Eeuwen in Chaos


Portret van I. Velikovsky

Een samenvatting van het historische werk van Immanuel Velikovsky

Hoofdstuk VI. Ramses II en zijn tijd


In 1978 publiceerde Velikovski "Ramses II en zijn tijd". Met dit boek zette hij zijn onderzoek naar de chronologie van de oude geschiedenis voort. Hij was zich ervan bewust dat als je de geschiedenis van een aantal landen verschuift met zeshonderd jaar, je niet kan volstaan met het vergelijken van een periode van pakweg honderd jaar, maar dat er ook voor de hele rest van de tijd overeenkomsten moeten zijn. Want als er ergens aantoonbaar geen overeenkomst te zien is, dan valt het hele betoog in duigen. Dan moeten overeenkomsten tussen de koningin van Sheba en Hatsjepsoet toch toegeschreven worden aan het toeval. In "Ramses II en zijn tijd" belicht Velikovski de periode van rond 1250 v.C. (Egypte) en 600 v.C. (de Bijbel).

Necho en Nebukadnesar
Rond 600 v.C. wankelde het Assyrische rijk en het stortte ineen. Vanuit het zuiden veroverden Babyloniërs Ninivé en vanuit het Noorden groeide de militaire macht van het Chaldeeuwse rijk onder koning Nebukadnesar. Nebukadnesar ontwikkelde grote macht en werd ook koning van Babylon. Hij kreeg een macht die voor een langere periode in het gebied van Judea in evenwicht werd gehouden door het leger van de farao die in de bijbel Necho wordt genoemd. Necho kennen we ook via de Griekse historicus Herodotus die hem farao Necos noemt. Hij is de zoon en opvolger van Psammeticus.
Nebukadnesar was machtig, veroverde uiteindelijk Jeruzalem, maar was lange tijd bevreesd voor Necho met wie hij uiteindelijk een of ander overeenkomst afsloot (ten koste van het Joodse volk). Maar terwijl Nebukadnesar van zijn heldendaden en veroveringen uitvoerig verslag deed op bouwwerken, in inscripties en in beeldhouwwerken, is van zijn tegenhanger in Egypte vrijwel geen spoor te vinden. Alles wat er in de moderne geschiedschrijving te vinden is over Necho, wordt ontleend aan de bijbel en aan Herodotus. Er zijn in Egypte sporen gevonden van een Nekau Wehembire, maar dat is zo weinig dat het om een minder belangrijk persoon lijkt te gaan.
In 608 v.C. trok Necho op naar de Euphraat en hij beheerste het gebied van Juda tot in Syrië. Enkele jaren was Egypte aan de macht in Palestina, maar na drie jaar leidde een tweede inval van Necho tot een veldslag die gewonnen werd door Nebukadnesar. Deze slag vond volgens het bijbelboek Jeremia plaats aan de Euphraat bij Karkemish. In de jaren hierna wisselde de macht nog enkele keren. In 597 v.C. bracht Nebukadnesar Zedekia aan de macht in Jeruzalem, maar die kwam, tegen alle waarschuwingen van de profeet Jeremia in, acht jaar later weer in opstand tegen Nebukadnesar; hij deed dat in de hoop op hulp van Necho. Deze rukte wel op, maar leverde geen slag en kwam tot een overeenkomst, waarin hij zijn aanspraken op Palestina opgaf in ruil voor vrede met de koning van Chaldea / Babylon. Deze vrede ging ten koste van Jeruzalem, dat direct na deze overeenkomst ingenomen werd door Nebukadnesar. Nebukadnesar voerde de bevolking van Jeruzalem weg naar Babylonië. Het was het begin van de Babylonische ballingschap, waarvan pas vijftig jaar later de eersten terugkeerden.

Ramses II
Necho liet geen sporen na in Egypte, maar van Ramses II zijn er des te meer. Ramses II was farao tussen ongeveer 1290 en 1220 voor Christus. Hij was een van de meest praalzieke farao's en liet talrijke gebouwen en monumenten na. Talrijk zijn ook de verslagen van zijn veldtochten. We zullen kijken of hij en Necho misschien dezelfde geweest kunnen zijn. Ook in dit geval zijn er weer heel wat overeenkomsten tussen het oude Egypte en het bijbelverhaal van 600 jaar later. Ramses zegt dat hij in zijn tweede jaar optrok tot aan Oegarit en dat hij in zijn vijfde jaar nogmaals optrok, maar dat hij in een veldslag bij de stad Kadesj verslagen werd door de koning van Hatti, ook wel de koning van Kheta. Historici hebben zich lang afgevraagd waar dat Kadesh gelegen kan hebben en men kwam tot de conclusie dat het een stad was aan de Orontes, een rivier bij de Middellandse-Zeekust in Syrië, waar twee rivierarmen samenkomen. Velikovski acht dit onwaarschijnlijk gezien de beschrijving die Ramses II gaf van de ligging van de stad, aan vier kanten omgeven door water en omdat op de bewuste plek aan de Orontes niet de resten zijn gevonden van een ommuurde stad. De door Ramses II gegeven beschrijving van de stad en van het verloop van de strijd sluit daarentegen wel aan bij de ligging van Karkemish in een lus in de rivier de Euphraat.
Na de nederlaag heeft Ramses II vier jaar nodig om nogmaals op te trekken naar Judea, waar hij gedenktekens achterlaat van zijn aanwezigheid in zijn negende jaar. Op een muur van de grote tempel in Karnak staat de tekst van een vredesverdrag dat Ramses II tenslotte, negentien jaar na zijn eerste veldtocht sluit met de koning van de Kheta. Uit het verdrag blijkt duidelijk dat Palestina en Syrië niet meer behoren tot Egypte; de grenzen worden vastgelegd en er worden afspraken gemaakt over de uitruil van gevangenen en over een menselijke behandeling van gevangenen. De volgorde van gebeurtenissen in de tijd van Ramses II en die van farao Necho komen nauwkeurig met elkaar overeen.

