Stukken / Stukjes

door Henk Spaan




Hoe oud is de Egyptische geschiedenis?


De Myceense beschaving
In 1870 begon de Duitse amateur-archeoloog / rijke zakenman Heinrich Schliemann te zoeken naar de plek waar Troje gelegen zou kunnen hebben. In 1873 ontdekte hij wat hij “de schat van Priamus” noemde. Kennelijk had Troje écht bestaan en de verhalen van Homerus waren niet puur gebaseerd op de fantasie van de schrijver. Overigens bleek later dat Schlieman had gezocht in een laag die veel ouder was dan het Troje uit de Trojaanse oorlog.
Vervolgens ging Schliemann zoeken op de plaats waar de overwinnaar in de Trojaanse oorlog, Agamemnon, gewoond moest hebben. Hij vond Mycene en ook elders vond men restanten van de Myceense beschaving, op afbeeldingen en vooral aardewerk. Tot dan toe had men geen goed beeld van de Griekse geschiedenis vóór de zevende eeuw VC. (vóór Christus; ik zal die term niet steeds herhalen)
Het aardewerk uit Mycene en uit de lagen eronder noemde Schlieman achtereenvolgens laat Helladisch I, II en III. Griekse archeologen zagen dat het Griekse aardewerk uit bijvoorbeeld Athene (het “Geometrisch”) sterk beïnvloed was door het Helladische aardewerk. Men nam aan dat dat afkomstig was uit de periode van de elfde tot de zevende eeuw VC.

De achttiende dynastie.
Dat dacht men totdat in 1890 de Engelse Egyptoloog Flinders Petrie in Egypte de stad Achetaten ontdekte in het dorp El Amarna. De stad was gesticht door Farao Echnaton, de “ketterse” Farao van de bekende 18e dynastie. De Egyptologen hadden op dat moment een chronologie die terug ging tot 3000 VC., gebaseerd op de indeling in dynastieën die de Griekstalige Egyptenaar Manetho gemaakt had in 250 VC.
In Achetaten werd veel Myceens aardewerk gevonden. Dus Farao’s van de 18e dynastie waren tijdgenoten van de Myceners. Op dat moment concludeerde men dat het Laat-Helladisch aardewerk niet kwam uit de negende, maar de veertiende eeuw. Cecil Torr was een kenner van Grieks en Myceens aardewerk. Hij verzette zich fel tegen deze nieuwe datering. Hij zag dat er een begrijpelijke en continue ontwikkeling was van het Helladisch naar het Geometrisch aardewerk en dat er ook overlapping tussen beide stijlen was. Hij accepteerde die vroegere datering van de Myceense beschaving niet, ook al, omdat er nergens sporen waren van een beschaving uit de tussenliggende 500 jaar.
In het debat delfde hij het onderspit. Want de chronologie van de Egyptologen bleek onaantastbaar. Zo ontstonden er duistere eeuwen in Griekenland. Ook in andere beschavingen waarvan de dateringen waren opgehangen aan de Egyptische chronologie vond men vergelijkbare gaten in de geschiedenis. Men ontdekte dat kennis, gebruiken en bijvoorbeeld werktechnieken uit oude perioden konden verdwijnen om dan plotseling vijf honderd jaar later weer op te duiken.

