De geschiedenis van het Nabije Oosten (aug 2020)
Ik heb me opgegeven voor een reeks colleges over de geschiedenis van het nabije oosten georganiseerd door de NRC-Academie. Drs. Diana de Wild geeft gedurende vijf weken colleges over de Sumeriërs, de Babyloniërs, de Hettieten en de Perzen. Ik houd me al langer bezig met de oude geschiedenis en heb daarover een tekst geschreven op mijn website. Daarmee heb ik me gebaseerd op het werk van de beroemde / beruchte Immanuel Velikovsky die in de tweede helft van de vorige eeuw de gangbare chronologie van beschavingen tussen pakweg 2000 en 500 jaar voor Christus volledig op zijn kop zette. Hij werd ervoor weggehoond.
Op mijn website heb ik een samenvatting van het werk van Velikovsky gemaakt. De kern van de zaak is dat de Egyptische geschiedenis veel ouder wordt gedateerd dan hij in werkelijkheid was. In een inleiding van Diana de Wild bij een lezing over de Egyptische vrouwelijke Farao Hatsjepsoet schrijft zij dat zij leefde in de 15e eeuw, dus rond 1450 jaar voor Christus. Dat moet volgens Velikovsky 500 jaar later zijn, dus 950 v Chr.. Dat geldt dus ook voor haar voorgangers en haar opvolgers. Door de onjuiste datering van de Egyptische geschiedenis is de datering van alle omringende beschavingen misvormd en dat geldt dus ook voor de Hettieten, een van de hoofdonderwerpen van de komende lezingencyclus.
Vragen.
Ik heb nagedacht wat ik over het onderwerp van de cyclus zou willen zeggen of vragen, en dan ontkom ik er niet aan, eerst in te gaan op de datering van Egyptische dynastieën. Daarmee zou ik natuurlijk de hele cyclus verstoren. Dat heb ik al vaker gedaan, maar daar moet je geen gewoonte van maken. Dus ik zal wat hoofdpunten op een rij zetten. Punt één is dat Hatsjepsoet een alter-ego is van de koningin van Sheba waarmee in de bijbel koning Salomo van Israel een ontmoeting heeft. Het tweede punt is dat de Myceense beschaving (uit alles blijkt dat die beschaving tijdgenoot is van de Egyptische 18e dynastie en dus van Hatsjepsoet) niet ten onder ging rond 1200, maar rond 700 voor Christus, en dat het Myceense alfabet dus een directe voorganger was van het Grieks van Homerus en dat Homerus niet schreef over een oorlog van vijfhonderd jaar eerder, maar van hooguit honderd jaar eerder. Een derde punt is is de opvallende overeenkomst tussen de lotgevallen van Oidipous in de Griekse tragedies en van Amenhotep IV. Amenhotep IV was de achterkleinzoon van Hatsjepsoet die zich later Echnaton ging noemen. Ik noem slechts de meest in het oog springende argumenten.
De tempel van Salomo.
Punt één. De zoon van Hatsjepsoet was Thoetmosis III. Hij ondernam een veldtocht naar Kanaän en plunderde de tempel van Salomo. De buit daarvan liet hij afbeelden op een muur van zijn tempel in Karnak. In veel details kwam die afbeelding overeen met de beschrijving van de inhoud van de tempel van Salomo zoals we die vinden inde bijbelboeken II Kronieken paragraaf 4 en in I Koningen paragraaf 7. In de bijbel staat dat de Egyptische koning Sisak de volledige inventaris van de tempel van Salomo wegvoerde. De overeenkomst is zo treffend dat we mogen veronderstellen dat Sisak dezelfde was als Thoetmosis III, ook al moet er eigenlijk 500 jaar gezeten hebben tussen deze gebeurtenissen. Egyptische en Joodse historici zoeken nog steeds naar de een of andere Sosenk of een Sesostris die die spulletjes kan hebben meegenomen.
Lineair B.
