-bestuurslid Peter van der Wiel die wees op de mogelijkheid dat de ALV een afdeling kon royeren als die afdeling een standpunt innam, dat volstrekt strijdig was met het VVDM-standpunt. Maar het probleem was ingewikkelder, want bijvoorbeeld de BVD had inmiddels geleerd om ermee rekening te houden dat een vakbond geen politieke partij is, en om onderscheid te maken tussen de eigen opvattingen en de opvattingen van de VVDM.
Op de ALV van maart stond de dekkingsgedachte op de agenda. De afdeling Havelte had daarover een motie gemaakt: Bij een verschil van mening tussen het hoofdbestuur en een afdeling over een voorgenomen actie in die afdeling,

dient de mening van het bestuur voor die van de afdeling te wijken, en moet de algemene ledenvergadering een uitspraak doen.
Intussen, gezien de evidente behoefte uit de vereniging, onthoudt het bestuur de afdeling de steun van de vereniging niet.
Hiermee spreekt de vereniging uit, dat het recht een actie af te keuren, uitdrukkelijk voorbehouden blijft aan de algemene ledenvergadering.

Het bestuur wilde een slag om de arm houden, door toe te voegen: "binnen de ruimte die de totale vereniging zich heeft gesteld, en uitgaande van de belangen van de leden". Búiten die ruimte zou het bestuur "illegale" acties dus wél mogen afkeuren.
Het bestuur vond bovendien dat het het recht moest hebben om in bepaalde gevallen geen steun aan een actie te verlenen.
In de discussie op de ALV was van twee kanten wantrouwen. Het bestuur was bang allerlei radicalistische initiatieven te moeten steunen; de afdeling Havelte was bang door het bestuur in de steek te worden gelaten zodra zij een dienstbevel of een verbod van een commandant zou trotseren.
Een ruime meerderheid steunde de motie van Havelte. Maar daarmee was de kous niet af, want op de ALV's van 20 juni en van 12 juli kwam de dekkingsgedachte weer aan de orde naar aanleiding van een stakingsactie van 43 soldaten in de Prinses-Margrietkazerne in Wezep. Die staking was georganiseerd om de strafoverplaatsing van een afdelingsbestuurder ongedaan te maken. Het AB was het niet eens geworden over een standpunt: moest de VVDM heel de actie dekken, of alleen het doel ervan; moest de VVDM geen uitspraak doen over het gekozen middel of moest zij het middel afkeuren? Geen van de geformuleerde voorstellen kreeg een meerderheid en daarom besloot het AB geen commentaar te geven.
De ALV had daar minder moeite mee. Deze verklaarde zich bijna met algemene stemmen solidair met de actie:

De algemene ledenvergadering van de VVDM is van mening dat de door de afdeling Wezep gehanteerde middelen zeker in overeenstemming waren met het belang van het doel van de gevoerde actie, namelijk het dekken van een afdelingsbestuurder in zijn werk voor de vereniging tegen repressailles.

Naar aanleiding hiervan werd op de volgende ledenvergadering opnieuw een motie ingediend, die in grote lijnen overeenkwam met de motie Havelte. Volgens deze motie dekte de VVDM in principe de activiteiten van haar afdelingen. Als het bestuur zich niet achter het doel van een actie kon stellen, moest het zich in de openbaarheid van commentaar onthouden en binnen veertien dagen een ALV bij elkaar roepen.

In die veertien dagen dient het bestuur haar volledige medewerking (met name perscontacten) te geven aan de gevoerde of te voeren actie, tenzij haar dit door de rechter wordt verboden.

Volgens deze motie mocht het bestuur alleen bij onenigheid over het dóel van een actie ingrijpen (door middel van het bijeenroepen van een ledenvergadering). Als het meningsverschil betrekking had op het gekozen middel, moest het zich dus hoe dan ook achter de afdeling opstellen.
Het bestuur was het er niet mee eens, maar moest zich erbij neerleggen, gedeeltelijk door het voorbeeld van Wezep, gedeeltelijk doordat het zijn standpunt nogal onbeholpen verdedigde. In een op de ALV uitgedeeld stuk dat was ondertekend door vijf bestuursleden werd onder andere gezegd:

Het bestuur is op de algemene ledenvergadering gekozen op een democratische wijze en zal per slot van rekening nooit gekozen worden indien de vergadering niet het VOLSTE vertrouwen zou hebben in het bestuur.

De ondertekenaars beschouwden de motie als een motie van wantrouwen en vonden die helemaal niet nodig.

Immers er ís wederzijds vertrouwen. Op 20 juni zijn er nog vijf bestuursleden in het volste vertrouwen gekozen, ervan uitgaande dat we een hechte eenheid zullen en moeten vormen en gezamenlijk moeten streven naar datgene wat we allen wenselijk vinden.

Dergelijke argumenten waren eenvoudig te weerleggen, en het bestuur kon het aannemen van de dekkingsgedachte niet tegenhouden.
Toch slaagde het bestuur erin, nog een ontsnappingsclausule in te bouwen. Het bestuur wilde niet per definitie verplicht zijn om tot de bijeen te roepen ledenvergadering steun te verlenen aan een actie, wanneer het die actie niet zag zitten. Een veiligheidsraad zou moeten beslissen over wel of geen steun aan de actie. Die veiligheidsraad zou bestaan uit vertegenwoordigers van afdelingen.

