Foto henk spaan

Teksten over Groenlinks

door Henk Spaan







Stellingen over de koers van GroenLinks (apr 2007)


1) Het programma van GroenLinks moet niet een samenraapsel zijn van de belangen van de meest uiteenlopende maatschappelijke groeperingen, of het nou de vakbonden zijn, Rover, de homo's, de allochtonen, de consumentenbond, uitkeringsgerechtigden of van wie dan ook. Juist het feit dat dit teveel het geval is geweest, maakt GroenLinks minder geloofwaardig dan nodig is. Problemen in gezondheidszorg? Tuurlijk joh, meer geld er bij! Problemen in het onderwijs? Wij pleiten allang voor ruimere budgetten! Allochtone jongeren?; WAO?; Openbaar vervoer? Voor alles hebben we een eenvoudige oplossing! Dat overtuigt niet.

2) Milieuproblemen, het te grote verbruik van grondstoffen en brandstoffen en de ongelijke verdeling van rijkdommen in de wereld zijn urgenter voor de maatschappij op dit moment dan de ongelijke verhoudingen binnen Nederland. Het zou goed zijn als een GroenLinks dat ondubbelzinnig zou zeggen, want veel mensen denken er zo over. Tot nu toe deed de partij dat niet uit angst om een deel van de kiezers kwijt te raken.

3) We gaan ervan uit dat de opwarming van de aarde een gevolg is van de menselijke activiteit. Een doorgaande ontwikkeling in die richting is riskant en moet worden afgestopt. Wetenschappelijk staat het verband tussen menselijk handelen en opwarming van de aarde niet honderd procent vast, maar GroenLinks vindt het verstandig het zekere voor het onzekere te nemen.

4) Zuinigheid met grondstoffen en brandstof moet een centraal punt zijn in het programma van GroenLinks. Het verbruik is te groot en neemt nog voortdurend toe. Het is logisch en rechtvaardig dat de verplichting tot zuinigheid zwaarder geldt voor de VS en het rijke West-Europa. De grootverbruikers moeten niet net zoveel, maar méér teruggaan in uitstoot van afvalstoffen dan andere, armere landen. Afkoopregelingen van "milieugebruiksruimte" zijn uit den boze.

5) Technologische vooruitgang is geen neutraal begrip. In de meeste gevallen komt het neer op schaalvergroting, grotere vervoerstromen, gebruik van meer materialen, vervanging van arbeid door kapitaalgoederen en grotere invoer van grondstoffen uit tweede- of derdewereldlanden. Wij zijn niet tegen technologische vooruitgang, maar vinden dat de schaduwzijden ervan te weinig aandacht krijgen en soms helemaal niet gezien worden.

6) De rijkdom van het westen (met name West-Europa en Verenigde Staten) is gebaseerd op import van goederen uit armere landen. Het is niet overdreven te stellen dat onze rijkdom hun armoede is. Het probleem zit vaak verborgen in ongunstige prijsverhoudingen. De sterkste partijen hebben nou eenmaal de macht op hun wil op te leggen aan anderen en die macht gebruiken ze (we).

7) GroenLinks is geen aanhanger van het streven naar mondialisering en openheid van wereldmarkten. Vrije handel tussen landen heeft soms voordelen, maar soms moet een land het recht hebben om de interne markt te beschermen door importbeperkingen op te leggen. Polen moet het recht hebben zijn boeren te beschermen, zoals ook Nederland zijn boeren beschermd heeft. Daarmee erkennen wij het nut van handelsbeperkingen en van prijsverschillen tussen landen, bij uitstek de heilige huisjes van de pleitbezorgers van vrijhandel.
Als er strenge regels moeten zijn, dan in de eerste plaats tegen het dumpen van overschotten vanuit de rijke landen op de markt van arme landen.

8) Zuinigheid met brandstof en andere grondstoffen betekent logischerwijze ook een pleidooi voor budgettaire zuinigheid. Sommige milieumaatregelen zijn in de uitvoering zo duur dat goedkopere en geleidelijker maatregelen de voorkeur verdienen.
Die zuinigheid zou een goed argument zijn geweest tegen het omploegen van de Betuwe ter wille van een zogenaamd 'schone' Betuwelijn van Rotterdam naar het Roergebied.

