Een waterstofeconomie
Jaap Dirkmaat kritiseerde ook het feit dat waardevolle landbouwgrond nu wordt volgezet met zonnepanelen. Om de helft van de energiebehoefte met zonneenergie op te wekken, zou 25.000 hectare grond nodig zijn. Dat is een strook van tien bij vijfentwintig kilometer. En die komen dan op plekken die door landbouw het minst intensief gebruikt worden, oftewel de landschappelijk meest waardevolle gebieden. In plaats daarvan moet de overheid zorgen dat ze op platte daken terecht komen.
Afgezien van het feit dat zonnepanelen vier keer zo efficient zijn als je ze plaatst in droge, warme gebieden, op woestijn grond. De overheid moet zich concentreren op grote projecten daar. Dan kunnen de mensen dáár er geld mee verdienen. De projectjes in gemeenten, in buurten en van individuen noemde hij geklungel. Zo zal je over vijftien jaar zien dat het allemaal niets geholpen heeft. Om te vergroenen zijn we bezig de wereld, de omgeving verder aan te tasten.
In plaats van het gepruts met accu's en batterijen en dure apparaten moeten we naar een waterstof economie. Voor het produceren van waterstof heb je veel energie nodig; energie die ruim beschikbaar is de woestijn. Daar moet je dus ook waterstoffabrieken neerzetten. Dan kunnen de schepen die nu olie hierheen brengen, voortaan tanks met waterstof aanvoeren. Daar komt nogal wat bij kijken want waterstof is buitengewoon explosief. Als het lukt dat rendabel te maken hebben we meteen een schone brandstof want het afval ervan is water. Tot nu toe is er nog geen overheidsbeleid om de waterstof productie te onderzoeken en te ontwikkelen. Daar wreekt zich het gebrek aan regie.
En zoals zonnepanelen moeten komen op platte daken en in warme landen, moeten windmolens niet op het land, maar op zee geplaatst worden.