Toen enkele leden van het HB dreigden met aftreden als het amendement niet werd aangenomen, zwichtten de indieners van de motie, hoewel de discussie had uitgewezen dat het amendement weinig kans had. 38

Het aannemen van de dekkingsgedachte was voor de VVDM een belangrijke stap. De positie van het bestuur werd ondergeschikt aan de wil van de ledenvergadering. (In veel organisaties kiest de ledenvergadering een bestuur, dat dan vervolgens een beleid bepaalt; zo ligt ook de verhouding tussen parlement en regering). Bovendien stond door deze motie het landelijk bestuur in de verenigingshiërarchie niet hoger dan een afdelingsbestuur.
Later bleek dat het wantrouwen dat aan twee kanten bestond, niet gerechtvaardigd (meer) was. De VVDM-afdelingen stelden zich niet vanaf dat moment ten doel om reglementen te overtreden, en evenmin zag de legerleiding in het aannemen van de motie een reden om de faciliteiten in te trekken, zoals sommigen gevreesd hadden: de stakers in Wezep werden bestraft, maar daarmee was het nog niet strafbaar solidair met hen te zijn.
Van de andere kant bleek het bestuur zich niet telkens te distantiëren zodra een afdeling "illegaal" actie voerde. De VVDM en het bestuur waren tijdens de discussie in feite opgehouden bang te zijn voor repressailles tegen illegale acties van de kant van de legerleiding.

Het betekent niet alleen een verhoging van de handelingsvrijheid, maar ook dat de eventuele strafrechtelijke consequenties voor de organisatoren van de actie zijn.

Zo schreven de indieners van de motie in de toelichting, en daarmee komen we op de werkelijke betekenis van de dekkingsgedachte:
De VVDM, en nu ook het bestuur, trachtte niet langer koste wat kost conflicten met het kader of met de legerleiding te vermijden, en zei nu in feite: "We sluiten niet langer uit dat VVDM-ers overtredingen begaan; als dat niet bevalt, moet men ons maar bestraffen".
De veiligheidsraad hoefde nooit bij elkaar te komen.
De BVD beschouwde de afloop van de vergadering als een overwinning en werd zelfs een beetje duizelig van succes.

Voor de daarop volgende hearing werd de volgende afspraak gemaakt: Ermelo doet het voorstel dat het HB niet meer mag dreigen met aftreden. Het HB moet loyaal uitvoeren wat de ledenvergadering wil. 39

De BVD sloeg hier de plank mis omdat niemand welk bestuur dan ook kan verbieden om af te treden wanneer het dat wil. Het voorstel was een radicalistische overdrijving en werd niet overgenomen.

Eén aspect van de "terug naar de basis"-discussie verdient nog extra aandacht, namelijk de organisatie van de afdelingen. In de afdelingen lag nog sterk de nadruk op afdelingsbesturen, en dus hing het functioneren van een VVDM-afdeling vaak af van de personen die in zo'n bestuur zaten, bijvoorbeeld in 't Harde.

In 't Harde was in het voorjaar van '72 een groep van zes à zeven aktieve BVD-soldaten met daaromheen was losse contacten. De structuur van de VVDM op de legerplaats maakte contacten met de BVD lange tijd onmogelijk. De VVDM-afdeling werd lange tijd gemonopoliseerd door een afdelingsbestuurder, wiens vakbondsideeën hem een tegenstander deden zijn van de BVD. Hij slaagde er overigens niet in de VVDM tot een machtig wapen van de soldaten in 't Harde te laten uitgroeien. (..)
Na het strategieweekend werd er daadwerkelijk geprobeerd in de VVDM binnen te komen. Een van de BVD-ers heeft een bestuursvergadering van de VVDM bezocht en heeft daar de samenwerking tussen de BVD en VVDM voorgesteld. 40

Op de Wittenberg waren vergelijkbare problemen; BVD-ers wilden aktief worden binnen de VVDM, maar kregen weinig medewerking van het zittende afdelingsbestuur. Zij kwamen uiteindelijk terecht in het afdelingsbestuur, maar ondervonden daarbij nog steeds moeilijkheden. Twee personen, waaronder de voorzitter bleven het functioneren van de afdeling moeilijk maken:

Hij verziekte de vergadering door bepaalde onderwerpen ongemotiveerd af te breken of weg te laten, frustrerende opmerkingen te maken over allerlei initiatieven, waarbij hij het soms presteerde om een week na een dergelijke gebeurtenis aan iemand te vragen hoe het met het plan stond. (..)
Maar waarom laten we ons dan frustreren door twee mensen die waarschijnlijk samen vergaderingen voorbereiden? Omdat van onze kant spontaan, ongeorganiseerd en niet doelgericht opgetreden wordt. Dat gaat vanaf dat moment veranderen. Vergaderingen worden voorbereid, nagegaan wordt welke punten er aan de orde komen, wat erover gezegd kan worden en wat wij ermee willen bereiken. Iemand gaat ongemerkt als voorzitter optreden, dat wil zeggen zorgen dat er de hand aan de agenda wordt gehouden en dat de punten van die agenda op een goede manier behandeld worden. Een ander houdt de notulen bij, zodat daar later op teruggekomen kan worden en er niet van de hak op de tak wordt gesprongen. Later blijkt dat het werkt. Er wordt meer resultaat op de vergaderingen geboekt, er worden overwinningen behaald en de motivatie tot goed en hard werken neemt toe. De voorzitter kan het niet altijd volgen en wordt meer en meer op de achtergrond gedrongen. We nemen informeel het voorzitterschap over. Voorbeeld hiervan: Voorzitter: "Sorry jongens, maar ik heb geen agenda".
BVD-er: "Oh dat is niet erg, die heb ik wel".
Het gaat nog wel eens fout, maar dan is het een goede les die ons leert dat we erop moeten blijven letten. 41

