Motie van orde (februari 1984)
(voor de vierde congresdag van het 29e partijcongres op 26 februari 1984).
Het 29e partijcongres, bijeen op 26 februari in Amsterdam, stelt na drie dagen discussie vast dat het onmogelijk is om een overtuigende meerderheid te vinden voor een nieuw partijprogramma, en besluit om discussie en besluitvorming over de resterende vier hoofdstukken van het ontwerp-program voor onbepaalde tijd op te schorten.
Toelichting.
Wat iedereen van tevoren intuïtief wel kon vermoeden is na drie volle dagen discussie onmiskenbaar duidelijk geworden: Het bediscussiëren en vaststellen van een nieuw partijprogram is voor de CPN op dit moment een te zware klus. We kunnen niet om de constatering heen dat we met dit ontwerp-partijprogram teveel hooi op onze vork hebben genomen. Dat hoeft ook niemand te verbazen, want veel van de discussies waar we het nu over hebben zijn pas losgekomen rondom of na 1980, en je kan dan ook niet verwachten dat al drie jaar later het verleden van de CPN op een degelijke manier verwerkt kan zijn en dat nu al een nieuwe theoretische basis gelegd kan zijn voor activiteiten van de partij voor de komende jaren. Het loskomen van de discussie zoals die ook in de afgelopen drie dagen gevoerd is, kan gezien worden als een zeer positieve ontwikkeling, maar we zullen ook moeten toegeven dat het theoretisch niveau van de discussie te wensen overlaat, en ook dat het praktisch nut ervan soms twijfelachtig is.
Het forceren van conclusies in een discussie die nog maar nauwelijks begonnen is, kan daarom alleen maar leiden tot scheuringen en frustraties. Daarom lijkt het mij op dit moment verstandiger om de behandeling van de rest van het ontwerp-program op te schorten en er op korte termijn niet weer over te beginnen. Dit om bovengenoemde principiële reden, maar ook om de praktische reden, dat we er ook met een extra dag waarschijnlijk wéér niet uitkomen, want er zijn in ieder geval nog twee hete hangijzers, namelijk de weg naar het socialisme (parlementair of revolutionair) en de linkse samenwerking.
Het is zinloos om de stem-marathon voort te zetten, want het is inmiddels wel duidelijk dat de meningen verdeeld zijn en ook hoe de krachtsverhoudingen tussen de huidige stromingen ongeveer liggen. De situatie heeft nu geleid tot een loopgravenoorlog die beide partijen slechts verdere verliezen belooft. Een nieuwe doorbraak zit er niet in, laat staan dat er een werkelijke nieuwe overeenstemming in de partij zou kunnen ontstaan (,wat toch eigenlijk de basis zou moeten zijn van een nieuw partij-program). Er zijn wel mensen die zeggen dat de CPN het niet kan maken om zonder program het congres af te sluiten. Daarmee zouden wij voor mensen buiten de partij elke aantrekkingskracht verliezen. Ik denk dat het omgekeerd is: we verliezen aantrekkingskracht als we doorgaan met discussiëren tot iedereen er tabak van heeft en we worden interessanter als we leren om op tijd een punt te zetten achter een discussie die niets nieuws meer belooft. Dat is de situatie nu, het abrupte eind van de vorige congresdag kwam niet zozeer door de principiële onaanvaardbaarheid van het besluit, maar meer doordat de verhoudingen inmiddels al zonneklaar waren geworden en veel mensen het verder wel voor gezien hielden. En zo denk ik er eerlijk gezegd ook over, hoe nuttig de eerste drie dagen ook waren.
Het blijft dan natuurlijk nog wel de vraag wat we nog wél kunnen doen als we de program-diskussie opschorten. Die opschorting hoeft niet te leiden tot demoralisering en inactiviteit. Er zal een situatie ontstaan waarin onduidelijkheid blijft bestaan over de te volgen koers, maar waarin we kunnen kijken welke initiatieven min of meer spontaan ontstaan op afdelingsniveau of landelijk, en welke daarvan succes opleveren. Zo gaat het trouwens meestal, want nieuwe theorieën of initiatieven moeten niet eerst in een program worden vastgelegd, maar moeten eerst in de praktijk op bruikbaarheid getoetst worden. Verder hebben we kunnen leren uit de voorafgaande discussies, dat we niet teveel ineens moeten bespreken. In plaats van het bespreken van twintig kwesties op één congres kunnen we voortaan beter één of een paar kwesties werkelijk goed doorpraten, zodat er nog concrete activiteiten uit voortvloeien ook. En de meest brandende kwestie die we dan zouden kunnen behandelen lijkt mij de kwestie van de partij-organisatie.
Het is pas een werkelijke vernieuwing als we besluiten om over een half jaar een congres te houden over de organisatie, en over nieuwe statuten. Want op dat punt is de afgelopen tijd het meest spaak gelopen:
- in de verkiezingsprocedure voor congresdelegaties;
- in de status van meerderheidsbesluiten (wat is het standpunt van de partij ?), en in de rechten van minderheden;
- in de mogelijkheid voor leden om hun opvattingen onverkort en onveranderd naar voren te brengen binnen de hele partij;
- in de taakverdeling tussen afdelingen, districten en partijtop;
- in de machtsverdeling tussen bestuurders en leden;
- in de status van een (het) partijblad;
- en ten slotte in de functie en de frequentie van congressen.
De discussie over deze punten moet snel beginnen, want hoe vaak we ons ook op de borst kloppen over het proces van vernieuwing, de democratisering van de partij is nog geen stap vooruit gekomen en de doorzichtigheid van de besluitvorming lijkt nog net zo ver te zijn als vijf jaar geleden. Iedereen zal inzien dat dit een aantal pittige discussies zal opleveren, maar het is in ieder geval minder hoog gegrepen dan wat we nu wilden, een kompleet socialistisch program. Ik denk dat we in de belangrijkste punten van deze discussie wel een overeenstemming kunnen bereiken van de partij (een overeenstemming die ook nodig is omdat voor het vaststellen van statuten altijd minstens een twee-derde meerderheid vereist is). Bovendien zullen in deze organisatiediscussie de scheidslijnen heel anders blijken te liggen dan nu tussen "horizontalen" en "vernieuwers". Dat zou ook een vooruitgang betekenen.