Ramses II en Hattoesilis
Wie was de tegenstander van Ramses II? Van het hoogland in wat nu Turkije is, waren al langere tijd onbekende schrifttekens bekend. Dezelfde schrifttekens werden later ook gevonden in Noord Syrië, bij de Euphraat en in Babylon. Rond 1870 werd de theorie ontwikkeld dat de Kheta uit het verdrag van Ramses II, de Hettieten waren die nu en dan in het oude testament worden genoemd. Zij worden onder andere eerder in deze samenvatting vermeld bij de belegering van Samaria door de Syrische koning Ben Hadad.
Men kreeg het vermoeden dat de schrifttekens ook van hun waren en al gauw sprak men over het vergeten rijk van de Hettieten. Thoetmosis III vermeldde in zijn annalen Hatti als eerste, latere farao's tot en met Ramses II vermeldden Hatti regelmatig. Maar rond 1200 v.C. schreef Ramses III dat Hatti verpletterd was. Assyrische annalen spreken over de Hatti tot aan het jaar 717 v.C. toen een Assyrische koning de Hatti onder de voet liep.
Alle onzekerheid over het bestaan van de Hettieten werd weggenomen toen in 1906 in Boghazkoi in Midden Turkije ruïnes werden gevonden met een grote hoeveelheid beschreven kleitabletten. Daarop stond onder andere een Babylonische kopie van de tekst van het verdrag dat Ramses II had geplaatst op de muren van de tempel in Karnak. In Karnak heette de verdragspartner van Ramses "de koning van Kheta" in de Babylonische spijkerschriftversie Hattoesilis. De datering van de tabletten was daarna voor iedereen duidelijk, ook al was het merkwaardig dat de vondsten een nauwe relatie leken te hebben met Assyrisch materiaal van enkele honderden jaren later en in sommige opzichten verder ontwikkeld leken te zijn dan de Assyrische teksten. In Boghazkoi werd ook de tekst gevonden van een autobiografie van Hattoesilis. Deze autobiografie toont wederom een aantal overeenkomsten tussen Hattoesilis en wat we weten over het leven van Nebukadnesar en in ieder geval zijn er geen onoverkomelijke tegenstrijdigheden.
Het vergeten rijk van de Hettieten is volgens Velikovsky niet anders dan de Chaldeeuwse dynastie die tot ontwikkeling kwam niet 550 jaar vóór, maar direct ná het uiteenvallen van het Assyrische rijk. Deze Chaldeeuwse dynastie had haar centrum in het midden en oosten van wat nu Turkije is. Nebukadnesar was de Hettitische koning Hattoesilis die grote gebieden veroverde en die ook koning werd van Babylon. Na zijn dood viel de Chaldeeuwse dynastie weer vrij snel uit elkaar. Croesus, de koning van de Lydiërs (het westen van het huidige Turkije) verwoestte in 546 v.C. de stad Pteria, een stad die precies lag op de plaats waar in het Hettitische rijk de hoofdstad Hattoesas (bij Boghazkoi) had gelegen. In datzelfde jaar werd Lydië op haar beurt binnengevallen door de Perzische koning Cyrus. Dit komt weer overeen met de vermelding van Ramses III rond 1200 v.C. dat Hatti verpletterd was. Dat was ongeveer vijftig jaar nadat Nebukadnesar aan de macht kwam. Het Chaldeeuwse volk en de Chaldeeuwse cultuur bleven nog lang bestaan, tot in het begin van onze jaartelling, maar niet meer als wereldmacht.

