Stukken / Stukjes

door Henk Spaan




Het Alfabet (jan 2020)

In de NRC van zaterdag 4 januari stond een artikel over het ontstaan van het alfabet geschreven door een deskundige op het gebied van oude talen, directeur van het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (NINO) en docent aan de Universiteit Leiden, Willemijn Waal. Zij schrijft over het raadsel dat het Griekse alfabet weinig voorgeschiedenis lijkt te hebben op het moment dat Homerus rond 700 voor Christus zijn Ilias en de Odyssee schreef in een taal en met een alfabet dat hoog ontwikkeld blijkt te zijn. Alfabet en taal van Homerus lijkt te zijn geboren als volwassene. Waal zoekt naar de voorgeschiedenis van dit Grieks, maar vindt geen schriftelijke bronnen. Waal denkt dat die oudere bronnen er moeten zijn geweest al zeker in het jaar 1000 voor Christus. Zij zegt dat er weinig bewijzen gevonden zijn van primitievere vormen van het Grieks maar zegt dan: "de afwezigheid van een bewijs is geen bewijs van afwezigheid". Verder komt zij eigenlijk niet.
Het is merkwaardig dat Waal weliswaar het Lineair B noemt, het schrift van de Myceense beschaving, maar zij gaat daarop verder niet in. De Myceense beschaving was volgens historici ten onder gegaan rond het jaar 1200 voor Christus. Toen begin jaren vijftig het Lineair B ontcijferd werd bleek het tot ieders stomme verbazing een vroege vorm van het Grieks te zijn, met daarin de namen van plaatsen in de Myceense tijd en met namen bekend uit de Griekse mythologie. Het is zonneklaar dat het lineair B een vroege bron is van het Grieks. Maar Waal gaat ervan uit, dat dat niet mogelijk is want het Lineair B verdween compleet in 1200 voor Christus. Dus is zij op zoek gegaan naar andere bronnen.

Het verbaast mij dat de tegenwoordige oudheidkundigen nog steeds worstelen met dit bijna onoplosbare raadsel en daarbij voorbijgaan aan een veel elegantere oplossing die al bekend is sinds het midden van de vorige eeuw. In "Eeuwen in Chaos" presenteerde Immanuel Velikovsky zijn opvatting dat het Lineair B, de directe voorganger is van het Grieks van Homerus. Hij beweerde dat de ondergang van de Myceense beschaving niet plaatsvond in 1200 vChr, evenmin als de Trojaanse oorlog, maar veel later, pakweg 800 voor Christus. Homerus schreef niet over een oorlog van 500 jaar geleden, maar over een voor hem recenter gebeurtenis. De oorzaak van deze vergissing is het feit dat er een door iedereen erkende verbinding is tussen de Myceense beschaving en de 18e dinastie van de Egyptische farao's. Die dinastie wordt ten onrechte gedateerd in de periode tussen 1400 en 1200 voor Christus en daardoor moet er in de Griekse geschiedenis een donkere periode worden ingevoerd van 400 à 500 jaar. Die donkere periode bestaat niet. Dat blijkt ook al uit de talloze aanwijzingen van de nauwe overeenkomsten tussen de Myceens-Griekse cultuur en de Helleens-Griekse cultuur die na 700 voor Christus met name in Athene tot bloei kwam. Dit beweerde Velikovsky, die in de vijftiger jaren in de wetenschap door velen als een gevaarlijke gek werd beschouwd. Toch heeft zijn theorie heel wat minder ongerijmdheden dan de gangbare geschiedschrijving die geheel is opgehangen aan de Egyptische chronologie. En zo zitten Nederlandse oudheidkundigen anno 2020 nog steeds hun tijd te verprutsen met speuren naar een vroeg Griekse cultuur. Hoe lang moet dat nog duren?

Overigens ga ik elders op mijn web-site dieper in op dit onderwerp bij mijn stukken over de geschiedopvatting van Immanuel Velikovsky.