Ages in Chaos.
In 1952 publiceerde Immanuel Velikovsky zijn boek “Ages in Chaos”, waarin hij beweerde dat in de gangbare beschrijving van de Egyptische geschiedenis een fout zat van 500 jaar. Daarmee beweerde hij hetzelfde als wat Cecil Torr beweerd had. Met name de 18e Dynastie moest gedateerd worden rond de 9e eeuw in plaats van de 14e eeuw. Daarmee zou ook de bijbelse geschiedenis in overeenstemming kunnen worden gebracht met de Egyptische. De koningin van Sheba die in de bijbel op statiebezoek kwam bij Salomo, de koning van Israël, zou dezelfde zijn als Hatsjepsoet, de enige vrouwelijke Farao van de 18e dynastie. Op de muren van het grafmonument van Hatsjepsoet staat een uitgebreide beschrijving van een bezoek dat zij bracht aan het land Poent. Velikovsky beweerde dat Hatsjepsoet de koningin van Sheba was en dat Poent het land was van Salomo. Haar opvolger, Toetmoses III viel enige tijd later Israël binnen en plunderde de tempel en het paleis van Salomo in Jeruzalem. Op een muur van de tempel in Karnak beeldde Toetmoses III de oorlogsbuit af, die hij meebracht uit een veldtocht in Palestina. De beschrijving van die buit komt tot in details overeen met de beschrijving in de bijbelboeken “Koningen” en “Kronieken” van de inhoud van de tempel van Salomo en van zijn paleis. De bijbel zegt dat de Egyptische koning Sisak het paleis en de tempel plunderde. Velikovsky concludeerde dat Sisak Toetmoses III was.
Historici hebben lang gezocht naar wie de koningin van Sheba geweest kan zijn, waar het land Poent gelegen kan hebben en ook wie die Sisak geweest kon zijn. Velikovsky was een fantast en kon niet gelijk hebben, want de Egyptische 18e dynastie was honderden jaren ouder dan de koningen van Jeruzalem. Tot op de dag van vandaag hebben historici die raadsels nog niet opgelost.
Een correctie van de Egyptische chronologie zou ook de chronologie van het Assyrische rijk met de Egyptische chronologie in overeenstemming kunnen brengen.
We beschikken over een betrouwbare lijst met Assyrische koningen tot in ieder geval 911 VC en een redelijk betrouwbare lijst tot in het tweede millennium. Austen Layard deed in de 19e eeuw onderzoek in de Assyrische stad Nimrud. Die stad werd gesticht rond 900 en Layard vond er talrijke voorwerpen uit de 18e dynastie, ook scarabeeën van Amenhotep III (ook 18e dynastie). Die verklaarde men als erfstukken uit 1400 VC. Dat is een mogelijkheid, maar waarom vond men er dan geen erfstukken van de 19e of de 20e dynastieën, of waarom werden er dan geen erfstukken uit de 18e dynastie gevonden op locaties in Assyrië die ouder waren dan Nimrod?. De conclusie dringt zich op, dat Nimrud uit 900 in dezelfde tijd bestond als de 18e dynastie. Ook de Assyrische chronologie vraagt om een herziening van de Egyptische.

De negentiende dynastie, Ramses II.
Velikovsky zette zijn theorie verder uiteen in 1977 met de publicatie van “The peoples of the sea” en in 1978 met “Ramses II and his time”. Velikovsky schoof niet alleen de 18e dynastie 500 jaar naar voren, ook veranderde hij de volgorde tussen de dynastieën zoals Manetho had neergezet. De gangbare geschiedschrijving gaat nog steeds uit van die volgorde van Manetho. Velikovsky verplaatste de 19e, de 20e en de 21e dynastie naar een veel latere periode (tussen de 7e en 4e eeuw VC). Hij verklaarde dat de 18e dynastie werd opgevolgd door de 22e (Lybische) dynastie in de 8e en 7e eeuw. In die tijd plaatst ook de gangbare Egyptologie deze 22e dynastie. Er waren heel wat voorwerpen uit de 22e dynastie die overeenkomsten vertoonden met die van de 18e dynastie en soms werden ze met elkaar verward.

Boghazkoy.
Het meest controversiële deel van het werk van Velikovsky was zijn verplaatsing van de 19e dynastie (Ramses II) van de 13e eeuw naar de 6e en 7e eeuw.
In 1906 had de Duitse archeoloog Winkler in Boghazkoy in centraal Turkije een onbekende beschaving ontdekt, de stad Hattusa. Op grond van overeenkomsten van die cultuur met Assyriërs, Babyloniërs en de Phrygische stad Gordion ging men aanvankelijk ervan uit dat deze onbekende cultuur stamde uit de zesde of zevende eeuw. Totdat men in de archieven van Hattusa de tekst ontdekte van een vredesverdrag van koning Hattusilis met Farao Ramses II. Die Babylonische tekst kwam precies overeen met het verdrag dat Ramses II in het Egyptisch had geschreven op de muur van de tempel van Amon in Karnak. De Egyptische tekst spreekt over het land Kheta en Assyrische bronnen word hetzelfde gebied Hatta genoemd. Men verbond dat met een naam van een volk dat in de bijbel Hettieten wordt genoemd. Door de ontdekking in Hattusa kon het Hettitische rijk niet langer geplaatst worden in de zesde of zevende eeuw, maar het moest verhuizen naar de 13e eeuw zoals eerder Troje en Mycene moesten verhuizen naar de 14e eeuw, op basis van de Egyptische chronologie.