De Hettieten
Het is interessant om na te gaan wat de theoriën waren over de gevonden uitingen van Hettitische kunst en cultuur. Rond 1834 werd de vondst wereldkundig gemaakt van ruïnes in Boghazkoi en van rotssculpturen daar in de buurt. De theoriën waren aanvankelijk dat het ging om afbeeldingen van Lydiers (uit het zuidwesten van Turkije) en Phrygiërs of van Perzen of van Mediërs of van de Lydische koning Croesus en de Perzische koning Cyrus. In ieder geval allemaal daterend uit een periode ergens tussen 800 en 600 voor Christus. De paleisruïne in Boghazkoi vertoonde ook sterke gelijkenis met een paleis in Ninivé, gebouwd door de Assyrische koning Sanherrib in 700 voor Christus.
Rond 1870 leerde men hiëroglyfen lezen en bleek dat de Hettitische afbeeldingen en schrifttekens afkomstig waren van de tegenstander van Ramses II en daarom werd de ouderdom ervan met zes- tot zevenhonderd jaar verhoogd. Er waren experts die volhielden dat de stijl van de afbeeldingen, motieven en allerlei details onmiskenbaar kwamen uit een tijd tussen de tiende en zesde eeuw voor Christus. Maar toen in 1906 de archieven van de koningen van Kheta werden gevonden met de copie van het verdrag tussen Hattoesilis en Ramses II, verstomden alle bezwaren tegen de theorie van een Hettitisch rijk. De cultuur van Boghazkoi was uit dezelfde tijd als die van Ramses II en niemand twijfelde eraan dat dat ongeveer 1250 voor Christus was.
De conclusie dat Ramses net zo 'jong' was als Hattoesilis werd door niemand getrokken, ook al zou dat heel veel ongerijmdheden en ruzies tussen oudheidkundigen oplossen. Velikovsky geeft veel voorbeelden van die ongerijmdheden. Een daarvan zien we bij de opgravingen in Gordion een stad 130 kilometer ten westen van Boghazkoi. Gordion was de hoofdstad van het Phrygische rijk, het rijk van koning Gordias en later van koning Midas. Het bestond vanaf 800 tot ongeveer 690 v.C., toen Kimmeriërs de stad veroverden. Bij opgravingen bleek dat de resten van Gordion bedekt waren door een drie meter dikke laag klei waarin zich vrijwel alleen Hettitische resten bevonden. Dat de resten van een beschaving uit 1200 v.C. zich bevonden boven de resten van een koninkrijk uit 750 v.C., verklaarde men eruit dat de Perzen die er later kwamen, kennelijk kleigrond van elders hebben aangevoerd om er hun nieuwe stad op te bouwen. Daarvoor moeten dan miljoenen tonnen klei-achtige grond over een flinke afstand verplaatst zijn ! Dit nog afgezien van het feit dat er dan geen sporen meer te vinden zijn van het Chaldeeuwse rijk van Nebukadnesar dat tussen het Phrygische rijk en de komst van de Perzen zijn bloeiperiode kende.
Een andere ongerijmdheid is wat een vooraanstaand Turks archeoloog Ekrem Akurgal verklaarde, namelijk dat ondanks ijverig speurwerk in de vorige eeuw, in het Turkse hoogland geen sporen van beschaving gevonden zijn die kunnen worden toegewezen aan de jaren tussen 1200 en 750 voor Christus. Deze periode is gehuld in duisternis, een duisternis die we ook terug zien in de 'duistere eeuwen' in de Griekse geschiedenis na de ondergang van de Myceense beschaving.

Oudere en jongere voorwerpen
De ongerijmdheden zijn talloos en komen steeds voort uit het feit dat op één plek van voorwerpen gevonden zijn uit een oude tijd (bijvoorbeeld uit 1200 v.C. uit Egypte of Mycene) tezamen met voorwerpen van 600 jaar later, bijvoorbeeld het graf van een Phoenicische koning Ahiram in Biblos. Daarin lagen voorwerpen uit de tijd van Ramses II en aardewerk uit Mycene, dus uit 1200 v.C., maar ook vazen die duidelijk Cypriotisch waren uit de zevende eeuw voor Christus. De deskundigen konden het niet eens worden over hoe oud het graf werkelijk was. Sommigen meenden dat het een oud graf was en dachten dat dieven oude voorwerpen hadden weggehaald en er nieuwere voor in de plaats hadden gezet; anderen meenden dat het een jonger graf was, waarin inbrekers tijdelijk voorwerpen van een oudere oorsprong hadden opgeslagen. De verwarring werd nog vergroot doordat in het graf teksten met Hebreeuwse letters stonden met waarschuwingen het graf niet te schenden en dat het een graf was voor koning Ahiram van Gwal (Biblos). Sommigen zagen er het bewijs in dat het alfabetische Hebreeuwse schrift veel ouder was dan tot dan toe was aangenomen.
En hoe ging het verder met Nebukadnesar en farao Necho? In de bijbel doen Jeremia en Ezechiël de voorspelling dat Nebukadnesar het land van Egypte zou veroveren, maar historici zeggen nog steeds dat niet bekend is of Nebukadnesar ooit Egypte binnen gevallen is. Een huwelijksstele van Ramses II in Karnak verhaalt hoe in zijn 34ste jaar de koning van Hatti naar Egypte kwam om zijn dochter aan Ramses ten huwelijk te geven, terwijl van Nebukadnesar een beschadigd stuk tekst bewaard is gebleven met daarop dat hij in zijn 37ste jaar naar Egypte ging. Wat hij daar ging doen is niet duidelijk uit de tekst. Het lijkt erop dat Ramses II en Nebukadnesar vriendschappelijke betrekkingen bleven onderhouden en dat Ramses II trouwde met een dochter van Nebukadnesar. De vriendschappelijke betrekkingen duurden totdat de Chaldeeuwse / Hettitische dynastie ten einde kwam.