In 't Harde werd een andere, meer fundamentele oplossing gevonden voor het probleem. Want vanaf augustus '72 werden er wekelijks op een vaste avond "kontaktmatenvergaderingen" (KMV's) gehouden. De VVDM-afdeling werd daardoor toegankelijker voor mensen op de onderdelen die iets voor de VVDM wilden doen, omdat zij nu elke week naar de KMV konden gaan, terwijl zij vroeger afhankelijk waren van het bestuur. De continuïteit van de afdeling werd vergroot omdat een afdelingsbestuur uit hooguit zeven man kon bestaan terwijl het aantal aktieve mensen soms meer dan dertig was. Het functioneren van een KMV was daardoor minder afhankelijk van oefeningen, wachtdiensten, verlof en dergelijke, en zo werd de KMV al snel de plaats waar het beleid van de afdeling tot stand kwam. De positie van het bestuur werd minder belangrijk, hetgeen een democratisering op afdelingsniveau betekende en een oplossing voor de bovengeschetste problemen tussen BVD-ers en het afdelingsbestuur. Op een bepaald moment was het lidmaatschap van het afdelingsbestuur alleen nog van belang om buitengewoon verlof te kunnen krijgen voor het bezoeken van algemene ledenvergaderingen van de VVDM.
In januari '73 publiceerde de VVDM-afdeling 't Harde een uitgebreid verslag van haar ervaringen met de KMV's, "Proeve van een nieuw koers". De ervaringen van 't Harde zorgden ervoor, dat ook op andere kazernes de kontaktmatenvergadering werd ingevoerd.

De eerste helft van 1972 verliep voor de VVDM tamelijk rustig. Deze periode kenmerkte zich enerzijds door organisatiediscussies in de VVDM en de BVD, en anderzijds door een uitbreiding van de VVDM-activiteiten op kazernes. Wat in 1970 en 1971 nog beperkt was gebleven tot enkele kazernes of onderdelen, bleek in maart, april, mei '72 op meerdere plaatsen tegelijk plaats te vinden. Niet het ledental van de VVDM nam toe, maar het aantal aktieve leden. Veel commandanten en lagere kaderleden op kazernes waar tot dan toe niets gebeurd was, ontdekten dat ook hún gedrag veranderen moest omdat soldaten er geen genoegen meer mee namen. Een kleine greep uit de gebeurtenissen maakt dat duidelijk.
Eind februari weigerden 150 soldaten van het 11e tankbataljon in Oirschot zich in open DAF-trucks te laten vervoeren naar een oefening in Duitsland, waar het streng vroor. Door de actie kwamen er bussen in plaats van de DAF's.
In Middelburg weigerden in april 130 man voor de tweede keer achter elkaar rode kool te eten.
Op de Willem-I-kazerne in Den Bosch gingen 418 soldaten in beklag omdat de kazernecommandant enkele keren achtereen verboden had om een vergadering te houden op de kazerne. Redacteuren van afdelingsblaadjes moesten voor de krijgsraad verschijnen wegens ondermijning van de krijgstucht: zes man uit Havelte voor "Kaats", vijf man uit Amersfoort voor het afdelingsblad van de Stolbergka-zerne, en vijf man van de Willem-de-Zwijgerkazerne in Wezep voor "Stomp". Zij kregen boetes, variërend tussen de 75 en 250 gulden.

En dan was er nog de eerder vermelde staking in de Margrietkazerne in Wezep, die een uitgebreider beschrijving verdient.
In juni had VVDM-afdelingsbestuurder Gerrit Siebrand tijdens een les geen enkele belangstelling getoond voor een lesboekje over handgranaten. De compagniescommandant wilde de zaak voor de krijgsraad laten komen en bracht hem in afwachting daarvan naar Nieuwersluis. Bovendien kreeg Siebrand overplaatsing naar Utrecht.
Tegen het strafbeleid van de onderdeelscommandant was in mei al een beklagactie gevoerd en ook nu besloot de VVDM te protesteren. Op maandag 12 juni verspreidde het afdelingsbestuur een pamflet met de oproep om dinsdagavond naar een protestbijeenkomst te komen. De kazernecommandant verbood dit, maar op een veldje buiten de kazerne kwamen dertig man bijeen en besloten om de volgende dag een sit-down staking te houden op het excercitieterrein doorlopend tot na de middagpauze. De dertig vormden een schaduwbestuur voor het geval dat het afdelingsbestuur zou worden opgepakt, en gingen alle onderdelen langs met de oproep om mee te doen.
Het afdelingsbestuur werd de volgende ochtend om kwart voor twaalf inderdaad opgepakt. De plaatsvervangend kazernecommandant verzocht hen de staking af te gelasten. Dat weigerden ze omdat ze niet met drie man konden herroepen, wat ze met dertig man besloten hadden. De anderen deelden bij de eetzaal pamfletten uit. De OKP zag het en telefoneerde om instructies, maar deed niets. Direkt na het eten begon de sit-down staking. Drieënveertig soldaten gingen op de appèlplaats zitten met drie spandoeken: "Tegen strafoverplaatsingen"; "Siebrand uit Nieuwersluis Terug op de Margrietkazerne"; "Vrijheid van meningsuiting voor dienstplichtigen". Twee spandoekdragers weigerden hun spandoek op te rollen.