650 jaar verschil.
In de gangbare indeling komt de 19e dynastie na de 18e, maar de verschillen in cultuur, schrifttekens en woordenschat zijn aanzienlijk. De 22e dynastie vertoonde overeenkomsten met de 18e, maar de 19e dynastie juist niet. De belangrijkste farao van de 19e dynastie was Ramses II van wie in de bijbel geen spoor te vinden is, hoewel hij Israël gepasseerd moet zijn in zijn conflicten en in zijn betrekkingen met de Hettitische koning. Ramses II heeft lang geregeerd en was de meest praalzieke van alle farao’s. Overal liet hij zijn sporen na. De bijbel kent slechts farao Necho die rond 600 VC grote militaire operaties uitvoerde in Israël, Syrië en bij de Eufraat. Van hem zijn in Egypte geen monumenten van betekenis te vinden. Velikovsky zei dat Ramses II dezelfde was als Necho uit de bijbel en de tweede farao van de 26e dynastie, Nekau. Het gat met de gangbare dateringen wordt daardoor al 650 jaar.
Dat gat werd zelfs 800 jaar doordat Velikovsky Ramses III van de 20e dynastie gelijkstelde aan Nectanebo I van de 30e dynastie, waarover Griekse historici schreven.

Society for Interdisciplinary Studies.
Velikovsky ontmoette veel vijandigheid in de wetenschappelijke wereld, maar kreeg ook aanhang bijvoorbeeld in Engeland. Daar werd in 1975 de S.I.S opgericht, de Society for Interdisciplinary Studies. Die vereniging noemde zichzelf interdisciplinary, omdat zij zich niet alleen met geschiedenis bezighield, maar ook met geologie en de invloed van hemellichamen op het aardoppervlak.
Toen Velikovsky in 1977 en 1978 zijn nieuwe boeken presenteerde, ging hij ook bij sommige aanhangers te ver. Peter James en David Rohl probeerden ook veranderingen aan te brengen in de gangbare chronologie van het nabije oosten. In 1978 presenteerden zij hun ideeën op een conferentie in Glasgow die was georganiseerd door de S.I.S.. Peter James noemde de opvattingen van Velikovsky “desastrously extreme” en David Rohl herschikte de oude geschiedenis in een lijvig boek waarin slechts één keer een verwijzing stond naar het werk van Velikovsky (hoewel uiteraard iedereen zich afvroeg waar zijn theorie paste of juist níet paste in het werk van Velikovsky).
James wilde de 18e dynastie en de diplomatieke brieven die gevonden waren in Achetaten, verschuiven naar de twaalfde eeuw, Rohl naar de elfde eeuw. Geen van beide slaagde erin het gat te dichten tussen de 18e dynastie en de bijbel en de geschiedenis van Hellas en Griekenland. Beiden handhaafden de indeling in dynastieën van Manetho en probeerden met duwen en trekken de gaten in de geschiedenis te dichten.
Het tijdschrift van de S.I.S. verscheen vanaf januari 1976 naar schatting 3, 4 keer per jaar.
Vanaf de “Glasgow-conference” in 1978 besteedde het veel aandacht aan de voor- en tegenargumenten van de theorieën van Velikovsky en de voor- en nadelen van alternatieve chronologieën. Dit maakte duidelijk dat een herziening van de oude geschiedenis niet eenvoudig was. Ieder argument ontmoette bezwaren.
Sinds 2018 gaf Trevor Palmer in een reeks artikelen in het SIS-tijdschrift, “Chronology and Catasatrophism Review” een uitgebreid overzicht van alle argumenten die in de loop van ruim veertig jaar genoemd waren voor de een of de andere herziening van de geschiedenis, maar ook tegen welke herziening dan ook. Het lukte Palmer niet daarbij een keuze te maken. Het lukte mij evenmin de verschillende bijdragen op waarde te schatten. Daarvoor was meer kennis nodig dan ik had en gedetailleerd onderzoek. Ik volstond met het maken van een samenvatting van de theorieën die Velikovsky in de loop van zijn leven geformuleerd had. De alternatieve chronologieën zoals die van Peter James en David Rohl kon ik eerlijk gezegd niet erg serieus nemen. Als iemand beweert dat Willem van Oranje een tijdgenoot was van Adolf Hitler (370 jaar verschil), dan denk ik niet dat de waarheid waarschijnlijk in het midden ligt. Het verhaal klopt of het klopt niet.