9) De meest voor de hand liggende stap naar een wereld die zuiniger omgaat met milieu en grondstoffen is het drastisch terugdringen van het autoverkeer, zowel voor personenvervoer als voor vrachtvervoer. Niet in relatieve maar in absolute cijfers. Wie de maatregelen nemen moet en welke maatregelen precies, komt pas op de tweede plaats. Mensen, bedrijven en overheid moeten minder gebruik maken van auto's op korte termijn. Als dat lukt zijn nieuwe wegen en bredere wegen niet meer nodig. GroenLinks hoopt dat over tien jaar mensen verbaasd zeggen: Hee, je hoort eigenlijk nooit meer wat over files!

10) Er zijn talloze maatregelen te bedenken om autoverkeer terug te dringen (het vorige verkiezingsprogramma heeft er een paar bladzijden vol mee), maar het simpelst lijkt toch een drastische verhoging van de benzineprijs. Als de mensen daardoor hun gedrag niet veranderen, is het kennelijk niet genoeg en moet de prijs nog verder omhoog. GroenLinks moet hiervoor pleiten en op die manier het maatschappelijke draagvlak versterken voor een ontwikkeling die kant op. (Ook zonder zo'n pleidooi van GroenLinks moeten we trouwens rekening houden met hogere olieprijzen).

11) Voor vliegverkeer geldt uiteraard dezelfde noodzaak tot beperking als voor autoverkeer. En ook hierbij geldt: dat het minder moet staat bovenaan, hoe het minder moet, staat ter discussie.

12) GroenLinks publiceerde vorig jaar een brochure over groene economie, dat begon met de opmerking dat wij geen moralisten willen zijn. Wijnand Duyvendak zei in de inleiding: "Dat groene moralisme, dat alles tot individuele verantwoordelijkheid reduceert, is eigenlijk GroenRechts". Ik ben het daarmee niet eens. Moralisme in het dagelijks leven is vervelend. Van Wijnand Duyvendak persoonlijk verwacht ik ook niet dat hij links en rechts familieleden, vrienden of buren berispend toespreekt. Maar dit is nou juist een taak voor een politieke partij. Die kan zeggen dat maatschappelijke organisaties (bedrijven, overheden én individuele burgers) hun gedrag moeten veranderen. Als je dit eenvoudig wegzet als GroenRechts, zeg je eigenlijk: met gedragsverandering willen we niks te maken hebben.

13) Een pleidooi voor minder verspilling en voor minder en duurder auto- en vliegverkeer is geen moralisme maar heeft een belangrijke politieke functie. Daardoor kan het onderwerp worden van een maatschappelijk debat. Als GroenLinks daaraan vasthoudt kan dat politieke en morele rugdekking geven aan daadwerkelijke maatregelen van een regering (in welke samenstelling dan ook). Er is nog heel wat argumentatie en debat nodig om de enorme weerstand te overwinnen tegen maatregelen die het autoverkeer belemmeren. Als zelfs GroenLinks realistisch wil zijn en niet de moralist wil uithangen, dan zal er van die duurzaamheid, waar iedereen de mond vol van heeft, niets terecht komen.

14) Bovenstaande punten hebben tamelijk ingrijpende gevolgen voor de economie. Het wordt tijd om duidelijk te stellen dat economische groei voor GroenLinks niet langer een doelstelling is. Wij streven hooguit naar behoud van huidig welvaartspeil met in de toekomst gebruik van steeds minder middelen. En op bepaalde punten is zeker een beperking nodig. Het is een illusie te denken dat groei in ontwikkeling van milieuvriendelijke technieken zal opwegen tegen de noodzakelijke krimp in andere delen van de economie.

15) Aangezien inzet van menselijke arbeid in veel gevallen milieuvriendelijker is dan inzet van steeds grotere en zwaardere machines (waarmee het nut van machines overigens niet ontkend wordt) is het nuttig iets aan de kosten van arbeid te doen. We moeten onderzoeken hoe belasting op arbeid kan veranderen zodat het voor ondernemers minder aantrekkelijk of minder noodzakelijk wordt om arbeid te vervangen door machines.