Over punt twee heb ik in januari al een stukje geschreven. Dat ging over het Myceense alfabet dat, toen het ontcijferd was in 1954, een directe voorloper bleek te zijn van het Grieks dat wij kennen van Homerus en van de taal van Atheense dichters en historici. Het idee dat er na de ondergang van Mycene (over die ondergang bestaat geen twijfel) vijfhonderd jaar lang niemand meer op het idee kwam om ongeveer 26 letters van een alfabet te gebruiken om klanken weer te geven, is net zo ondenkbaar dat in Malawi of in de Comoren pas over een paar honderd jaar de eerste computers zullen verschijnen. Die vijfhonderd jaar tussen Mycene en Athene bestaan niet en hebben nooit bestaan.
Oidipous.
De overeenkomsten tussen de legende van Oidipous en de lotgevallen van Echnaton wil ik hierbij niet onvermeld laten. Beiden moordenaar van hun vader, echtgenoot van hun moeder, afgezet door woede van het volk, een strijd om de macht tussen twee broers, (Polinaikes en Eteocles, cq Smenchare enToetanchamon) en een oom (Kreon, cq Eje) die de macht greep. Van de twee broers kreeg er één een luxe begrafenis, de andere moest blijven liggen als voer voor de honden en vogels. De vondst van het graf van de eerste, Toetanchamon, in 1923, was de grootste archeologische sensatie in de afgelopen tweehonderd jaar. Antigone probeerde de andere broer alsnog te begraven en werd daarvoor ook gestraft. Als dat alles niet gebeurde in 1330 maar in 830 voor Christus, kunnen Griekse Tragedieschrijvers daaraan hun hart hebben opgehaald. Want de Grieken keken uiteraard net zo geïnteresseerd naar hun machtige buur, als wij naar de Amerikanen.
Ramses de Tweede.
Dus de Egyptische chronologie klopt niet en Velikovsky gaat zelfs zo ver een nog grotere tussenruimte te maken tussen de gangbare datering van een latere Farao, Ramses de Tweede (van de 19de dynastie), en zijn gewijzigde datering. Hij zou vijftig jaar na Echnaton aan de macht komen dus 780 voor Christus, maar op basis van de ontwikkeling van de Egyptische taal en lettertekens zat kennelijk meer dan vijftig jaar tussen de achttiende dynastie en Ramses II.
In Mesopotamië (zeg maar, het huidige Irak) waren in de zevende eeuw voor Christus de Assyriërs aan de macht. Zij bouwden hun hoofdstad in Ninive. Omringende rijken, van Meden (uit Perzië), Babylonieërs (Zuid-Irak) en Chaldeeën (Noord-Sirië en Turkije) trokken ten strijde en vernietigden Ninive en het Assyrische rijk in het jaar 612 vC. De belangrijkste partij hierin waren de Chaldeeën en zo werd Nebucadnesar koning van de Chaldeeën en tevens van Babylonië.
Necho.
De Egyptische farao maakte gebruik van het ontstane machtsvacuüm en trok op naar Palestina. Aanvankelijk lukte het om op te rukken tot in Sirië, tot aan de Eufraat. Toen hij een twee of drie jaar later opnieuw wilde oprukken, stuitte hij op de macht van Nebucadnesar en werd hij verslagen in de slag bij Karkemisj en hij werd terug naar Egypte gejaagd. Deze Farao wordt in de Bijbel Necho genoemd. De Griekse historicus Herodotus noemt hem Nekos. Nebucadnesar veroverde Jeruzalem en voerde welgestelden en handwerklieden af naar Babylonië. Toen het na jaren van schermutselingen nóg niet rustig was in Palestina besloot Nebucadnesar tegen Egypte op te trekken. Dat leidde niet tot een gewapende strijd, maar tot een wapenstilstand, waarbij Egypte alle aanspraken op het gebied van Palestina definitief opgaf in ruil voor vrede. Nebucadnesar kreeg daarna de vrijheid om Jeruzalem definitief te veroveren en de bevolking af te voeren naar Babylonië (het begin van de zogenaamde Babylonische ballingschap rond 587 vC.).