Biblically Inerrant Chronology.
Niet lang geleden kreeg de tijdsindeling van Velikovsky steun uit een andere hoek. De Canadees Alan Montgomery schreef in 2019 “Ages in order; A Velikovskyan revision”. Deze deskundige op het gebied van de bijbelse geschiedenis gaat uit van een “biblically inerrant chrolology” (BIC), een chronologie die niet afwijkt van de bijbel. Volgens Montgomery was de bijbel niet slechts een uitdrukking van de geloofsovertuigingen van het Joodse volk en van het christendom, maar ook een betrouwbaar verslag van historische gebeurtenissen. Montgomery geeft de voorkeur aan bijbelse bronnen boven wereldse bronnen; Als bijbelse data ontbreken, kunnen andere bronnen gebruikt worden; met name noemt hij daarbij de Joodse historicus Josephus die in het jaar 94 “Oude geschiedenis van de Joden” schreef.
Montgomery put ook rijkelijk uit archeologische bronnen van de afgelopen ruim honderd jaar en vindt daarin meer bevestiging dan afwijking van de bijbelse geschiedschrijving.
Montgomery begint met het conflict tussen Cecil Torr, (de kenner van Helladisch en Geometrisch aardewerk), en Flinders Petrie (Egyptoloog). Niet de Helladische cultuur moest verhuizen naar de 14e eeuw, de 18e dynastie moest verhuizen naar de 9e eeuw. Daardoor zou de Egyptisch geschiedenis ook in overeenstemming gebracht worden met de bijbelse geschiedenis (koningin van Sheba, Hatsjepsoet, Toetmoses III, farao Sisak, de verwoesting van de tempel van Salomo).

De Hettieten.
Ook verdedigt Montgomery in tegenstelling tot veel anderen de verdere verschuiving van de 19e dynastie (Ramses II) naar de 6e eeuw; daarmee verplaatste hij tevens het rijk der Hettieten naar diezelfe periode. Zoals al eerder gezegd, zijn de verschillen in kunstvormen, woordkeuze en schrifttekens tussen 18e en 19e dynastie veel groter dan door een tijdsverschil van enkele tientallen jaren verklaard kunnen worden.
Ook zijn er aanwijzingen dat de vondsten van de Hettitische cultuur veel jonger zijn dan men aanneemt. Uit talloze voorbeelden kunnen we een paar noemen. De stad Gordion ligt ten westen van Hattusa. Hij werd gesticht door de Phrygische koning Gordias en zijn zoon koning Midas. Na de tweede wereldoorlog begon de Amerikaanse archeoloog Young daar te graven. In de derde laag (van bovenaf) vond hij materiaal dat verbonden kon worden met de Phrygische koning Midas. Via Grieks aardewerk kon het gedateerd worden uit 8e eeuw. Daarboven lag laag II, een laag van vier meter dik dat veel Hettitisch materiaal en Hettitische schrifttekens bevatte. De laag dáárboven vertoonde duidelijk sporen van de Persische invloed. De Persische koning Cyrus de Grote had in 548 de stad veroverd. Hoe kwam die laag met Hettitisch materiaal terecht tussen laag I en laag III? De opgraver Young meende dat dit het werk geweest moet zijn van de Perzen. Voor de verplaatsing van de gigantische hoeveelheid grond over vele kilometers afstand kan geen enkele reden gevonden worden. Het lijkt toch makkelijker om te twijfelen aan de datering van het Hettitische rijk, en verbonden daarmee aan de datering van het koningschap van Ramses II. In Hattusa zelf vond men iets vergelijkbaars: in de bovenste laag vond men laat-Phrygische resten vermengd met Griekse inscripties, oftewel van 6e tot 4e eeuw. In de laag daaronder vond men veel Hettitische resten, dus uit de 13e eeuw, maar met daartussen ook huizen met Grieks aardewerk dat niet ouder kon zijn dan de 8e of 7e eeuw. De opgravers konden niet goed uitleggen waarom de bewoners uit de 7e eeuw nou juist veel oud materiaal uit de 13e eeuw hadden bewaard en geen materiaal uit de tussenliggende perioden. De Turkse archeoloog Akurgal merkte op dat in het centrale plateau in Turkije, het gebied van de Hettieten, geen enkel spoor te vinden is van bewoning tussen 1200 en 750 VC.