Toen de dragers ervan het bevel bleven weigeren, vertelde sergeant-majoor Platteel hen dat ze naar het arrestantenlokaal moesten gaan. En toen ze dat ook niet deden werd de marechaussee te hulp geroepen. De marechaussee kwam met zijn tweeën in een busje. De twee weigeraars kregen het bevel om mee te gaan, wat ze toen maar deden.... Maar ze waren nog maar een paar passen weg of iemand riep: "Nou dan gaan we allemaal mee". Er volgde een flinke duwpartij met de marechaussee. Uiteindelijk vertrok het busje toch met de twee arrestanten en nog drie ongenode passagiers. De sit-down staking ging daarna gewoon verder, totdat tegen kwart voor twee de kazernecommandant de namen van alle stakers kwam opschrijven en de staking werd beëindigd. 42

Nog diezelfde middag werd Siebrand vrijgelaten en werd zijn overplaatsing ongedaan gemaakt. Dat is begrijpelijk omdat overplaatsingen als strafmaatregel niet zijn toegestaan, en omdat de commandant zo onvoorzichtig was geweest om de overplaatsing en de straf direct aan elkaar te koppelen. Bovendien ging het inmiddels niet meer zozeer om wat Siebrand had gedaan, maar meer om wat daarna gebeurd was: de VVDM had opgeroepen tot, en deelgenomen aan een staking.
Dertig deelnemers aan de staking kregen drie tot zes dagen verzwaard arrest, de vijf soldaten die door de marechaussee waren afgevoerd, moesten voor de krijgsraad verschijnen samen met vier anderen en een VVDM-hoofdbestuurder die bij de actie aanwezig was. Zij kregen tussen de één en twee maanden Nieuwersluis. De gestraften gingen in hoger beroep en vroegen vervolgens gratie. In november waren tweede-kamerverkiezingen, in mei '73 kwam het eerste kabinet Den Uyl tot stand. De nieuwe PvdA-minister Vredeling besloot uiteindelijk in de zomer van 1973 om de straffen te halveren.
Ondanks de straffen had geen van de stakers spijt van de actie. In een gezamenlijk slotwoord bij de krijgsraad verklaarden ze straf voor zo'n zaak geen schande te vinden. Ook degenen die niet aan de staking hadden meegedaan, steunden de actie.
Ondanks de straffen had geen van de stakers spijt van de actie. In een gezamenlijk slotwoord bij de krijgsraad verklaarden ze het geen schande te vinden voor zo'n zaak gestraft te worden. Ook degenen die niet aan de staking hadden meegedaan, vonden het toch een goede actie.

Bij ons op de compagnie was tijdens de actie alles hermetisch afgesloten. Er waren er een stel die naar de appèlplaats wilden. Maar die werden tegengehouden. Later zeiden ze wel allemaal: "We hadden ons verdomme niks van het kader moeten aantrekken. We hadden er allemaal heen moeten gaan".

Zo werd niet door iedereen gedacht, maar wel door velen.

De mensen leven met je mee. Als er zo'n busje aankomt, dan roept iedereen al: hé, d'r komt marechaussee aan. Dat zal wel weer voor jou zijn. En toen ik een keer terugkwam van de marechaussee -dan moet je zo'n eind lopen en het was vrijdag vijf uur- toen leek het net of ik een defilee afnam. Al die auto's toeteren en wuiven en V-tekens maken. Dat heeft me wel gesterkt in het gevoel dat alles terecht was. Ook al hebben de meesten niet meegedaan. Dat is niet erg. 43



