Foto henk spaan

Teksten over Groenlinks

door Henk Spaan





De nieuwe partijraad (juni 2010)

In de pauze van de partijraad, die zaterdag 26 juni voor het eerst bijeenkwam in de nieuwe samenstelling, zei iemand dat ik zo rustig was en of er iets aan de hand was. Ik zei dat ik interessante informatie had gekregen en dat ik daartegen geen bezwaar had en geen enkele aanvechting had om iets te zeggen.
Na de pauze was het tijd voor discussie en mijn irritatie liep in een hoog tempo op, zodat ik al snel weer net zo boos werd als ik in het verleden wel eens geweest ben. Ik zal proberen op een rijtje te zetten waar mijn boosheid vandaan kwam.
Drie inleidingen voor de pauze gingen over voor en nadelen van CO2 opslag onder de grond, na de pauze gaven twee GroenLinks parlementariërs hun mening. Vervolgens verliep de discussie volgens een patroon waar ik mij zo aan ergerde. Deskundige 1 zegt iets, deskundige 2 reageert, parlementariër 1 reageert, vraag uit de zaal, parlementariër 2 antwoordt, parlementariër 1 voegt toe, deskundige 2 is het niet helemaal eens met deskundige 3 enzovoort, enzovoort.
Ik kan mij voorstellen dat een studiebijeenkomst over het noordelijk wortelknobbelaaltje volgens zo’n patroon verloopt, maar ik denk niet dat de partijraad hiermee genoegen moet nemen.
De partijraad en de leden van de partijraad moeten geen bewonderende toehoorders zijn, zij moeten deelnemen aan het debat, ze moeten hun eigen meningen of twijfels onder woorden brengen, ze moeten een andere wending kunnen geven aan het ping-pongspel van deskundigen en politici.
De nieuwe partijraad kwam voor het eerst bij elkaar. Als die partijraad een plaats wil veroveren in het politieke debat binnen GroenLinks, dan moeten de leden van de partijraad elkaar leren kennen, met elkaar in debat gaan, ik denk eigenlijk dat ze moeten leren om met elkaar van mening te verschillen.
Als het goed is moeten we na een aantal bijeenkomsten wat patronen gaan herkennen in de samenstelling van de partijraad: die en die vinden dat we te liberaal geworden zijn, die en die vinden dat we niet groen genoeg zijn, met allerlei variaties ertussen. En dan toch naar elkaar luisteren,
op elkaar reageren en waarschijnlijk stappen vooruit maken en nieuwe openingen vinden.
De samenstelling van de partijraad is een beetje een toevallige greep uit het ledenbestand van GroenLinks. Het zijn niet de mensen die in Den Haag, in Utrecht of in Amsterdam het beleid bepalen van GroenLinks. Maar juist daarom kan de partijraad binnen de organisatie belangrijk zijn. Dat hangt van de leden van de partijraad af: hoe gaan zij de discussie met elkaar en met anderen voeren. Dat moet niet afhangen van de vraag welke sprekers er zullen worden uitgenodigd.

Toen ik zei in Zwolle en in Overijssel dat ik wel weer in de partijraad wilde als afdeling en provincie daarmee akkoord gingen, voegde ik toe dat ik wilde proberen om met mijn ervaring in de afgelopen vier jaar de discussie in de partijraad wat ‘losser’, wat ‘opener’ te maken. Ik zei dat het belangrijk is hoe de vergaderingen worden voorbereid en worden voorgezeten. Na mijn boosheid van afgelopen zaterdag kan ik daar niet meer onderuit: als ik zoveel commentaar heb op de gang van zaken, dan zal ik me kandidaat moeten stellen voor een plaats in het bestuur van de partijraad. Eerlijk gezegd denk ik dat ik daarin wel een nuttige bijdrage kan leveren en dat ik me dan niet zo boos meer hoef te maken.
Overigens kan ik ook begrijpen als mensen in de partijraad toch liever een wat bedachtzamer persoon in het bestuur zullen kiezen.

Tenslotte wil ik nog iets opmerken over de discussie over de opslag van CO2 onder de grond. Ik geloof dat ik het wel eens ben met de opstelling van GroenLinks hierover: dat we niet tegen experimenten zijn, maar dat we CO2 opslag zeker niet propageren omdat andere maatregelen belangrijker zijn.
Iemand wilde in de discussie een voorschot op een toekomstvisie formuleren over energiegebruik en broeikasgassen en dergelijke. Dat was voor mij aanleiding om puntsgewijs mijn eigen voorschot op een visie op papier te zetten (alleen maar in woeste kreten):
- minder rijden;
- minder vliegen;
- op den duur zullen we weer meer “met onze handen” moeten doen;
- een verlaging van wat nu het welvaartspeil genoemd wordt, is waarschijnlijk en wenselijk;
- toekomstmodellen van energiegebruik over vijftig of honderd jaar zijn niet realistisch. Realistischer is het te beseffen dat op een of andere manier de wal het schip wel zal keren.
- er komt een tijd dat ons huidige wegennet veel te groot blijkt te zijn.