Negentiende na de achttiende.
Montgomery vraagt zich af wat de bewijzen zijn dat de 19e dynastie direct volgde op de 18e dynastie. Daarvoor zijn een aantal aanwijzingen. Op sommige plekken vond men Myceens aardewerk samen met een scarabee met de naam “User Maat Re Setepenre”, een van de namen die Ramses II gebruikte. Dat gold als bewijs van een verband tussen Ramses II en de 18e dynastie. Montgomery ontdekte dat deze naam ook werd gebruikt door Farao’s van de 22e dynastie. Dus dat bewijs is niet overtuigend. Heel vaak vond men resten van Ramses II in een laag uit de ijzertijd (600) en dan zocht men al te gemakkelijk een verklaring dat deze voorwerpen door latere bewerking van de bodem waren terechtgekomen in een opgravingslaag van een later tijdperk. Van de ijzertijd neemt men doorgaans aan dat die na 800 begon, na de bronstijd. Op wikipedia vind ik dat de ijzertijd in midden europa begon rond 800 voor Christus, soms iets vroeger, soms iets later. Maar er staat ook dat dat begin in het nabije oosten wordt geschat op 1200 voor Christus. Ik heb een vermoeden wat de achtergrond kan zijn van die andere datering.
Degenen die vasthielden aan de gangbare volgorde van dynastieën gingen meestal niet in op de bewering van Velikovsky dat schrifttekens en taalgebruik van Ramses II sterker afwijken van die van de 18e dynastie dan door enkele tientallen jaren verklaard kan worden

De bijbel een fantasie.
Er zijn veel aanwijzingen dat Ramses II en de Hettieten geplaatst moeten worden in de 6e eeuw. Dat zou betekenen dat in de gangbare datering van de Egyptische dynastieën een zo grote fout zit, dat de geschiedschrijving van het Midden Oosten een onbegrijpelijke brei is geworden. Zo konden in 2001 Finkelstein en Silberman in “The bible unearthed” tot de conclusie komen dat de bijbel een fantasie is, geschreven rond de 7e eeuw om het Joodse volk een heldhaftige geschiedenis te geven, na de vernietiging in 722 VC van het noordelijke deel van Israel rond de stad Samaria door de Assyrische koning Sargon II. Het zuidelijke deel Juda rond de stad Jeruzalem bleef bestaan.
Finkelstein beweerde dat Jacob en Jozef nooit naar Egypte gingen, Moses leidde niet de Exodus uit Egypte, Jozua leidde niet de verovering van het land Canaan en David en Salomo waren niet koningen van een machtig rijk. Nergens vonden zij bevestigingen van deze beweringen, integendeel.
Verdedigers van een Biblically Inerrant Chronology konden dit (uiteraard) niet aanvaarden. Zij wijzen er bijvoorbeeld op dat de Pentateuch, dat zijn de vijf oudste boeken van de Israëlische bijbel, in tegenstelling tot latere bijbelboeken regelmatig Egyptische namen, plaatsen en gebruiken noemen. Het zijn bewijzen van Egyptische invloed en deze bijbelboeken zijn dus ouder dan de rest. Dat Finkelstein en Silberman geen bewijzen vinden voor de bijbelse geschiedenis, kan veroorzaakt zijn door de foute datering in de Egyptische geschiedenis.
De bewering van Finkelstein en Silberman doet mij teveel denken aan de opvatting van de wetenschap van vóór 1870, dat de Ilias en de Odyssee louter gebaseerd waren op de fantasie van Homerus. En ik kan daaraan toevoegen: dat de legende over Oidipous louter gebaseerd zou zijn op het literaire werk van de Griekse schrijvers Sophokles, Euripides, Aischylos en Aristophanes, die allen over Oidipous schreven. Velikovsky beweerde dat dat ging over de wederwaardigheden van de farao van de 18e dynastie, Echnaton.