Handen af van de VVDM

In de zomer van '72 werd duidelijk hoe groot de onrust in het leger was, en de legerleiding maakte zich zorgen. Op 2 augustus nam zij maatregelen naar aanleiding van de derde groetdag.
Op 1 juli was de jaarlijkse groetdag niet doorgegaan. De VVDM wilde die dag het groeten weigeren, maar stelde dat uit omdat er een compromis leek te komen. Dat compromis werd bekend op 7 juli, maar de VVDM was niet tevreden. Salueren bij het passeren van een meerdere op het kazerneterrein zou niet langer verplicht zijn, maar nog wel bij het aanspreken van een meerdere.
De VVDM wilde volledige afschaffing van de groetplicht en organiseerde op 1 augustus alsnog de "weiger-de-groet-en-doe-dus-maar-normaal-dag".
De vrijdag voor de actie gaf Generaal Sijmons, voorzitter van het informeel overleg, het advies om de actie niet door te laten gaan. Dit keer ging de VVDM immers verder dan toen de ALV zich achteraf solidair verklaarde met de staking in Wezep: De VVDM deed nu zélf de oproep aan soldaten om zich niet aan een regel te houden. Het bestuur besloot ondanks de waarschuwing door te gaan.
Dat weekend viel de marechaussee tweemaal het VVDM-kantoor op de Hojelkazerne binnen om pamfletten en affiches in beslag te nemen. Tweemaal waren ze net te laat; bij de inval op zondag hielden twee bestuursleden de marechaussee aan de praat, terwijl de anderen via de achterkant met de pamfletten er van door gingen. Op maandag werd op de kazernes alsnog het grootste deel van de pamfletten in beslag genomen.
Ondanks het optreden van de legerleiding ging de actie door, en misschien ook dankzij dat optreden. Een week tevoren was nog bijna niets gedaan aan de voorbereiding. Toen kwam de landelijke oproep tot actie met daarbij de nodige publiciteit. Dat was voor afdelingen een aansporing om toch iets van de grond te krijgen.
Op 't Harde was op donderdag 27 juli het eerste pamflet verspreid plus het "Zeg maar dag met het handje"-affiche, en op maandagavond nog een pamflet.

Door de actie is er een toenadering tussen BVD en VVDM gekomen. De VVDM-pamfletten zijn door VVDM en BVD op alle kamers verspreid. Overal werd een oppeppraatje gehouden. De actie bleek meer te leven dan aanvankelijk was gedacht. Overal werden de posters opgehangen. 44
Op 1 augustus, 's morgens, wordt het afdelingsbestuur door de legerplaatscommandant officieel gewaarschuwd. Op de appèlplaats wordt gedreigd (telegram BLS). Veel maten worden tot twaalf uur precies vastgehouden door hun commandanten, zodat ze niet even voor twaalf uur bij de poort aanwezig konden zijn, zoals was afgesproken. Om 12.10 uur waren er toch zo'n honderd man aan de poort. Omdat de demonstratie uiteindelijk geen bevredigend verloop had, werd zij om 13.00 uur herhaald, nu met succes. Door middel van een hernieuwde fluistercampanje tussen 12.30 uur en 13.00 uur is hiertoe opgeroepen. Er stonden circa 250 man bij de poort om de binnenkomende officieren handenklappend en niet-groetend spitsroeden te laten lopen.
Pers was aanwezig; NOS-TV maakte opnamen. Nadat een officier soldaten begon aan te houden, ontbond de groep zich snel. 45

De TV-opnamen die in 't Harde gemaakt waren, kwamen 's avonds op het journaal en daarmee werd het persbericht van de legervoorlichtingsdienst ontkracht, volgens welk de actie nergens was doorgegaan.
In Ermelo viel de actie in het water. Er verzamelden zich tachtig mensen bij de poort, maar:

De oprijlaan was op drie plaatsen afgezet door de marechaussee waardoor de pers en andere belangstellenden het gebeuren niet konden volgen (zijn toen naar 't Harde gegaan). (..) De officieren gingen vooral in auto's of via de achterpoort naar buiten zodat het voor die tachtig man een beetje een frustrerende zaak was. 46

Op de Trip-van-Zoutlandtkazerne in Breda verzamelden zich 240 soldaten bij de poort om massaal de groet te weigeren, maar verder waren er geen massale acties. Soms weigerden mensen individueel te groeten, en soms mislukten acties omdat kaderleden zich niet op het kazerneterrein vertoonden (hetgeen overigens opmerkelijk genoeg is: kaderleden die binnen bleven uit angst niet gegroet te worden). Bovendien was de druk op de VVDM op veel kazernes zo groot, dat afdelingsbesturen acties niet door lieten gaan. In totaal werden op de dag voor de groetdag minstens veertig afdelingsbestuurders op verschillende kazernes tijdens het uitdelen van de pamfletten opgepakt. Het effect daarvan bleek bijvoorbeeld op de van-Essen-Koolkazerne in Ede.

Wel was op deze kazerne verreweg de beste propaganda gevoerd in Ede. De poster was overal opgehangen. Toen de poster verboden werd, kwam er een pamflet in de trant van: "Nu gaan we zeker door". De overste werd erg boos en zei dat alle basis van vertrouwen weg was. Een dergelijke harde taal paste de VVDM niet, en hij suggereerde dat de BVD erachter zat. Hij dreigde alle faciliteiten op te zeggen zoals het VVDM-hok en de toestemming voor het houden van een ledenvergadering op de kazerne. De genoemde pamfletten werden niet verspreid. 47

Zo ging de groetdag in Ede niet door.

Op 2 augustus stuurde minister de Koster de VVDM het bericht dat hij het Georganiseerd Overleg met de VVDM verbrak. Niet lang daarna moest het volledige bestuur voor de krijgsraad verschijnen wegens het organiseren van de groetdag. Zes van de zeven bestuursleden kregen een maand Nieuwersluis en de zevende kreeg twee maanden omdat hij al eerder een straf gekregen had.
Het verging het hoofdbestuur net als de stakers uit Wezep. Het Hoog Militair Gerechtshof besliste dat allen een maand Nieuwersluis kregen, en vervolgens dienden de gestraften een gratieverzoek in, waarna in de zomer van '73 minister Vredeling de straffen halveerde.
De rest van 1972 stond in het teken van de verbreking van het overleg, van de straffen, en van een campanje ter verdediging van de VVDM: "Handen af van de VVDM".
Vanaf 1 augustus was er een toenemend aantal conflicten tussen VVDM-ers en de legerleiding. VVDM-bestuursleden kregen meermalen geen toegang tot kazernes voor ledenwerving. Begin oktober werden de hoge straffen voor de stakers in Wezep en het hoofdbestuur bekend. De VVDM besloot de ledenwerving te intensiveren en informatie te verspreiden via extra kazerneblaadjes.