In de Egyptische archeologie is nauwkeurig gespeurd naar verwijzingen van de langdurige strijd die een farao Necho gevoerd zou hebben met Nebucadnesar. Hij moet lang aan de macht geweest zijn en zó machtig dat de koningen van Jeruzalem meenden op zijn steun te kunnen rekenen in hun conflict met Nebucadnesar. Er werd alleen een Nekau-Wehemibre gevonden, die burgerlijke activiteiten lijkt te hebben gehad, geen tempels, geen tempels, geen graf.
Mislukte veldtochten.
Van Ramses II zijn er deste meer monumenten en er zijn nogal wat overeenkomsten in zijn activiteiten en die van Necho. Rond het tweede jaar van zijn regering veroverde hij belangrijke delen van Palestina tot in Sirië. Hij plaatste een gedenkteken daarvan op een gedenkplaat in de buurt van Beirut.
In zijn vijfde jaar trok hij nogmaals op naar de Eufraat. In de slag bij Kadesj leed hij een pijnlijke nederlaag. Op de wanden van het Ramesseum in Thebe plaatste hij een beschrijving van deze slag. Hij vertelt hoe hij in de steek werd gelaten door belangrijke delen van zijn leger, maar hoe hij heldhaftig wist te ontsnappen aan een omsingeling. Ramses II trok zich terug na deze verloren slag bij Kadesj. Jarenlang hielden de vijandelijkheden in Palestina aan met wisselende successen, totdat na twintig jaar een overeenkomst werd gesloten tussen Ramses II en de koning van de Hettieten. Ik neem aan dat de slag bij Kadesj en bij Karkemisj dezelfde slag was en dat het verdrag tussen Ramses II en de koning van de Hettieten, Hattoesilis hetzefde verdrag was als dat tussen farao Necho en Nebucadnesar. Oftewel Ramses II was een tijdgenoot van Nebucadnesar en was aan de macht in rond 550 voor christus en niet rond 1250 voor Christus. Velikovsky schuift dus de regeringsperiode van Ramses II met maar liefst 700 jaar naar voren, en de Hettieten zijn dezelfden als de Chaldeeën.
Hele bibliotheken vol.
Het is nogal een ingreep in de gangbare geschiedenis. Het zou een herschikking van de gehele geschiedschrijving van het nabije oosten noodzakelijk maken en er zijn hele bibliotheken volgeschreven op basis van de oude dateringen. Ik moet aannemen dat in de komende cyclus drs de Wild uitgaat van de gangbare dateringen, maar ik wil eigenlijk een serieuzere weerlegging van de argumenten van Velikovsky en ik vind dat behandeling van Velikovsky's chronologie hoort in het standaardpakket van de oudheidkunde. Als het zo onzinnig is als sommigen beweren, dan moet dat aan te tonen zijn. Ik heb slechts een paar argumenten genoemd, maar er zijn véél meer aanwijzingen dat er in de gebruikelijke dateringen iets niet klopt. Ik heb al vijftien jaar gezocht naar weerleggingen van Velikovsky's theorie, maar die heb ik tot nu toe, afgezien van wat schimpscheuten, niet gevonden.
Eerlijk gezegd denk ik dat de gebruikelijke geschiedschrijvers met de mond vol tanden staan en liever hooghartig zwijgen dan zich door de rijstebrijberg van argumenten heen te eten. Ik denk eigenlijk dat er dappere oudheidkundigen nodig zijn die een herziening van de gebruikelijke chronologie durven aan te pakken.
Een veel uitgebreidere samenvatting (van plusminus 22 bladzijden) is te vinden op mijn website: http://henkspaan2.nl/velikovsky/00velikovsky.php.
Ik ben van plan naar de cyclus te gaan en ik hoop op zijn minst een beetje ruimte te krijgen voor argumenten voor een andere indeling van de geschiedenis dan de gebruikelijke.