Het jaar 1200 voor Christus.
De onjuiste datering van Egyptische dynastieën “veroorzaakte” ook het ontstaan van oude beschavingen elders in het nabije oosten, beschavingen die op een bepaald moment verdwenen moeten zijn om een aansluiting te vinden aan de archeologisch recentere resten van die beschavingen. Dat verdwijnpunt is het jaar 1200 voor Christus geworden, een moment dat de geheimzinnige “Zeevolken” oorlog voerden in het Middellandse zeegebied. Farao Ramses III voerde strijd met hen, de Hettitische beschaving ging ten onder; De Trojaanse oorlog vond kort daarvoor plaats, gevolgd door het verdwijnen van Troje en Mycene, de verliezers én de overwinnaars. Ergens in deze periode vermoeden velen dat de Exodus van het volk van Israël moet hebben plaatsgevonden. Maar over wie die zeevolken waren, waar zij vandaan kwamen en waar zij gebleven zijn, kunnen de historici het niet eens worden. Dat jaar 1200 heeft nooit bestaan en de zeevolken waren vermoedelijk mensen uit Griekenland en de Eilanden in het Middellandse Zeegebied die rond 500 steeds invloedrijker werden.

Nieuwe argumenten.
Het nieuwe van de bijdragen van Roger Waite in de recente “Chronology and Catastrophism Review” en de daarin uitgebreide aanhaling van het werk van Alan Montgomery, was de stelligheid waarmee Waite teruggrijpt op het gehele werk van Velikovsky. Waite en Montgomery wijken op detailpunten af van het werk van Velikovsky, maar noemen vooral ook nieuwe argumenten die Velikovsky’s werk bevestigen.
Ik neem aan dat ik in deze nieuwe bijdragen over het werk van Velikovsky lees wat ik erin wíl lezen. De ordening die Velikovsky heeft aangebracht in de oude geschiedenis lijkt af en toe zó overtuigend en zoveel begrijpelijker dan de gangbare, dat ik wíl dat het klopt. De datering van de Egyptische 18e dynastie en daarmee ook de datering van het Myceense beschaving moet herzien worden. Waite en Montgomery leveren daarvoor uitgebreide strikt archeologische, stratigraphische argumentatie. En dan neem ik hun opvatting dat de geschiedschrijving niet mag afwijken van de tekst van de bijbel, voor lief.

Literatuur.
Finkelstein, I and Silberman, N.A. -- The Bible Unearthed; 2001.
James, Peter – Centuries of Darkness; 1992.
Montgomery, Alan – Ages in order; 2019. www.rogerswebsite.com/Velikovsky/Alan/AgesinOrder.pdf Rohl, David – A test of time; 1995.
S.I.S. -- Chronology and Catastrophism Review.
Torr, Cecil – Memphis and Mycene; 1896.
Velikovsky, Immanuel – Ages in Chaos; 1953.
Velikovsky, Immanuel – Peoples of the sea; 1987.
Velikovsky, Immanuel – Ramses II and his time; 1988.
Waite, Roger – Comparing revised chronologies and determining which works best;
Chronology and Catastrophism Review, 2021:2.