Daarnaast werd een comité "Handen af van de VVDM" opgericht naar het voorbeeld van het comité Jongeren voor Vietnam. Het ANJV, de jongerenorganisatie van de CPN, had het initiatief hiertoe genomen. Handen af van de VVDM moest een jongerencomité worden, bestaande uit vertegenwoordigers van solidaire jongerenorganisaties van politieke partijen, van organisaties van werkende jongeren en van studentenorganisaties uit verschillende steden. De CPN had inmiddels een flinke invloed veroverd in de verschillende studentenorganisaties en kon via het ANJV mensen in verschillende steden inschakelen voor de werkzaamheden. Zodoende konden de CPN en het ANJV vrij gemakkelijk een doorslaggevende invloed krijgen in een dergelijk "breed jongerencomité". De BVD had daar bedenkingen bij:

Het lullige van dit soort comité's is dat niet-ANJV-ers (of ASVA e.d.) er weinig of niets in te vertellen hebben. De belangrijkste besluiten staan al vast. Inhoudelijke discussies worden niet gevoerd, ook al omdat de ANJV-ers dat niet kunnen. Men hoort voornamelijk leuzen: "Er moet een nieuwe regering komen", en: "Dit is een zaak van de hele Nederlandse jeugd". Blijft de vraag: is een demonstratie à la ANJV wel zo effectief? Op de vergadering van ondersteunende organisaties werd door het NVV-jongerencontact terecht naar voren gebracht (onder hevig protest van de ASVA) dat de massale demonstraties van Onderwijs '71 en de werkende jongeren nauwelijks iets hebben opgeleverd. 48

De BVD stribbelde vergeefs tegen.

Dit comité gaat een protestdemonstratie organiseren op 18 november in Amsterdam. In het comité ontstond ook een discussie tussen de aanwezige BVD-ers en de ANJV-ers. Voor ons was het belangrijker om zoveel mogelijk soldaten op de been te brengen, dan zoveel mogelijk mensen in het algemeen. Daarom zagen we meer in een bijeenkomst op een doordeweekse avond, die duidelijk vanuit de kazernes geregeld kan worden. Het ANJV (en enige anderen) zag meer in een bijeenkomst op zaterdag, want dan kunnen er meer mensen komen. 49

De CPN had invloed in Handen af van de VVDM via enkele met de CPN sympathiserende organisaties en door de arbeidskracht van het ANJV, maar probeerde ook op andere manieren de eigen positie te versterken. Zo wenste het ANJV geen vertegenwoordigers toe te laten van de PPR- en de PSP-jongerengroepen. Het ANJV vond dat "het karakter van het comité als bestaande uit jongerenorganisaties behouden zou moeten worden", en dat derhalve de PPR en de PSP in het comité geen zitting konden hebben. 50
Het probleem was dat er tot dan toe nooit sprake was geweest van PPR- of PSP-jongerenorganisaties; het ANJV weigerde het bestaan ervan te erkennen. De notulen van de eerste vergadering van het comité werden gemaakt door een ANJV-er, en daarin werd niet gesproken over vertegenwoordigers van PPR- en PSP-jongerenorganisaties, maar over de PPR- en PSP-jongerensecretarissen. Zij moesten de eerste vergadering van het comité op 17 oktober '72 verlaten (hetgeen overigens niet in de notulen vermeld werd).
Andere organisaties vonden dat er meer soepelheid moest worden betracht, en het probleem kwam dus op de volgende vergadering opnieuw aan de orde. Nu moest het ANJV bakzeil halen. Om te beginnen verklaarden de vertegenwoordigers van andere politieke jongerenorganisaties en van het NVV-jongerencontact op te stappen als de PPR- en de PSP-jongeren niet zouden worden toegelaten. Ook de VVDM was ervoor om de PPR- en PSP-jongeren toe te laten en daarmee was het pleit beslecht.

Net als een jaar eerder toen de redactie van Alarm werd bestraft, reageerden soldaten laconiek op de straffen van het VVDM-bestuur en van de stakers uit Wezep. De problemen waren ontstaan tijdens de groetdag, en aangezien de groetacties op veel kazernes niet geslaagd waren, wisten soldaten niet of het VVDM-bestuur niet gewoon stom was geweest. Zelfs in 't Harde waar de actie het best gelukt was, hadden de soldaten twijfels:

(..), omdat de argumenten van de legerleiding grote invloed hadden op de ideeën van de soldaten, ondanks al onze pogingen deze voor, tijdens en na de actie te weerleggen: "De VVDM doorkruist het overleg", "De groetplicht wordt binnenkort toch afgeschaft", "Wat de VVDM doet is ondemocratisch", etc. 51