16) Een pleidooi voor minder verspilling, voor beperking van consumptie en voor rondkomen met minder is voor sommigen moeilijk te verteren. Zonder te willen terugvallen op de ouderwetse linkse slogan: "Haal het geld maar bij de rijken en bij defensie", moeten we toch vaststellen dat de verschillen in rijkdom in Nederland in de afgelopen jaren veel te groot zijn geworden. Het ineenstorten van het communisme lijkt alle gêne en voorzichtigheid bij rijken, managers, directeuren (profvoetballers !) en dergelijken te hebben weggenomen. De 'graaicultuur' moet gestopt worden om te beginnen met een herinvoering van het hoogste belastingtarief.

17) Maar werknemers moeten ook ermee rekening houden te leven met minder consumptie goederen, ten eerste omdat dat wenselijk is en ten tweede omdat dat onvermijdelijk is. Want de openstelling van internationale markten kan een bedreiging worden van werkgelegenheid in West-Europa en kan een aantasting worden van de bevoorrechte positie van de westeuropese arbeidersklasse.

18) Een veel gehoorde oplossing voor de toenemende concurrentie vanuit andere delen van de wereld is dat Nederland zich moet toeleggen op hoogwaardige technologieen. Dat is een oplossing voor mensen met een hoge opleiding, maar niet voor mensen zonder zo'n opleiding. Dat zijn er veel en dat zullen er veel blijven. Een aantal grote partijen heeft zich in het hoofd gehaald dat de leerplicht omhoog moet naar 23 jaar in de hoop dat heel nederland ingenieur zal worden, leidinggevende, advocaat of ontwerper. Dat zal niet lukken, omdat heel veel mensen dergelijk werk niet willen of niet kunnen doen. Met een langere leerplicht zal de vroegtijdige uitval uit opleidingen en de onwil en het verzet alleen maar stijgen. Misschien wordt het wat als we de docenten rangen geven: sergeant, luitenant, kapitein en kolonel.

19) Er moet voldoende werk zijn voor mensen met een lagere opleiding of voor allochtonen die moeite hebben zich een plaats te veroveren in de Nederlandse samenleving. Er moet meer 'gewoon' werk zijn en het 'gewone' werk moet beter beloond worden.

20) Er is in Nederland een groeiende groep mensen aan het werk met opeenvolgende korte contracten gevolgd door een periode werkloosheid en dan weer een nieuw contract telkens op minimum niveau. Deze mensen hebben weinig bescherming tegen werkloosheid of tegen ziekte, zij bouwen geen pensioen op en krijgen geen periodieke loonsverhogingen. Zij zijn gekleefd tegen de onderkant van de maatschappij en hun positie verdient onze aandacht. Wij vinden dat de flexibiliteit van deze groep (bv. het feit dat voor hen geen ontslagregelingen nodig zijn) gecompenseerd moet worden met een hogere beloning dan diegenen met een vaste aanstelling.

21) De discussie in GroenLinks over insiders en outsiders op de arbeidsmarkt en over ontslagrecht en flexibilisering van de arbeidsmarkt moet beginnen met een open debat met het AVV (alternatief voor vakbond). Wij moeten niet toestaan dat de gevestigde vakbonden de discussie smoren met hun verontwaardiging en hun geroep van "schande". Op dit punt slaat het manifest van de kritische groenlinksers de plank mis. Zij ontkennen in feite dat er belangentegenstellingen zijn tussen oud en jong en in en out en zij vinden dat GroenLinks geen kritiek mag leveren op onze "natuurlijke" bondgenoten, de vakbeweging.

22) Het programma van GroenLinks is op sommige punten in zijn formulering en ook in zijn gevolgen radikaal. Dat radicale is alleen aanvaardbaar als het gekoppeld is aan een ondubbelzinnige afwijzing van elke vorm van radicalisme. Na de moord op Theo van Gogh maakte Femke Halsema met nederlandse en allochtone vrouwen een vrouwenappel tegen radicalisering. Dat appel keerde zich tegen radicalisering in moslim-kringen maar ook in kringen die zich juist tegen 'vreemdelingen' keerden. Prima, maar merkwaardig genoeg ontbrak een zin over de radicalisering in onze eigen kring, van de milieuvrienden en wereldverbeteraars. Te gauw was vergeten dat Pim Fortuijn vermoord was door een radicale milieuvriend. Het kan geen kwaad nog eens op het gevaar van dit radicalisme te wijzen en ons er tegen uit te spreken.