Misschien vonden soldaten de straffen hoog, maar van opwinding zoals die ontstond na het bekend worden van de twee jaar gevangenisstraf voor Rinus Wehrmann was (uiteraard) geen sprake. De waarschuwing in de soldatenkrant van oktober: "Nu wordt de VVDM aangevallen, straks moet jij weer naar de kapper", zou misschien een overdrijving geweest zijn, en alle plannen voor ondersteuning van de VVDM zouden misschien zonder gevolg zijn gebleven, als niet kort daarna bleek dat er inderdaad plannen waren om de vrije haardracht af te schaffen.
De eerste aanwijzingen in die richting kwamen tijdens de behandeling van de defensiebegroting in de Tweede Kamer. De CHU-woordvoerder Kikkert vond dat er gerust iets aan het kapsel van militairen gedaan mocht worden. De minister beaamde dat in feite door te reageren met onder andere:

De hygiëne is een punt dat in verband met de vrije haardracht op dit moment ernstige zorgen baart.

En:

Bovendien is er het probleem van de harmonisatie in internationaal verband.
Dit laatste wordt duidelijk als men weet dat in Duitsland, waar Nederlandse militairen regelmatig oefenden, inmiddels de vrije haardracht weer was afgeschaft. De geruststelling die de minister aan zijn uitspraken toevoegde, was eigenlijk ook een bevestiging van het bestaan van de plannen:

Het gerucht dat ik op 30 november een nieuwe beschikking hierover zou uitvaardigen, is ook (..) ter sprake gebracht. Ik zeg toe dat ik in ieder geval niet die datum zal kiezen. 52

De verscherping van het conflict had te maken met het feit dat het VVDM-bestuur op 13 oktober een compromisvoorstel van de minister om de betrekkingen tussen VVDM en ministerie te herstellen, afwees.
Het ministerie wilde het overleg herstellen, een eind maken aan de tegenwerking op kazernes en waarschijnlijk lagere straffen geven bij het Hoog Militair Gerechtshof, als de VVDM schriftelijk zou verklaren om ten eerste in principe de vertrouwelijkheid van het GO te respecteren (in juli had het bestuur de inhoud van de voorgestelde groetregeling bekend gemaakt, hoewel het overleg erover vertrouwelijk was), en dat de VVDM ten tweede:

zich zal onthouden van het meewerken aan of organiseren van acties waarbij wettelijke bepalingen overtreden worden. 53

Uit de AB-notulen van 13 oktober '72 blijkt dat daaraan nog iets werd toegevoegd:

Er bestaat de toezegging dat wanneer de VVDM dit wenst, een vage verklaring aan de pers gegeven wordt bij overeenstemming, en niet de volledige verklaring zoals door de VVDM ondertekend.

Zeven AB-leden waren voor afwijzing van dit voorstel en er was één onthouding. Vijf dagen later vond het kamerdebat plaats waar de haardracht van de dienstplichtigen opnieuw in discussie werd gebracht.
Eind oktober schreef generaal Meijnderts, de commandant van het eerste legerkorps (ofwel van vrijwel alle Nederlandse parate troepen) een brief aan alle commandanten naar aanleiding van een onderzoek naar de hygiëne in het eerste legerkorps. Het aantal parasitaire besmettingen zoals schaamluis en schurft zou volgens dat onderzoek toenemen. Hij waarschuwde zijn commandanten hiervoor, en pleitte voor maatregelen tegen lang haar en voor het opnieuw instellen van een verplichte reveille, zodat soldaten 's ochtends ruim de tijd zouden hebben om zich goed te wassen.
Op 10 november stond op de voorpagina van de Telegraaf:

Bij het Ministerie van Defensie verwacht men dat de legerleiding binnenkort met (tot op de centimeter nauwkeurige) eisen zal komen voor de haardracht van de dienstplichtige soldaten. De kans bestaat dat de nieuwe lichting recruten die binnenkort opkomt, zich al zal moeten onderwerpen aan deze nieuwe normen.

Over deze geruchten ontstond opwinding. Op de Wittenberg bijvoorbeeld werd een pamflet verspreid op woensdag 1 november.

De volgende dag ontstond er op een compagnie een "spontane" handtekeningenactie, die door tachtig procent van de maten van die compagnie werd ondertekend. In die petitie stond slechts één eis: "Geen herziening van de vrije haardracht". 's Avonds was er een vergadering met het bestuur. Hier werd besloten om de petitie over de hele kazerne te verspreiden. De organisatie van het geheel zou in handen moeten komen van een harde kerngroep. Dit om onderling wantrouwen onder de organisatoren zoveel mogelijk buiten te sluiten. 54

Zo ontstond op de Wittenberg de eerste "behaarde walnoot", een groep soldaten die onderling afspraken om ten allen tijde te weigeren om naar de kapper te gaan. Andere kazernes volgden dit voorbeeld, bijvoorbeeld 't Harde en Wezep, en alleen al de naam die deze groepen kregen, maakte duidelijk hoe moeilijk het zou worden om de vrije haardracht ongedaan te maken. Op een protestvergadering op 14 november in 't Harde bespraken tweehonderd aanwezigen wat er gebeuren moest als alleen de nieuwe lichtingen naar de kapper moesten.

Dan moeten er protestdemonstraties gehouden worden en steunacties voor recruten die weigeren naar de kapper te gaan. Een soldaat vond dat er dan gestaakt moest worden. 55

De VVDM legde er nadruk op dat uitbreiding van douchegelegenheid, warm water en dergelijke beter zou zijn voor de hygiëne in het leger. Op veel kazernes waren deze voorzieningen gebrekkig. De klachten van de legerleiding over de lengte van het haar duurden dan ook niet lang en al in het begin van 1973 werd er niet meer over gesproken. Veel commandanten ergerden zich aan het lange haar, te meer omdat veel soldaten met opzet in hun diensttijd helemáál niet meer naar de kapper gingen. Maar ze moesten zich bij de feiten neerleggen.
De bedreiging van de vrije haardracht gaf ook de "Handen af van de VVDM"-campanje een impuls. De strategie van het Handen-af-comité was gericht op publiciteit en op een zo breed mogelijke ondersteuning buiten het leger. Zesentwintig jongerenorganisaties sloten zich aan bij het comité. Daarnaast kwamen er adhesiebetuigingen van vijf linkse politieke partijen. Bij de VARA kreeg de VVDM elke zaterdagmiddag een kwartier radiozendtijd gedurende enkele maanden, en er kwam een paginagrote advertentie in de Volkskrant met 350 namen van mensen die de VVDM steunden. Het ANJV verzette in veel steden veel werk met het verspreiden van tienduizenden affiches, stickers, pamfletten en protestkaarten.
Op de demonstratie op 18 november waren 2500 mensen aanwezig, waaronder enkele honderden dienstplichtigen. Op de afsluitende meeting voerden vier sprekers het woord, één namens het ANJV en enkele jongerenorganisaties, één namens andere, radicalere jongerenorganisaties (PSP-jongeren en BVD o.a.), één namens de studenten en één namens de werkende jongeren. Het geheel werd besloten met een kort dankwoord van Kees Beemsterboer, de voorzitter van de VVDM.
Op de volgende vergadering van het AB gaf Beemsterboer zijn mening over de manifestatie:

De voorzitter geeft blijk van gematigd enthousiasme, en merkt op dat hij niet voor wiens karretje dan ook gespannen wil worden. Hij geeft als zijn persoonlijke mening, meer het idee te hebben gehad bij een verkiezingsvergadering van de CPN te zijn geweest dan bij een protestvergadering ten behoeve van de VVDM. 56


In 't Harde werd de campanje ter ondersteuning van de VVDM verbonden met actie tegen een plaatselijk 'baalpunt'. Daar waren tweehonderd soldaten bijeen om te protesteren tegen de bedreiging van de vrije haardracht, maar ook over de kwaliteit van het eten en over de eetzaal.
Zij besloten tot actie over te gaan en in de middagpauze op 24 november brak een 'spontaan' kakkerlakkenoproer uit.
Bij de eetzaal werden twee muurkranten opgehangen. Op de ene stond dat er voortdurend kakkerlakken in de keuken en in het eten zaten en dat er niets aan gedaan werd. Op de andere stond kort en bondig: "Menu: verse kakkerlakken. Vreten we dit?". Dit miste zijn doel niet:

Het gescandeer en geroep (kák-kér-lák-kén!) begon op het moment dat de muurkrant op last van de OKP werd verwijderd.
Enkele VVDM-ers vingen enkele kakkerlakken en lieten die zien aan de soldaten en aan de OKP. Eén soldaat liet een kakkerlak zien die in zijn eten zat; ook deze werd aan iedereen getoond.
Door de aanwezige kaderleden werd niets gedaan om het lawaai te doen stoppen. Een poging om één soldaat eruit te pikken had geen enkel gevolg. 57

Na afloop moest het afdelingsbestuur bij de commandant komen:

In een geweldige woedeuitbarsting die zijn weerga niet had, werd ons (het afdelingsbestuur) opgedragen binnen het uur ons kantoor te ontruimen. 58

De VVDM was haar kantoortje op de kazerne kwijt, maar in de week erna werd de eetzaal geheel ontsmet.
Op 29 november '72 waren de Tweede-Kamerverkiezingen waardoor het kabinet Biesheuvel demissionair werd, en daarmee kwam een einde aan de "Handen af van de VVDM"-periode. De Koster bleef nog een half jaar demissionair minister, en herstelde de betrekkingen met de VVDM niet, maar deed evenmin stappen die het conflict verscherpten. Het Handen-af-comité bleef nog enige tijd bestaan, omdat het ANJV voorstelde om verdere solidariteitsacties te houden ter ondersteuning van de gratieverzoeken van het VVDM-bestuur en van de stakers in Wezep. De VVDM en de BVD zagen niet veel in dit voorstel en er kwam weinig van terecht, zodat het Handen-af-comité een zachte dood stierf.
Zo mislukten de pogingen om de invloed van de VVDM binnen het leger terug te dringen. Van buitenaf kreeg de VVDM steun, terwijl de steun van de kant van de soldaten niet wegviel. Het bestaan van de VVDM was geconsolideerd ondanks haar toch tamelijk radicale karakter.
Twee paginagrote artikelen in de Telegraaf in december 1972 over de infiltratie van extreem-linkse groeperingen in de Nederlandse krijgsmacht met daarin gedetailleerde informatie over de BVD en over een "strijd om de macht" binnen de VVDM tussen de BVD, de CPN en de PSP, konden daar weinig aan veranderen.